ECLI:NL:RBAMS:2020:2215

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8035947 CV EXPL 19-19425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek en ambtshalve toetsing in geschil over ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Direct Pay Services B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van twee facturen, die voortvloeiden uit overeenkomsten die de gedaagde partij met T-Mobile had gesloten. De gedaagde partij had niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst door T-Mobile. De kantonrechter had eerder, op 15 oktober 2019, de eisende partij in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken, maar de gedaagde partij had hierop niet gereageerd.

De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de vordering van de eisende partij gebaseerd was op onredelijk bezwarende bedingen. De eisende partij beroept zich op artikel 5.3 van de algemene voorwaarden van T-Mobile, waarin staat dat T-Mobile gerechtigd is de overeenkomst te ontbinden bij niet-betaling. De kantonrechter oordeelde echter dat het onbetaald laten van één factuur niet voldoende was om de overeenkomst te ontbinden, zowel op basis van de algemene voorwaarden als op basis van de wet. De bepaling uit de algemene voorwaarden werd als oneerlijk beschouwd en buiten toepassing gelaten.

Uiteindelijk werd de vordering van de eisende partij met betrekking tot de resterende termijnen van de telecommunicatiediensten afgewezen, maar werd de onbetaald gelaten factuur van € 47,19 en een deel van de factuur van € 232,30 dat betrekking had op de resterende termijnen van het toestel toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van in totaal € 225,31, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij werd ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.W.J. Ros in het openbaar.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8035947 CV EXPL 19-19425
vonnis van: 28 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

Direct Pay Services B.V.

gevestigd te Barendrecht
eisende partij
gemachtigde: Webcasso B.V.
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te [plaats]
gedaagde partij
procederend in persoon

Verder verloop van de procedure

Bij tussenvonnis van 15 oktober 2019 is eisende partij in de gelegenheid gesteld om het bijgevoegde informatieformulier in te vullen en dit ingevulde formulier en de daarin aangegeven stukken in het geding te brengen, en een kopie hiervan aan gedaagde partij te sturen met de mededeling dat deze hierop kan reageren.
Eisende partij heeft op de rolzitting van 12 november 2019 een akte ingediend. Gedaagde partij heeft hierop niet gereageerd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eisende partij stelt dat gedaagde partij op 18 april 2017 twee overeenkomsten met T-Mobile heeft gesloten: een overeenkomst tot levering van mobiele telecommunicatiediensten en een toestelovereenkomst. De overeenkomsten zijn tot stand gekomen in een verkoopruimte van 2Call Services te Den Haag. Aangezien gedaagde partij niet aan diens betalingsverplichtingen voldeed, heeft T-Mobile ingevolge artikel 5.3 van de algemene voorwaarden van T-Mobile de overeenkomst tot levering van de mobiele telecommunicatiediensten met ingang van 28 mei 2018 ontbonden. De resterende maandtermijnen voor de koop van het toestel zijn ineens in rekening gebracht.
Eisende partij heeft onder meer een kopie van de door gedaagde partij ondertekende overeenkomst overgelegd, alsmede de facturen waarop de vordering is gegrond.
Eisende partij vordert in deze procedure twee facturen: een factuur van 20 september 2018 ten bedrage van € 47,19 en een factuur van 18 oktober 2018 ten bedrage van € 232,30. In laatstgenoemde factuur zit begrepen de resterende termijnen van het toestel, alsmede de resterende termijnen voor de telecommunicatiedienstenconform die eisende partij conform Rapport Ambtshalve Toetsing heeft gematigd.
De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691) ambtshalve te beoordelen of de vordering gebaseerd is op onredelijk bezwarende bedingen. Eisende partij beroept zich op primair op artikel 5.3 van de algemene voorwaarden van T-Mobile, waarin - kort gezegd en voor zover hier van belang - is bepaald dat T-Mobile gerechtigd is de overeenkomst zonder tussenkomst van de rechter te ontbinden als de klant de in rekening gebrachte kosten niet betaalt. Subsidiair beroept eisende partij zich op schadevergoeding op grond van de wet. T-Mobile heeft de overeenkomst vroegtijdig ontbonden onder verwijzing naar artikel 5.3 voornoemd c.q. naar de wet. Daarmee lijkt T-Mobile echter te miskennen dat de wettelijke regeling inhoudt dat een tekortkoming de ontbinding moet rechtvaardigen. In het onderhavige geval heeft gedaagde partij één factuur onbetaald gelaten.
Nu eisende partij, ondanks daartoe bij vonnis van 15 oktober 2019 in de gelegenheid te zijn gesteld, geen andere facturen heeft overgelegd noch enige uitleg heeft gegeven over de tekortkoming, wordt geoordeeld dat het onbetaald laten van één factuur onvoldoende rechtvaardiging is voor (de vergaande gevolgen van) ontbinding van de overeenkomst, zowel op grond van de algemene voorwaarden als op grond van de wet. De bepaling uit de algemene voorwaarden wordt als oneerlijk beschouwd en buiten toepassing gelaten. De vordering van eisende partij met betrekking tot de resterende termijnen van de telecommunicatiediensten wordt afgewezen.
Gelet op het voorgaande is alleen de onbetaald gelaten factuur van € 47,19 toewijsbaar en het deel van de factuur van € 232,30 dat ziet op de resterende termijnen van het toestel. In totaal gaat dat om een bedrag van € 47,19 + € 178,12 = € 225,31.
De hoogte van de buitengerechtelijke kosten wordt aangepast naar het toegewezen deel van de hoofdsom en het eventueel meer gevorderde wordt afgewezen. Voor zover een bedrag aan vervallen rente is gevorderd wordt dat afgewezen, omdat dat bedrag over een te hoge hoofdsom is berekend. De rente wordt toegewezen over de resterende hoofdsom vanaf de datum van de dagvaarding.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van:
- € 225,31 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten, die tot op heden aan de zijde van eisende partij worden begroot op € 121,00 aan griffierecht, € 85,18 aan explootkosten en € 72,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde partij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat gedaagde partij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.