ECLI:NL:RBAMS:2020:2220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
8172996 CV EXPL 19-24246
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering wegens onvoldoende onderbouwing en informatieverstrekking in een consumentenzaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 16 april 2020 een vonnis gewezen in een consumentenzaken. De eisende partij, ANWB B.V., had bij dagvaarding van 12 november 2019 gevorderd dat de gedaagde partij, die niet verschenen was, zou worden veroordeeld tot betaling van € 190,00 aan hoofdsom, met nevenvorderingen. Aangezien de gedaagde partij niet tijdig had geantwoord of om uitstel had gevraagd, werd er verstek verleend.

De kantonrechter oordeelde dat voor een goede beoordeling van de vordering alle relevante feiten en stukken moesten worden overgelegd. De eisende partij had echter nagelaten om essentiële informatie te verstrekken, zoals de datum waarop de overeenkomst tot stand was gekomen en of aan de wettelijke informatieverplichtingen was voldaan. De kantonrechter merkte op dat de eisende partij niet had aangetoond dat de overeenkomst online was gesloten en dat de bevestiging van de overeenkomst niet was overgelegd.

Door het ontbreken van deze informatie kon de kantonrechter niet beoordelen of de eisende partij had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek, met name de (pre)contractuele informatieverplichtingen. Gezien deze tekortkomingen werd de vordering afgewezen als onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter heeft de eisende partij ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij, die tot op heden op nihil zijn begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8172996 CV EXPL 19-24246
vonnis van: 16 april 2020
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

ANWB B.V.

gevestigd te 's-Gravenhage
eisende partij
gemachtigde: A. Niekus
t e g e n

[gedaagde partij]

wonende te Amsterdam
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 12 november 2019 heeft eisende partij gevorderd dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van € 190,00 aan hoofdsom, met nevenvordering(en), één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde partij heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Om de vordering te beoordelen moet de kantonrechter beschikken over de feiten en stukken die voor de beslissing in deze consumentenzaak van belang zijn. Welke feiten en stukken dat zijn, kan onder meer worden afgeleid uit de vragen van het door deze rechtbank op de website beschikbaar gestelde en in de periode van 1 juli 2019 tot 1 oktober 2019 bij tussenvonnis aan repeatplayers verstrekte informatieformulier voor consumentenverstekzaken, maar volgt ook uit de wet. Alle in dat formulier gevraagde informatie moet worden verstrekt en alle daarin aangegeven stukken moeten worden overgelegd, daar waar nodig voorzien van een toelichting.
Eisende partij stelt bij dagvaarding niet wanneer de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, alleen dat deze al ‘lange tijd geleden is gesloten’. Wat onder lange tijd geleden moet worden verstaan is niet duidelijk. Uit de volgens eisende partij op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden die dateren uit 2019 kan evenwel worden opgemaakt dat de overeenkomst in - althans niet vóór - dat jaar tot stand is gekomen.
Eisende partij stelt dat de overeenkomst online is gesloten. In dat geval dient eisende partij te stellen en te onderbouwen dat aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen is voldaan. Eisende partij stelt en onderbouwt hierover niets.
Voorts heeft eisende partij op grond van artikel 6:230v lid 7 BW de verplichting om de consument binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst op afstand op een duurzame gegevensdrager een bevestiging van de overeenkomst, met daarin in ieder geval alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie, te verstrekken. De overeenkomst dan wel een bevestiging daarvan als bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW heeft eisende partij niet overgelegd.
Niet gesteld is of de vordering al dan niet is gebaseerd op (oneerlijke) bedingen uit de algemene voorwaarden en zo ja, op welke.
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat eisende partij niet alle voor de beoordeling van belang zijnde informatie heeft gesteld en de vordering onvoldoende heeft onderbouwd met onderliggende stukken. Hierdoor kan de kantonrechter niet ambtshalve beoordelen of eisende partij heeft te voldoen, en zo ja, heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen.
De vordering wordt daarom afgewezen als zijnde onvoldoende onderbouwd.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagde partij, die tot op heden worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.