ECLI:NL:RBAMS:2020:2254
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking ontslag op staande voet
In deze zaak heeft een groothandel in bloemen en planten, aangeduid als [verweerster], een werknemer, aangeduid als [verzoeker], op 26 februari 2020 op staande voet ontslagen. De werknemer heeft zich echter niet neergelegd bij dit ontslag en heeft de groothandel verzocht om het ontslag in te trekken. Na een aantal correspondenties heeft de groothandel op 20 maart 2020 laten weten dat het ontslag niet meer van kracht was. De werknemer heeft op 18 maart 2020 een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, waarin hij vroeg om vernietiging van het ontslag, wedertewerkstelling en loondoorbetaling, alsook om veroordeling van de groothandel in de proceskosten.
De kantonrechter heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling nodig was en de zaak schriftelijk zou worden afgedaan. De rechter heeft vastgesteld dat de groothandel het ontslag op staande voet heeft ingetrokken voordat er een oordeel van de kantonrechter was gegeven. De vraag was of de kosten die de werknemer had gemaakt nodeloos waren. De kantonrechter oordeelde dat dit niet het geval was, omdat de werknemer kosten had moeten maken voordat het ontslag werd ingetrokken.
De kantonrechter heeft de groothandel veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 83,00 aan griffierecht en € 240,00 voor het salaris van de gemachtigde. Daarnaast is de groothandel veroordeeld tot betaling van een nasalaris, afhankelijk van de betekening van de beschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.