ECLI:NL:RBAMS:2020:2254

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
8399800 EA VERZ 20-212
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking ontslag op staande voet

In deze zaak heeft een groothandel in bloemen en planten, aangeduid als [verweerster], een werknemer, aangeduid als [verzoeker], op 26 februari 2020 op staande voet ontslagen. De werknemer heeft zich echter niet neergelegd bij dit ontslag en heeft de groothandel verzocht om het ontslag in te trekken. Na een aantal correspondenties heeft de groothandel op 20 maart 2020 laten weten dat het ontslag niet meer van kracht was. De werknemer heeft op 18 maart 2020 een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter, waarin hij vroeg om vernietiging van het ontslag, wedertewerkstelling en loondoorbetaling, alsook om veroordeling van de groothandel in de proceskosten.

De kantonrechter heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling nodig was en de zaak schriftelijk zou worden afgedaan. De rechter heeft vastgesteld dat de groothandel het ontslag op staande voet heeft ingetrokken voordat er een oordeel van de kantonrechter was gegeven. De vraag was of de kosten die de werknemer had gemaakt nodeloos waren. De kantonrechter oordeelde dat dit niet het geval was, omdat de werknemer kosten had moeten maken voordat het ontslag werd ingetrokken.

De kantonrechter heeft de groothandel veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 83,00 aan griffierecht en € 240,00 voor het salaris van de gemachtigde. Daarnaast is de groothandel veroordeeld tot betaling van een nasalaris, afhankelijk van de betekening van de beschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8399800 EA VERZ 20-212
beschikking van: 14 april 2020

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. J. de Groot
t e g e n

de besloten vennootschap [verweerster]

gevestigd te [vestigingsplaats]
verweerster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: [naam gemachtigde] (directeur)

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 18 maart 2020 een verzoek met producties ingediend dat strekt tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, wedertewerkstelling en loondoorbetaling, alles met veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding.
Nadat een datum voor een mondelinge behandeling was bepaald, heeft [verzoeker] de verzoeken ingetrokken, met uitzondering van het verzoek met betrekking tot de kostenveroordeling. Hij vraagt [verweerster] in de kosten te veroordelen, berekend volgens het liquidatietarief.
[verweerster] heeft tegen de gevraagde kostenveroordeling bezwaar gemaakt.
Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. De kantonrechter heeft bepaald dat er geen mondelinge behandeling zal plaatsvinden, maar dat de zaak schriftelijk zal worden afgedaan.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verweerster] heeft [verzoeker] op 26 februari 2020 op staande voet ontslagen. [verzoeker] is afgemeld bij De Goudse Verzekeringen en ontving een bedrag dat hij beschouwde als een eindafrekening.
1.2.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft [verweerster] bij brief van 5 maart 2020 laten weten dat [verzoeker] zich niet bij het ontslag neerlegt en heeft [verweerster] gemaand het ontslag uiterlijk 10 maart 2020 in te trekken.
1.3.
Aan dat verzoek heeft [verweerster] niet voldaan, waarna [verzoeker] op 16 maart 2020 zijn aanmaning per e-mail heeft herhaald en op 18 maart 2020 is overgegaan tot indiening van het verzoekschrift bij de kantonrechter.
1.4.
[verweerster] heeft de gemachtigde van [verzoeker] op 20 maart 2020 laten weten dat van een ontslag op staande voet geen sprake meer is.
1.5.
Bij brief van 23 maart 2020 heeft [verzoeker] de verzoeken ingetrokken, behalve het verzoek dat betrekking heeft op de proceskostenveroordeling.

Verzoek en verweer

2. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter, na vermindering van het verzoek, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster] te veroordelen in de kosten van het geding.
3. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat hij kosten heeft moeten maken, alvorens [verweerster] bereid was het ontslag op staande voet in te trekken. Dat van eerdere intrekking dan op 20 maart 2020 sprake is geweest is niet gebleken.
4. [verweerster] verzet zich tegen het verzoek. Volgens haar was al snel duidelijk dat het ontslag op staande voet niet zou worden gehandhaafd. [verzoeker] heeft daarom nodeloos kosten gemaakt. Die dienen voor rekening van [verzoeker] te blijven.

Beoordeling

5. Volgens artikel 237 en 238 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld.
6. In dit geval heeft [verweerster] het ontslag op staande voet ingetrokken, voordat de kantonrechter daarover en oordeel heeft kunnen geven. In een dergelijke situatie is de vraag of de door [verzoeker] gemaakte kosten nodeloos zijn gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. [verweerster] heeft weliswaar naar voren gebracht dat partijen nog met elkaar in gesprek waren en dat er een week pauze was ingelast, maar een feit was dat er een ontslag op staande voet was gegeven dat niet eerder dan op 20 maart 2020 kenbaar is ingetrokken. Dat was op een moment dat de gemachtigde van [verzoeker] het verzoekschrift reeds bij de kantonrechter had ingediend en [verweerster] niet heeft gereageerd op eerdere brieven van de gemachtigde van [verzoeker] .
7. [verzoeker] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er proceskosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Dat betreft het verschuldigde griffierecht van € 83,00 en het salaris gemachtigde dat volgens het gebruikelijke liquidatietarief zal worden berekend. Voor de onderhavige procedure wordt het salaris van een gemachtigde normaliter vastgesteld op € 480,00. De kantonrechter zal het salaris in dit geval vaststellen op de helft van dit tarief (€ 240,00), aangezien het tarief is gebaseerd op het voltooien van de procedure, terwijl daarvan in dit geval geen sprake is geweest.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] , welke kosten worden begroot op € 83,00 aan griffierecht en € 240,00 in verband met salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
[verweerster] wordt tevens veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 60,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en [verweerster] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.