ECLI:NL:RBAMS:2020:2317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
C/13/656283 / HA ZA 18-1095
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen aandeelhouders van een horecagelegenheid over verantwoording van contante opbrengsten en zwarte betalingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen aandeelhouders van een horecagelegenheid over de verantwoording van contante opbrengsten en zwarte betalingen. De rechtbank heeft op 8 april 2020 vonnis gewezen in de zaak met nummer C/13/656283 / HA ZA 18-1095. De procedure volgde op een tussenvonnis van 25 september 2019, waarin al enkele feiten waren vastgesteld. De eiseres, een besloten vennootschap, vorderde verantwoording van de gedaagden, die ook aandeelhouders zijn, over contante betalingen die niet in de boekhouding waren verantwoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onregelmatige onttrekkingen aan het bedrijfsvermogen en dat de boekhouding ondeugdelijk was. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schattingen op basis van de beschikbare gegevens, waaronder verklaringen van deskundigen en getuigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/656283 / HA ZA 18-1095
Vonnis van 8 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Heikens te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2.],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.A. Evertsz te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] . genoemd worden; de gedaagde wordt afzonderlijk [gedaagde sub 1.] en [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 september 2019 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte van [eiseres] van 9 oktober 2019, met een productie,
  • de akte van [gedaagden] . van 6 november 2019, met producties,
  • de akte van [gedaagden] . van 20 november 2019 met het daarbij gevoegde deskundigenbericht van partijdeskundige drs. T.F. Neuféglise RV (hierna: Neuféglise) en verdere producties,
  • de antwoordakte van [eiseres] van 4 december 2019,
  • de akte van [eiseres] van 18 december 2019, met het daarbij gevoegde deskundigenbericht van partijdeskundige drs. D. Weiss (hierna: Weiss) en verdere producties,
  • de akte uitlaten producties van [gedaagden] . van 15 januari 2020
  • het pleidooiverzoek van [gedaagden] . van 6 februari 2020, het bezwaar daartegen van [eiseres] bij brief van 19 februari 2020 en de verdere correspondentie daarover: de brief van 24 februari 2020 van [gedaagden] . en het B-formulier van [eiseres] van 25 februari 2020,
  • de afwijzing van het pleidooiverzoek bij rolbeschikking van 26 februari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Behalve de reeds in het tussenvonnis vermelde feiten zijn nog de volgende feiten komen vast te staan.
2.1.
Op schriftelijke vragen van Neuféglise (niet cursief) heeft [naam 1] als volgt geantwoord (cursief):
“29. Zijn er investeringen gepleegd (aanschaf spullen/materiaal, inhuur personeel om te
klussen) die niet in het grootboek verantwoord zijn (lees: contante betaling zonder dat hier een factuur of bon tegenover stond?
Ik weet niet wat er hiervan in het grootboek is verantwoord aangezien ik die niet heb.
30. Zo ja: hoe vaak is hier sprake van geweest en wat is hiervan naar uw opinie de omvang
(naar inschatting) van?
Er waren wekelijks, kleinere en grotere verbouwingen. Denk aan de vloer die een aantal keer vernieuwd is, toiletten, lekkages en algemeen onderhoud. Alleen aan verbouwing schat ik € 2000 per maand. Dit is exclusief de kosten die werden gemaakt om apparatuur (licht&geluid) te maken, de kosten aan de barinstallatie en huur van vervoer tbv de verbouwing. Wat hier van in het grootboek is verantwoord weet ik niet.(…)
Naar ik begrepen heb is sprake geweest van het door de aandeelhouders, in onderling overleg, onttrekken van financiële middelen aan de onderneming vanuit de kluis/contant geld.
53. Klopt dit?
Ja.
54. Zo ja: hoe vaak is dit gebeurd, om welke bedragen ging het en zijn deze onttrekkingen in het grootboek (de administratie) verwerkt?
Dit gebeurde vaker. Ik schat in totaal zo een €10.000 a € 15.000. Ik weet niet hoe dit in de
administratie is verwerkt.” [1]
2.2.
Whatsappberichten van [naam 2] luiden als volgt:
(31 mei 2017)
“Boys ik heb net 1 dag omzet gepakt uit de kluis voor de 6000 euro cash. Dit was cash 2430. Moet dus nog van de week 3570 euro pakken cash.”
(2 juni 2017)
“Ik heb dus net de rest van deze week bij hs gepakt. Nu ongeveer 5000 eu dus moet nog een 1000 euro pakken.” [2]

3.De na het tussenvonnis genomen akten

3.1.
[eiseres] heeft bij USB-stick administratieve stukken in het geding gebracht, teneinde te voldoen aan overweging 4.37 van het tussenvonnis en heeft geantwoord op de in het tussenvonnis onder 4.26 gestelde vraag.
3.2.
[gedaagden] . heeft eveneens geantwoord op de in het tussenvonnis onder 4.26 gestelde vraag en heeft het rapport van Neuféglise in het geding gebracht, met bijlagen.
3.3.
Neuféglise wijst erop dat hij ondanks een gerechtelijk bevel niet de voor een compleet onderzoek vereiste gegevens heeft ontvangen.
In zijn rapport bespreekt Neuféglise het rapport van Weiss, waarin deze becijferd heeft dat sprake is van een tekort aan kasgeld ter grootte van € 397.017,05. Hij acht die berekening ondeugdelijk. Weiss heeft geen rekening gehouden met niet geregistreerde inkomsten en met geregistreerde uitgaven via de kas. Ook is zijn inschatting van een eventueel kastekort niet betrouwbaar omdat sprake is van een aantoonbaar incomplete en incorrecte administratie. Voor zover wel sprake zou zijn van een kastekort zijn hiervoor vele volstrekt logische verklaringen, die niet op het conto van [gedaagden] geschreven kunnen worden. Zo zijn personeelsleden en het schoonmaakbedrijf stelselmatig contant uitbetaald. Voor zover al sprake is van een kastekort dat niet verklaard kan worden, kan niet met voldoende mate van zekerheid vastgesteld worden wie voor welk deel daarvoor verantwoordelijk is. Immers: het betreft niet-geregistreerde geldstromen en in de gehele keten tussen ontvangst van gelden via de kas tot en met de afstortingen aan de bank kunnen gelden zijn onttrokken aan de kas, al dan niet ten behoeve van de reguliere exploitatie.
Neuféglise is bij zijn eigen schatting uitgegaan van de door Weiss becijferde omzet, deze is gecorrigeerd voor de niet geregistreerde omzet (garderobe en toilet) en niet geregistreerde uitgaven (personeel, reparatie en onderhoud etc.).
Op basis van een incomplete en tenminste deels onjuiste administratie, gecombineerd met andere bewijsstukken (video, whatsappberichten, verklaringen) en zijn ervaring met soortgelijke kwesties, komt Neuféglise uiteindelijk over de gehele periode 1-1-2016 tot en met 30-6-2018 tot een ingeschat kasoverschot van € 34.043,87. Neuféglise stelt dat vrijwel het volledige door Weiss benoemde kastekort verklaard kan worden vanuit handelingen die zich in het financiële proces hebben voorgedaan die onder de verantwoordelijkheid van [naam 2] en [naam 1] viel, dus vóórdat het geld bij [gedaagden] terecht kwam. Op dit onderdeel had [gedaagden] geen zicht en dus heeft hij daarop ook geen controle kunnen uitoefenen. Dit houdt automatisch ook in dat op het moment dat [gedaagden] de gelden ontving (ten behoeve van afstorting) per definitie sprake was van een tekort aan liquide middelen (althans, wat betreft het bedrag dat volgens de kassastrook aanwezig zou moeten zijn). Per saldo was het bedrag dat [gedaagden] heeft opgehaald het bedrag dat overbleef nadat alle niet geregistreerde kastuitgaven hadden plaatsgevonden. Omdat alle aandeelhouders hiervan op de hoogte waren én ook akkoord waren met alle betalingen vanuit de kas (zoals aan personeel, DJ’s, beveiliging, onderhoud en leveranciers/inkopen), is feitelijk bezien geen sprake van een kasverschil en was er dus ook geen reden voor [gedaagden] om actie te ondernemen op het feitelijk niet bestaande - kasverschil. Alle kasuitgaven vonden namelijk plaats met instemming van alle betrokken partijen, aldus nog steeds Neuféglise.
Zijn cijfermatige bevindingen zijn samengevat in het onderstaande overzicht. [3]
3.4.
[eiseres] heeft bij antwoordakte een rapport van de door haar ingeschakelde partijdeskundige Weiss in het geding gebracht en verder heeft zij het volgende gesteld.
In het rapport van Neuféglise is een relatief groot bedrag aan contante
betalingen opgevoerd dat buiten de tabelvorm van het tussenvonnis staat. Vrijwel al deze schattingen zijn gebaseerd op een onbetrouwbare bron en zijn berekend aan de hand van niet-valide en ongefundeerde gegevens, zoals algemene percentages uit andere (niet nader genoemde) branches of bedrijven, aannames die niet met redenen omkleed zijn en directe fouten in de berekeningen zelf.
Weiss heeft samengevat in reactie op het rapport van Neuféglise het volgende naar voren gebracht.
[eiseres] handhaaft de stelling dat na aftrek van het contant uitbetaalde geld bij de bar-exploitatie een onverklaard kastekort is van rond € 297.000. Neuféglise schat dit resterende kastekort op ruim € 231.000. Dit op basis van één getuigenverklaring en een korte ondersteunende verklaring.
Het verschil ontstaat doordat Neufeglise uitgaat van:
( a) minder garderobe inkomsten,
( b) te lage bankinkomsten,
( c) te hoge schattingen van de contante betalingen aan DJ’s en de garderobe/toiletten en
( d) enkele kleinere functies.
Neuféglise komt nu ook met een reeks contante betalingen die niet direct met de barexploitatie te maken hebben, waardoor nog eens € 243.997 van het kastekort zou moeten worden afgetrokken. Dit bedrag zou (afgerond) volgens Neuféglise als volgt zijn opgebouwd:
( a) de eigenaren hebben ruim € 100.000 contant geld in hun zak gestoken,
( b) door onjuist kassagebruik is er bijna € 60.000 teveel aangeslagen,
( c) er is voor bijna € 50.000 contant aan onderhoudskosten uitgegeven,
( d) voor bijna € 17.000 contant aan bonussen uitgekeerd,
( d) € 7.800 contant aan citroenen ingekocht en bijna
( e) € 10.000 uitbetaald aan personeel voor werk buiten [eiseres] .
Op (afgerond) € 16.000 na zijn al deze claims gebaseerd op rekenfouten, een volkomen onbetrouwbare bron (meestal [gedaagden] ) en totaal niet valide gegevens door de schaarsheid en gebrekkigheid van de gegevens zelf, omrekeningen in percentages afkomstig uit één andere slecht vergelijkbare horecavorm en/of anonieme bedrijfssector, op casuïstiek die wordt gegeneraliseerd, subjectieve ongespecificeerde "aannames" van Neuféglise etc. De gegevens zijn ongefundeerd en zonder waarde.
Weiss acht een claim van € 16.000 realistisch en berekent het kastekort op een bedrag van € 283.000 (€ 299.000 - € 16.000).
3.5.
Weiss heeft het volgende overzicht gegeven van de wederzijdse standpunten:
In verband met privacyredenen is de afbeelding verwijderd.
3.6.
Het verschil tussen de onderste twee bedragen heeft Weiss uiteengezet in de volgende tabel.
In verband met de privacy is de afbeelding verwijderd.
3.7.
Bij antwoordakte is [gedaagden] nog ingegaan op de door [eiseres] in het geding gebrachte producties. Beide partijen hebben ter onderbouwing van hun standpunten administratieve bescheiden, overzichten daarvan en schriftelijke verklaringen van betrokkenen in het geding gebracht en die over en weer uitvoerig becommentarieerd, resulterend in een dossier van ruim 2.000 pagina’s, een memorystick met boekhoudkundige bescheiden en een harde schrijf met administratieve bescheiden en videobeelden.
De kern van het geschil is
de mate waarinpartijen - in strijd met hun wettelijke verplichtingen - de belasting op grote schaal hebben ontdoken en een volstrekt ondeugdelijke boekhouding hebben gevoerd, al dan niet in combinatie met het misleiden van elkaar. Nu waarheidsvinding daardoor op veel punten niet goed mogelijk is, zal de rechtbank op veel punten tot een schatting moeten komen. Daarbij zal veel van wat partijen over en weer hebben aangevoerd om tot hun eigen schatting te komen onbesproken blijven.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen. De rechtbank zal uitgaan van het in het tussenvonnis onder 4.22 opgenomen overzicht en dat aan de hand van de sindsdien ingediende processtukken nader invullen.
Omzet, pinbetalingen, contante stortingen, wisselgeld
4.2.
Nu Neuféglise en Weiss van dezelfde omzet uitgaan, zal de rechtbank daar ook van uitgaan. Ook over de pinbetalingen, de contante stortingen en het opgenomen wisselgeld bestaat geen verschil van mening.
Zwart geld: betalingen aan personeel
4.3.
De rechtbank heeft over de zwarte uitgaven in het tussenvonnis (onder 4.15-4.19) overwogen dat betrouwbare vastleggingen ontbreken, zodat de rechter niet anders kan dan die schatten, waartoe de rechter bevoegd en verplicht is (art. 6:97 BW). Daarbij is in het vooruitzicht gesteld dat de schatting van de rechtbank binnen de bandbreedte van de partijstandpunten zal blijven, waarbij indien overtuigende argumenten voor de hogere betrouwbaarheid van een van beide schattingen ontbreken, eenvoudigweg voor het midden zal worden gekozen.
4.4.
Neuféglise heeft zijn schattingen gebaseerd op de normale bezetting van [eiseres] in verschillende omstandigheden en de daarbij behorende personeelsuitgaven en daarvan afgetrokken wat per bank is betaald. Neuféglise heeft het volgende overzicht gegeven van zijn schattingen.
Het totaal van de zwarte uitgaven voor personeel bedraagt dus volgens [gedaagden] . over 2016, 2017 en 2018: € 127.228,58 + € 110.243,57 + € 38.087,83 = € 275.550,90.
4.5.
De schatting van [eiseres] over de gehele periode gaat eveneens uit van de gestelde personeelsbezetting van [eiseres] en de vergelijking van die bezetting met de per bank uitbetaalde lonen. [eiseres] schat de zwart betaalde lonen aan personeel op € 191.100.
4.6.
Partijen hebben in de processtukken gedebatteerd over de juistheid van deze schattingen. De rechtbank zal de wederzijdse standpunten niet weergeven maar volstaat met het oordeel dat overtuigende argumenten voor de hogere betrouwbaarheid van een van beide schattingen ontbreken. Daarom wordt het gemiddelde tussen beide schattingen genomen.
4.7.
[eiseres] stelt dat [gedaagden] . een te laag bedrag aan per bank uitbetaalde lonen heeft geteld, namelijk € 14.816,- en heeft dat toegelicht met de onderstaande tabel. [4]
In verband met privacyredenen is de afbeelding verwijderd.
De rechtbank constateert dat van de veertien tellingen van bankbetalingen door de deskundigen er slechts drie met elkaar overeenstemmen, hoewel zij zich hebben gebaseerd op dezelfde boekhoudkundige bescheiden. In normale zaken zou de rechtbank partijen bevelen hun standpunt nader te onderbouwen. Gezien de aard van deze zaak zoals toegelicht onder 3.7 zal de rechtbank in dit geval ook hier een schatting geven door het verschil te delen. Dat betekent dat, nu de verschillende berekeningen van de bankbetalingen al zijn verwerkt in de door elk van de deskundigen berekende zwarte uitgaven, door het nemen van het gemiddelde daarvan ook het gemiddelde van de berekende bankbetalingen wordt genomen.
Dus kan als totaal van de zwarte uitgaven voor personeel worden genomen het gemiddelde van de onder 4.4 en 4.5 genoemde bedragen, te weten € 233.325,45.
zwart maandelijks loon eigenaren
4.8.
Neuféglise heeft geschat dat de volgende betalingen aan de eigenaren (waarmee bedoeld zal zijn: de aandeelhouders van [eiseres] ) zijn gedaan:
Hij heeft dat onderbouwd door te wijzen op de volgens [gedaagden] gemaakte afspraken tussen de aandeelhouders over het te ontvangen netto loon. Hij voegt daar aan toe: “en ik beschik over een e-mailbericht van de heer [naam 1] waarin hij de nettobedragen per aandeelhouder verifieert.” Dit mailbericht is niet in het geding gebracht.
4.9.
De reactie van Weiss is samengevat als volgt weergegeven:
4.11.
Neuféglise heeft in zijn eindrapport de volgende overige contante uitgaven begroot:
Hij heeft deze uitgaven als volgt toegelicht:
31) Afterparty cash: dit betreft de zwart uitbetaalde uren aan personeel voor de uren tijdens afterparty's, zie eerdere berekening op de pagina's 2 en 5 van bijlage 36.
32) Extra kosten stand shotjesbar: dit zijn kosten voor personeel op externe evenementen. [eiseres] sponsort veel verenigen en heeft zo nu en dan een stand op locatie van deze verenigingen. Om naamsbekendheid te vergroten hangt [eiseres] een banner en staan er ook 2 personeelsleden een avond shotjes in te schenken op locatie. Ook is er meestal een DJ aanwezig van [eiseres] .
33) Correcties onderhoud en reparaties cash: zoals eerder aangegeven belopen deze kosten al snel 3% of meer van de omzet. Ik heb 2,5% aangehouden omdat er wel wat kosten geboekt zijn.
34) Bonussen cash: zoals uit diverse bijlagen op te maken valt (o.a. bijlagen 14, 15 en 17) was er sprake van het uitbetalen van bonussen aan het personeel wanneer het kastekort meeviel. Dat is door de heren [gedaagden] en [naam 1] geschat, ik acht een bedrag van € 150,-- per week aannemelijk. Vanaf maart 2018 verliepen deze bonussen via de salarisadministratie, vandaar het lage bedrag dat voor 2018 is opgenomen.
35) Eigenaren onderling (extra) opname: op basis van alle stukken die ik bestudeerd heb en ook de woordkeuze van de heer [naam 2] waarmee hij de onttrekking vanuit de kluis van
€ 6.000,- legitimeert, acht ik het aannemelijk dat de aandeelhouders in 2017 voor tenminste € 18.000,-- extra gezamenlijk en met wederzijds instemming aan de kluis/kas onttrokken hebben. Evenzeer acht ik het niet aannemelijk dat de aandeelhouders hier na 2017 ineens mee gestopt zijn. Ik acht alles overwegende het aannemelijk dat vaker extra onttrekkingen door aandeelhouders gepleegd zijn. Ik neem hiervoor in 2018 een bedrag op van € 9.000,--. Dit lijkt mij een behoudend uitgangspunt, voor 2016 heb ik geen bedrag gerekend.
36) Correctie [supermarkt] en overige uitgaven: op basis van de bestudeerde maar helaas incomplete/ fragmentarische inkoopadministratie, zie ook de eerder gemaakt opmerking over de opmerkelijke absentie van betalingen in de grootboeken die via de kas verlopen zijn, acht ik het aannemelijk om met € 60,-- per week aan boodschappen/uitgaven via de kas te rekenen voor citroenen en andere foodgerelateerde zaken. Dat levert een bedrag van € 3.120,-- op in 2016.
37) Correctie onjuiste kasregistratie: op basis van de gegevens uit het kassasysteem zelf (enorme aantal herstelboekingen) en verklaringen van de aandeelhouders en de heer [naam 3] acht ik het meer dan aannemelijk dat de barmedewerkers zelf verantwoordelijk zijn voor een deel van het door Weiss becijferde kastekort in de zin van verkeerde aanslagen die niet gecorrigeerd zijn. Feit van algemene bekendheid is dat van dronken medewerkers niet mag verwacht worden dat ze alles nog correct registreren. Ik heb naar mijn idee een bescheiden percentage van 2,5 procent van de gecorrigeerde omzet (dus inclusief inkomsten garderobe/toilet) aangehouden. Persoonlijk schat ik het effect nog veel groter in gelet op het feit dat tegenover 100 correcte aanslagen op de kassa maar liefst 20 herstel boekingen gemaakt moeten worden. Zie ook bijlage 12. Een bedrijf dat circa anderhalf maal zo groot oppervlakte heeft als [eiseres] en ongeveer het dubbele omzet realiseert als [eiseres] maakt op ruim 5 miljoen aanslagen slechts 3.117 maal gebruik van de retourknop.
4.12.
Weiss heeft op de van de zijde van [gedaagden] . gestelde betalingen aan eigenaren en andere contante uitgaven (samengevat) als volgt gereageerd:
In verband met de privacy is de afbeelding verwijderd.
4.13.
De rechtbank zal op elk van deze posten hierna ingaan.
afterparty cash en extra kosten personeel stand Sjotjesbar locatie
4.14.
Zie de toelichting onder 4.11 onder 31 en 32 en de reactie hierop van [eiseres] zoals samengevat weergegeven onder 4.12.
4.15.
Nu het hier gaat om een inschatting van de omvang van zwarte betalingen van werkzaamheden van personeel waarvan niet betwist wordt dat die verricht zijn en dat deze deels zwart betaald zijn, terwijl [eiseres] die al zegt te hebben meegerekend in de roosters en [gedaagden] . dat niet gedaan heeft, zullen deze gestelde uitgaven voor de helft in aanmerking worden genomen, dus voor € 1.715,- respectievelijk € 3.150,-, in totaal € 4.865,-.
onderhoud en reparatie cash
4.16.
Zie 4.11 onder 33 en de reactie hierop onder zoals samengevat weergegeven onder 4.12.
4.17.
Weiss wijst in zijn rapport op de bij aanvang verrichte verbouwing en op de Spartaanse inrichting van [eiseres] . Niet in geschil is evenwel dat er onderhoud is verricht. Op grond van de verklaring van [naam 1] en gezien de zwarte betalingen die aan personeel hebben plaatsgevonden acht de rechtbank aannemelijk dat ook een deel van de uitgaven voor onderhoud contant is betaald en niet is geboekt. [naam 1] schatting van de onderhoudskosten (€ 2.000 per maand) zou voor de hele periode uitkomen op € 60.000. De door Neuféglise als uitgangspunt genomen 3% van de omzet komt uit op € 70.647,66. Van de kant van [eiseres] is geen schatting gegeven, dus kennelijk is het standpunt dat het onderhoud volledig per bank is betaald. Dat acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank gaat van de schatting van Neuféglise uit, die zelf 0,5% in mindering heeft gebracht wegens wel geboekte onderhoudskosten, waarvan hij geen bedrag noemt, zodat hij op € 49.482,14 uitkomt. De rechtbank neemt de wel geboekte onderhoudskosten in aanmerking, namelijk het door [eiseres] genoemde aan de boekhouding ontleende bedrag van € 31.895, zodat de contant betaalde onderhoudskosten zullen worden begroot op € 38.552,66.
bonussen cash
4.18.
Zie 4.11 onder 34 en de reactie hierop onder zoals samengevat weergegeven onder 4.12.
4.19.
Partijen zijn het er over eens dat de bonussen op € 150 per week kunnen worden geschat en dat deze vanaf maart 2018 per bank betaald zijn. Ze verschillen van mening over het begin van de bonusbetaling. [gedaagden] . heeft hiermee over de gehele periode gerekend en dit gebaseerd op de verklaringen van [gedaagden] en [naam 1] . [eiseres] stelt in een reactie hierop dat bonussysteem pas in het voorjaar van 2017 is ingevoerd en dat daarvoor alleen incidenteel bonussen werden gegeven, maar heeft dat niet nader onderbouwd. De rechtbank zal daarom de gehele periode in aanmerking nemen en de deze cash uitgaven dus begroten op € 16.800.
eigenaren extra contant uitbetaald
4.20.
Zie 4.11 onder 35 en de reactie hierop onder zoals samengevat weergegeven onder 4.12.
4.21.
De rechtbank acht op grond van de onder 2.1 weergegeven verklaring van [naam 1] en de onder 2.2. weergegeven Whatsapp berichten uit 2017 van een opname van de 40%-aandeelhouders ( [naam 2] en [gedaagden] ) van elk € 6.000 en van de 20%-aandeelhouder ( [naam 1] ) van € 3.000, zodat het totaal komt op € 15.000. Er is echter geen grond om aan te nemen dat deze contante uitbetaling vaker heeft plaatsgevonden.
[supermarkt] en andere kleine fooduitgaven
4.22.
Zie 4.11 onder 36 en de reactie hierop zoals samengevat weergegeven onder 4.12.
4.23.
De rechtbank gaat uit van het gemiddelde van beide schattingen: € 7.500,-.
onjuiste kassa-registratie/ onoordeelkundig gebruik
4.24.
Zie 4.11 onder 37 en de reactie hierop onder zoals samengevat weergegeven onder 4.12.
4.25.
De rechtbank is met [gedaagden] van oordeel dat de genoemde omstandigheden (dronkenschap van personeel en grote aantal correctieboekingen) vragen oproept inzake de betrouwbaarheid van de op de op de kassa aangeslagen bedragen, in die zin dat goed denkbaar is dat dranken die niet zijn geleverd zijn aangeslagen of dranken die geleverd zijn niet zijn aangeslagen. Echter is uit deze omstandigheden niet af te leiden dat er gemiddeld 2,5% minder van bezoekers zou zijn ontvangen dan op de kassa is aangeslagen. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor deze correctie.
zwarte inkomsten
4.26.
Hierover is beslist in het tussenvonnis onder 4.20; de rechtbank begroot deze op € 37.500 per jaar.
conclusie inzake kastekort
4.27.
De rechtbank komt op basis van het voorafgaande tot de volgende opstelling.
Over periode 1-1-2016 t/m 30-6-2018 (in €)
Omzet
Standpunt [eiseres] : omzet volgens Vectron [5] 2016 802.870,50
2017 1.015.164,47
2018 536.887,03
Totaal 2.354,922,-
Standpunt [gedaagden] .:
rapport Neuféglise: hoewel twijfel bestaat aan betrouwbaarheid van het Vectron systeem wordt uitgegaan van de omzet volgens Vectron
Vaststelling rechtbank: niet in geschil is dat moet worden uitgegaan van een omzet van in totaal € 2.354.922,-
2.354.922,-
Af: pinbetalingen
2016 487.640,18
2017 690.612,82
2018 384.282,20
totaal 1.562.535,20
AF 1.562.535,20
Af: contante stortingen
2016 226.575,00
2017 156.755,00
2018 91.020,00
Totaal 474.350,00
AF 474.350,-
Bij: contante ontvangsten
(rechtsoverweging 4.20 tussenvonnis)
Door rechtbank begroot op 37.500 per jaar: totaal dus
2,5 x 37.500 = 93.750,-
BIJ 93.750
Bij: opgenomen wisselgeld
2016 45.310,00
2017 18.920,00
2018 14.750,00
Totaal 78.980,00
BIJ 78.980,-
Af: zwarte betalingen aan personeel
Standpunt [eiseres] :
1.470 per week, dus over hele periode 130 x 1.470 = 191.100
Standpunt [gedaagden] .: 275.550,90
Zie onder 4.4.
Begroting rechtbank (zie onder 4.6) 233.325,45.
AF 233.325,45
Af: afterparty en shotjesbar
Standpunt [eiseres] : al meegerekend in personeelskosten
Standpunt [gedaagden] . 3.430 + 6.300 (zie onder 4.11)
Begroting rechtbank (zie onder 4.15) 1.750 + 3.150,- = 4.865,-
AF 4.865,-
Af: onderhoud en reparatie cash
Standpunt [eiseres] : 0
(zie onder 4.12 en 4.17)
Standpunt [gedaagden] .: (zie onder 4.11)
Begroting rechtbank (zie onder 4.17) 38.552,66
AF 38.552,66
Af: bonussen cash
Standpunt [eiseres] : 150/week gedurende 12 maanden = 7.200
Standpunt [gedaagden] .: 150/week over 2016 tot maart 2018 = 16.800
Begroting rechtbank (zie onder 4.19) 16.800
AF 16.800,-
Af: zwarte betalingen aan eigenaren
Standpunt [eiseres] : 0 (zie onder 4.12)
Standpunt [gedaagden] .: 27.000
(zie onder 4.11)
Begroting rechtbank (zie onder 4.21) 15.000
AF 15.000,-
Af: [supermarkt] en kleine fooduitgaven
Standpunt [eiseres] : 7.200
Standpunt [gedaagden] .: 7.800,-
Oordeel rechtbank (zie onder 4.23): 7.500
AF 7.500,-
AF: onjuiste kassaregistratie/ onoordeelkundig gebruik
Standpunt [eiseres] : betwist zie onder 4.12
Standpunt [gedaagden] .: 58.873,04
Oordeel rechtbank: geen correctie (zie onder 4.25)
TOTAAL (tekort)
€ 173.923,69
4.28.
In het tussenvonnis is onder 4.21 beslist dat, voor zover een tekort bestaat dat niet kan worden verklaard door ‘zwarte’ betalingen aan personeel, [gedaagden] daarvoor aansprakelijk moet worden geacht. De rechtbank zal ook de overige zwarte betalingen zoals hierboven besproken daarbij betrekken, zodat het kastekort zoals hierboven geschat als ten onrechte niet afgedragen geldt en dus als schade als gevolg van onrechtmatig handelen van [gedaagden] .
Bankoverboekingen van [eiseres] aan [gedaagden]
4.29.
De rechtbank heeft deze overboekingen besproken in het tussenvonnis onder 4.23-4.27. Onder 4.25 is beslist dat er vanuit moet worden gegaan dat geen voorschot op dividend kon worden genomen en dat de betaling zonder omschrijving moet worden geacht ook geen rechtsgrond te hebben. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de betalingen met de omschrijving ‘privé-lening’ en de voorschotten op loon/salaris.
4.30.
Op de in 4.26 van het tussenvonnis gestelde vraag heeft [eiseres] geantwoord dat de betalingen met omschrijving “privé-lening”(€ 4.500) en de voorschotten op loon/salaris (€ 2.000) niet zijn verrekend of terugbetaald, zodat € 6.500 zonder rechtsgrond is opgenomen door [gedaagden] .
4.31.
[gedaagden] . stelt dat [eiseres] onvolledig aan het tussenvonnis heeft voldaan en dat zij daarom niet goed kan antwoorden op de in het tussenvonnis onder 4.26 gestelde vraag. Verder heeft zij gesteld dat zij in januari 2018 was overeengekomen dat [naam 2] en [gedaagden] elk € 2.000 zouden ontvangen voor hun werkzaamheden en [naam 1] € 1.000, elk via hun management bv. Vanaf maart 2018 werd dit veranderd in [naam 2] en [gedaagden] elk € 2.800. De verplichting het loon te betalen bestond tot en met 19 september 2018. [gedaagden] . stelt dat de betalingen aan hem niet onverschuldigd waren, maar een vergoeding voor de ten behoeve van [eiseres] verrichte werkzaamheden.
4.32.
[eiseres] heeft onvolledig voldaan aan het tussenvonnis door niet de gevraagde grootboekkaarten over de eerste helft van 2018 in het geding te brengen. De rechtbank kan daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
heeft ten aanzien van de betaling met omschrijving ‘privé-lening’ gesteld dat deze niet is verrekend of terugbetaald. [gedaagden] . heeft dat niet betwist, zodat aangenomen moet worden dat deze geldlening nog moet worden terugbetaald.
Wat de betalingen met omschrijving voorschot loon/salaris betreft, geldt dat [eiseres] niet de gevraagde gegevens heeft verstrekt, waardoor [gedaagden] . niet kan nagaan of verrekening heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht het geraden hieraan het gevolg te verbinden dat wordt aangenomen dat verrekening heeft plaatsgevonden, zodat voor deze betalingen wordt aangenomen dat deze niet onverschuldigd zijn geweest.
4.33.
Per saldo betekent dit dat de betalingen zoals vermeld onder 2.2 in het tussenvonnis (tweede tot en met zevende betaling, in totaal € 26.500) onverschuldigd zijn, dan wel een lening die moet worden terugbetaald, met uitzondering van de voorschotten op loon/salaris (in totaal € 2.000), zodat [gedaagden] . aan [eiseres] uit hoofde van deze niet geaccordeerde onttrekkingen € 24.500,- verschuldigd is. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen als gevorderd.
conclusie
4.34.
De gevorderde verklaringen voor recht worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.
Het kastekort zal als schadevergoeding worden toegewezen. Eenvoudigheidshalve zal de wettelijke rente over het gehele toegewezen bedrag uit hoofde van het kastekort worden toegewezen vanaf halverwege de relevante periode, te weten vanaf 1 april 2017, tot aan de voldoening.
Daarnaast zal een bedrag voor onttrekkingen worden toegewezen, zie onder 4.33. De veroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
kosten
4.35.
Nu partijen op verschillende punten over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zal, ook al wordt [gedaagden] . veroordeeld tot een betaling aan [eiseres] , ten laste van [gedaagden] . geen proceskostenveroordeling worden uitgesproken. Daarbij weegt ook mee het onder 3.7 besproken karakter van deze procedure. De kosten worden gecompenseerd, zo dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
4.36.
Om dezelfde reden ziet de rechtbank geen aanleiding voor een veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten en beslagkosten.
in verband met de privacy is de afbeelding verwijderd.

5.5. De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] en [gedaagde sub 1.] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] geleden schade ter zake van kastekorten en onregelmatige onttrekkingen aan het bedrijfsvermogen van [eiseres] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zo dat als een van hen betaalt de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan [eiseres] uit hoofde van kastekorten van een bedrag van € 173.923,69 (honderddrieenzeventigduizendnegenhonderddrieëntwintig euro en negenenzestig cent), met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2017 tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, zo dat als een van hen betaalt de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan [eiseres] uit hoofde van onregelmatige onttrekkingen van een bedrag van € 24.500,- (vierentwintigduizendvijfhonderd euro), met de wettelijke rente daarover vanaf 16 oktober 2018 tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2020. [6]

Voetnoten

1.Bijlage 14 bij rapport Neuféglise.
2.Bijlage 15 bij rapport Neuféglise onder 54 en bijlage 19 daarbij.
3.De verwijzingen naar de vindplaatsen zijn hier weggelaten.
4.Rapport Weiss p. 10 en 38.
5.Prod 22 bij dagvaarding
6.type: RHCJ