ECLI:NL:RBAMS:2020:2354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
C/13/662012 / HA ZA 19-200
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending zorgplicht door ABN AMRO bij renteswaps en het ontbreken van causaal verband met schade

In deze zaak vorderden de eiseressen, Maveridge Holding B.V. en Maveridge International B.V., schadevergoeding van ABN AMRO Bank N.V. wegens vermeende schending van de zorgplicht bij het adviseren over renteswaps. De rechtbank Amsterdam oordeelde dat ABN AMRO niet toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen. De eiseressen hadden renteswaps afgesloten om hun renterisico's af te dekken, maar stelden dat ABN AMRO hen onvoldoende had gewaarschuwd voor de risico's van de lange looptijd van de swaps en dat zij onjuiste informatie hadden ontvangen. De rechtbank concludeerde dat de eiseressen onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims en dat er geen causaal verband was tussen de schending van de zorgplicht en de gestelde schade. De rechtbank wees de vorderingen van Maveridge c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van banken bij het adviseren over financiële producten en de noodzaak voor klanten om goed geïnformeerd te zijn over de risico's die zij aangaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/662012 / HA ZA 19-200
Vonnis van 22 april 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAVERIDGE HOLDING B.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAVERIDGE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
eiseressen,
advocaat mr. D.H.S. Hulsewé te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.
Partijen worden hierna Maveridge c.s. (in enkelvoud) en ABN AMRO genoemd. Maveridge c.s. zal ook afzonderlijk de Holding en International worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 januari 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 23 oktober 2019 waarbij een comparitie is bepaald,
  • het proces-verbaal van de op 11 maart 2020 gehouden comparitie met de daarin vermelde processtukken,
  • de brief van 27 maart 2020 namens ABN AMRO met opmerkingen over het proces-verbaal,
  • de brief van 30 maart 2020 namens Maveridge c.s. met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Maveridge c.s. is een gespecialiseerde kweker van bollen. (Indirect) [functie] en [functie] van Maveridge c.s. is [medewerker Maveridge] (hierna: [medewerker Maveridge] ). ABN AMRO heeft van ongeveer 1980 tot 2016 kredieten aan Maveridge c.s. verstrekt.
2.2.
In juli 2004 heeft Maveridge c.s. met ABN AMRO een 10-jarige lening van € 850.000 met een variabele rente afgesloten.
2.3.
Op 21 april 2005 heeft Maveridge c.s. met ABN AMRO een 40-jarige lening van
€ 1,3 miljoen met een variabele rente afgesloten. In de kredietovereenkomst is een totale kredietfaciliteit van € 3.586.250 vermeld, die naast het verstrekte krediet bestond uit een rekening-courantkrediet van € 1,5 miljoen en de 10-jarige lening (met pro resto hoofdsom van € 786.250).
De nieuwe lening van € 1,3 miljoen was bestemd voor de financiering van de aankoop van een stuk grond. In de overeenkomst is, voor zover van belang, vermeld:
“ABN AMRO is van mening dat de financiële omstandigheden van de Kredietnemer voorshands geen ruimte voor investeringen bieden. (…)”
2.4.
Bij brief van 9 januari 2006 heeft ABN AMRO aan Maveridge c.s. geschreven, voor zover van belang:
“Naar aanleiding van ons onderhoud d.d. 5 januari, doe ik u wat meer informatie toekomen over renterisico’s op uw financieringsportefeuille. (…)
(…)
U bent een financiering aangegaan gebaseerd op variabele rente. Deze variabele rente zal zich gedurende de looptijd van de beoogde financiering aanpassen aan de marktomstandigheden. Dit betekent dat de rente ook kan stijgen. U gaf aan geïnteresseerd te zijn in mogelijke rente-constructies, die de onderneming kunnen beschermen tegen dat risico. (…)
Werking van de Rente Swap
Zoals uit het schema blijkt, loopt het Euribor uit de Rente Swap weg tegen het Euribor van de roll-over. Wat overblijft is de vaste rente, vermeerderd met een kredietopslag (wordt bepaald door de financierende instelling).
Wij maken u er verder op attent dat:
(…)
-
de Rente Swap op uw verzoek voortijdig kan worden beëindigd door deze aan de bank te verkopen. In dat geval berekent de bank de waarde van de Rente Swap afhankelijk van de marktomstandigheden op het moment van verkoop. Een positieve waarde wordt door ABN AMRO uitgekeerd, een negatieve waarde wordt u in rekening gebracht.
(…)”
2.5.
Ter afdekking van het renterisico van de hierna in 2.6 vermelde Euriborlening heeft International op 12 januari 2006 een renteswap afgesloten met ingangsdatum 1 februari 2006 en einddatum 1 januari 2023 en een aflopende hoofdsom van aanvankelijk € 1,3 miljoen tot € 755.625 op 3 oktober 2022, waarbij het driemaands Euribortarief werd geruild tegen een vaste rente van 3,74% (hierna ook “Swap 1”). De renteswap is telefonisch tussen een medewerker van ABN AMRO en [medewerker Maveridge] afgesloten en door de bank bevestigd bij brief van 13 januari 2006.
2.6.
Op 23 januari 2006 werd de in 2.3 vermelde lening van € 1,3 miljoen per 1 maart 2006 omgezet in een 25-jarige Euriborlening op roll-over basis. Het rentetarief was, zo vermeldt de overeenkomst, gelijk aan Euribor vermeerderd met een individuele opslag van 1% per jaar. De hiervoor door partijen gesloten overeenkomst vermeldt als totale omvang van de kredietfaciliteit € 3.572.500. In de overeenkomst is, voor zover van belang, vermeld:
“ABN AMRO is van mening dat de financiële omstandigheden van de Kredietnemer voorshands geen ruimte voor investeringen bieden. (…)”
2.7.
Op 9 mei 2008 heeft International ter afdekking van het renterisico van de hierna in 2.8 vermelde Euriborlening een renteswap afgesloten met ingangsdatum 1 juli 2008 en einddatum 1 juli 2014 en een aflopende hoofdsom van aanvankelijk € 510.000 tot € 21.250 op 1 juli 2014, waarbij het driemaands Euribortarief werd geruild tegen een vaste rente van 4,58% (hierna ook “Swap 2”). De renteswap is telefonisch tussen een medeweker van ABN AMRO en [medewerker Maveridge] afgesloten en door de bank bevestigd bij brief van 9 mei 2008.
2.8.
Op 11 juni 2008 is de in 2.2 genoemde 10-jarige lening omgezet in een Euriborlening met een resterende looptijd van zes jaar en een resterende hoofdsom van
€ 510.000. Het rentetarief bedroeg driemaands Euribor, vermeerderd met een individuele opslag van 1% per jaar.
2.9.
In de zomer van 2009 fuseerde Maveridge c.s. met een ander bollenbedrijf, [naam BV] , waardoor de kredieten van Maveridge c.s. moesten worden geherstructureerd. In 2013 is de fusie ongedaan gemaakt. Op 14 januari 2013, toen de akte van contractoverneming tussen ABN AMRO en Maveridge c.s. werd getekend, heeft Maveridge c.s. de twee oorspronkelijk door International aangegane renteswaps (Swap 1 en Swap 2) weer op haar naam gekregen.
2.10.
In juli 2009 vond tussen partijen e-mailcorrespondentie plaats. Deze luidt, voor zover van belang en in chronologische volgorde, als volgt:
- Een e-mail van ABN AMRO aan Maveridge c.s. van 10 juli 2009 luidt:
“Ik wil u via deze weg graag wijzen op het volgende. De rentemarkt is door de krediet crisis enorm in beweging gekomen, metname de korte rentes (euribor) zijn enorm omlaag gekomen terwijl de lange rente (kapitaalmarkt) ook per saldo wat is gezakt maar niet zoveel als de euribor. Hieronder is de “yieldcurve” erg steil geworden, ofwel het verschil tussen korte en lange rente is groter geworden.
U heeft begin januari 2006 uw rente vast gezet met een swap voor de lening van pro-resto 1.186.250 EURO (…) tot 1 januari 2023. Door de voorbeschreven situatie zouden we nu gebruik kunnen maken van deze “steilheid” van de curve vwb uw swap tot 2023. Als wij deze swap inkorten tot 1 januari 2014 zouden we aan u een bedrag kunnen uitkeren van nu ongeveer (indicatief!!) 30.000 EUR. Een tweede alternatief is dat we uw swaprente met 0.62% verlagen naar tot 3.12% (+ uw huidige krediet opslag) tot einde looptijd 1 januari 2014. Vanaf deze einddatum bent u dan weer variabel gefinancierd op basis van de 3 maands euribor.
Een derde alternatief is natuurlijk dat wij niks doen en uw swap volledig met rust laten tot einde looptijd 1 januari 2023.
Ik hoop dat ik u hier op een interessante situatie heb gewezen. Voor vragen kunt u mij bereiken via de onderstaande gegevens (…)”
- Een e-mail van Maveridge c.s. aan ABN AMRO van 13 juli 2009 luidt:
“Wat denk jij van deze mogelijkheden.
Is het verstandig de 30.000 euro te pakken en dan variabel verder te gaan? (…)”
- Een e-mail van ABN AMRO aan Maveridge c.s. van 14 juli 2009 luidt:
“Is het verstandig??
Dat hangt af van je filosofie. Ten eerste blijft je rente vaststaan tot en met januari 2014 en blijf je de vaste rente betalen tot en met deze datum.
Feitelijk kort je alleen je rentevastperiode in. Het gesloten contract staat vast tot en met januari 2023 en tot deze datum heb je een aantrekkelijke rente onder de 5% (inclusief opslag). Je weet niet op welk niveau de rente staat op januari 2014 en als je het contract laat doorlopen dan weet je tot en met 2023 welke rente je betaalt.
Kortom kort je het contract in dan haal je per 2014 weer een renterisico in huis terwijl je filosofie is geweest om je rente risico langdurig uit te sluiten. Nadeel is dat je geen 30/m contant op je rekening krijgt uitgekeert, maar wat is 30/m op je totale omzet!
(…) Heb je toch nog vragen of wil je extra uitleg dan ben ik bereikbaar op (…)”
- Een e-mail van Maveridge c.s. aan ABN AMRO van 15 juli 2009 luidt:
“Kun je voor ons een offerte maken voor een variabele lening in plaats van deze swap.
Ik wil graag vergelijken:
1.op de huidige voet verder met deze swap 2. de swap verkopen en op variabel door als alternatief (…)”
- Een e-mail van ABN AMRO aan Maveridge c.s. van 16 juli 2009 luidt:
“Indien je het rentecontract welk loopt tot en met 2023 af wilt kopen dan dien je een boete rente te betalen van 32/m, vervolgens ga je betalen 3 mnds EURIBOR (…) met een opslag van 1% dit komt momenteel neer op een totaal tarief van 1,979%.
V oor het contract welke loopt tot en met juli 2014 komt de indicatieve boete uit op 15,5/m en vervolgens ga je ook het zelfdetarief betalen als bovenstaand Nadeel is dat je de boeterente moet terugverdienen en tevens is het grootste nadeel dat je variabel gefinancierd bent. Je hebt destijds gekozen om je rente vast te zetten en dit heb je destijds niet gedaan om met je rente te gaan speculeren.
(…)”
- Een e-mail van Maveridge c.s. aan ABN AMRO van 16 juli 2009 luidt:
“Kun je voor me uitstippelen waar we in kosten per maand over praten mogelijkheid 1. en mogelijkheid 2.
En de Euro 30.000 voor de afkoop te ontvangen, is dit netto?? Want je praat nu ook over boetebedragen etc. (…)”
- Een e-mail van ABN AMRO aan Maveridge c.s. van 16 juli 2009 luidt:
“Bijgaand een berrekening van wat het je gaat kosten cq gaat opleveren indien je het lopende rentecontract inkort en laat lopen tot en met januari 2014.
Je blijft tot en met jan 2014 4,74% (incl opslag 1%) betalen en je ontvangt +/-30/m (indicatief).
Vervolgens ga je per jan 2014 Euribor (variabel betalen). Je lening is dan nog groot 1040/m.
-stel dat de euribor dan op 4% staat (exclusief opslag) dan betaal je 0,26% meer dan dat je zou betalen indien je het rentecontract door zou laten lopen tot de oorspronkelijke looptijd. In geld gemeten ben je ruim 22/m meer kwijt over de resterende looptijd, kotom je verdiend 8/m.
-stel dat de Euribor dan op 5% staat (eveneens excl opslag) dan betaal je 1,26% meer. In geld gemeten is dat ruim 103/m meer en verlies je dus 73/m.
(…)
Samenvattend:
Nu 30/m cashen dan moet de euribor de resterende looptijd niet boven de 4% (excl opslag ) uit stijgen. Staat de Euribor dan 5% dan betaal je over de resterende looptijd 73/m meer.
(…)”
2.11.
In maart 2010 heeft ABN AMRO aan Maveridge c.s. een 1-jarige lening, lopend tot 1 april 2011, verstrekt van € 800.000 tegen een rente van 2,75%. Bij het einde van de lening kon Maveridge c.s. deze niet aflossen en heeft ABN AMRO de lening geboekt in rekening-courant. Op 17 januari 2013 werd dit rekening-courantkrediet geherfinancierd in de vorm van een 6-jarige Euriborlening van € 800.000 (6-jarige Euriborlening II). De rente op deze lening bedroeg eenmaands Euribor vermeerderd met een individuele opslag van 3% per jaar. Deze lening is in 2014 afgelost uit de opbrengst van de verkoop van het in 2.3 genoemde stuk grond.
2.12.
Een e-mail van 6 juni 2014 van ABN AMRO aan Maveridge c.s. luidt, voor zover van belang:
“Zoals reeds telefonisch besproken zou ik het niet verstandig vinden om het land aan de [adres] te verkopen. (…) Los daarvan ben jij natuurlijk de ondernemer en beslisser.
Als we goed zicht hebben op een goede begroting 2014 dan durf ik de strijd intern wel aan te gaan om de opbrengst nagenoeg geheel ten laste te brengen van je rc krediet.
Deze zou dan structureel naar beneden gaan met de verkoopopbrengst.
Ga je aflossen op de renteswap dan wordt dat een dure aangelegenheid. 1 swap vervalt per 1 juli (…) De andere swap is nu nog groot 1.031.875,-- en loop tegen 3,74% tot en met 1-1-2023. Reken maar op een rentederving van circa 2,25% x het openstaande bedrag x het aantal jaar en dat wordt dan een hele dure grap.
Alternatief is extra aflossen op de lening zonder swap en die loopt tegen een euribor-opslag van 3%.
(…)”
2.13.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft Maverigde c.s. aan ABN AMRO gevraagd om een berekening van de kosten om Swap 1 te beëindigen. Het antwoord van ABN AMRO van eveneens dezelfde dag was dat de negatieve waarde van de swap afgerond € 210.000 bedroeg.
2.14.
Bij e-mail van 19 juni 2015 heeft ABN AMRO aan Maveridge c.s. en de adviseur van Maveridge c.s., [adviseur Maveridge] (hierna [adviseur Maveridge] ), geschreven, voor zover van belang:
“Vandaag heb ik de definitieve jaarstukken over 2014 ontvangen. Ik vind dat er toch wel hele substantiële afwijkingen in zitten t.o.v. hetgeen er december jl. is gepresenteerd. (…)
Met deze cijfers over 2014 wordt er niet voldaan aan de eis van de bank van 200.000,-- vrije kasstroom. (…)”
2.15.
Bij e-mail van 22 juni 2015 heeft [adviseur Maveridge] aan ABN AMRO geschreven, voor zover van belang:
“(…) gaarne voorbereiden wat het kost om de SWAP direct af te kopen of looptijd te verlengen (…)”
2.16.
Bij e-mail van 1 december 2015 heeft Maveridge c.s. aan ABN AMRO geschreven, voor zover van belang:
“ We willen het graag hebben over de Swap in combinatie met de huidige financiering.
We hebben een offerte gehad van een collega bank en willen het daar graag met je over hebben.
(…)”
2.17.
Op 21 december 2015 is Swap 1 beëindigd toen Maveridge c.s. voor haar financiering overstapte naar Rabobank. De kosten voor het beëindigen van Swap 1 hebben € 215.550 bedragen. Swap 2 is geëindigd op de overeengekomen einddatum.
2.18.
Bij brief van 10 januari 2017 heeft de raadsman van Maveridge c.s. aan ABN AMRO geschreven, voor zover van belang:
“ABN AMRO is toerekenbaar tekort gekomen in haar verplichtingen jegens haar contractspartij en cliënte Maveridge en is gehouden tot terugbetaling van onnodig en teveel betaalde rente en kosten door Maveridge aan haar, subsidiair tot betaling van schadevergoeding.
Deze brief is een stuiting ex artikel 3: 317 BW.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
Maveridge c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat ABN AMRO toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Maveridge c.s., althans onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid,
ten aanzien van Swap 1:
a. door in die bepaalde situatie van het geval een renteswap te adviseren;
b. door een renteswap te adviseren voor een extreem lange termijn, zonder daarbij op de daaraan verbonden (aanvullende) risico’s te wijzen;
c. door te weigeren de renteswap in 2009 te beëindigen en/of in te korten, waarbij ABN AMRO onjuiste informatie heeft verschaft;
d. door te weigeren de renteswap in 2014 te laten beëindigen, ondanks verkoop van de grond waaraan de lening met swap 1 was gekoppeld;
ten aanzien van Swap 2:
e. door onnodig een lopende lening met variabele lening (de rechtbank leest “rente”) voor de resterende tijd te laten oversluiten met een renteswap, op grond van onjuiste informatie;
f. ten aanzien van de lening van 17 januari 2013: door ten onrechte de individuele opslag te verhogen van 1% in 2008 naar 3%;
II. ABN AMRO te veroordelen tot terugbetaling van de door Maveridge c.s. te veel en/of onnodig betaalde (swap)rente, de individuele opslag en de negatieve waarde van Swap 1 en/of tot vergoeding van de door Maveridge c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente en
III ABN AMRO te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente, proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan haar vorderingen legt Maveridge c.s. samengevat het volgende ten grondslag. ABN AMRO heeft voorafgaand aan het afsluiten van de twee renteswaps haar informatie- en waarschuwingsplicht geschonden. Het advies om de renteswaps af te sluiten is achteraf ongeschikt gebleken. ABN AMRO heeft het afsluiten van Swap 1 als voorwaarde gesteld voor de nieuwe roll-over lening in 2006. Ten tijde van het afsluiten van Swap 2 verwachtte ABN AMRO zelf dat de rente zou dalen terwijl zij Maveridge c.s. vertelde dat de rente zou stijgen en dat zij daarom haar renterisico moest afdekken met een renteswap. Het advies was misleidend en onvolledig waardoor Maveridge c.s. geen goed geïnformeerde beslissing kon nemen. ABN AMRO heeft Maveridge c.s. onnodig en te veel rente laten betalen onder meer door uitsluitend via rekening-courant te financieren en niet via korte of langer lopende leningen. In 2009 en in 2014, toen Maveridge c.s. verzocht om Swap 1 te mogen afkopen, heeft ABN AMRO geweigerd om hieraan mee te werken, stellende dat Maveridge c.s. dat niet zou kunnen financieren. Dat was onjuist aangezien de swap in 2009 een positieve waarde had. Toen Maveridge c.s. in 2014 het stuk grond verkocht en de lening afloste, bleef Swap 1 doorlopen. Voor dat risico heeft ABN AMRO niet gewaarschuwd. Tenslotte heeft zij de opslagen onnodig verhoogd. Door dit alles heeft Maveridge c.s. schade geleden van in totaal ongeveer € 523.000. Het betreft te veel betaalde rente vanwege de renteswaps, de opslagverhoging en de kosten van de negatieve waarde.
3.3.
ABN AMRO voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Maveridge c.s. in de proceskosten en nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vorderingen van Maveridge c.s.

4.1.
Maverigde c.s. grondt haar vorderingen – kort gezegd – op de stelling dat ABN AMRO haar zorgplicht heeft geschonden. Maveridge c.s. vordert in 3.1 onder II in de eerste plaats terugbetaling van (swap)rente, opslag en de negatieve waarde, dit alles nader op te maken bij staat. De rechtbank stelt vast dat geen beroep op vernietiging of ontbinding van de overeenkomst is gedaan en dat er ook geen (andere) concrete rechtsgrond zoals onverschuldigde betaling is aangevoerd voor de gevorderde veroordeling tot terugbetaling. Deze vordering zal reeds hierom worden afgewezen.
4.2.
Maveridge c.s. vordert verder vergoeding van schade, nader op te maken bij staat. Deze vordering is toewijsbaar indien Maveridge c.s. de mogelijkheid van schade als gevolg van een van de in 3.1 onder I genoemde gedragingen aannemelijk maakt, of dat nu is uit hoofde van een toerekenbare tekortkoming of door onrechtmatig handelen. Deze vordering zal worden beoordeeld met inachtneming van het volgende toetsingskader, waarbij eerst de inhoudelijke standpunten van partijen zullen worden beoordeeld en niet het door ABN AMRO gevoerde verjaringsverweer.
De bancaire zorgplicht
4.3.
Op banken rust uit hoofde van hun maatschappelijke positie en deskundigheid een bijzondere zorgplicht. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan de bank als professionele aanbieder van risicovolle financiële producten en diensten een waarschuwingsplicht hebben jegens een wederpartij die over deze producten of diensten geen specifieke deskundigheid heeft of mag worden verondersteld te hebben. Deze waarschuwingsplicht strekt ertoe de wederpartij te beschermen tegen de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht en volgt uit de bijzondere zorgplicht die op de bank rust. De reikwijdte van de bijzondere zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid en relevante ervaringen van de betrokken wederpartij, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s (vgl. Hoge Raad 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1046, rov. 3.5.5. en Hoge Raad 6 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1845, rov. 3.1.2.).
Bij de beoordeling van de omvang van de bijzondere zorgplicht van ABN AMRO jegens Maveridge c.s. zijn relevante omstandigheden dat Maveridge c.s. een MKB-ondernemer is, dat zij sinds 1980 klant was van ABN AMRO, dat de renteswaps zijn gesloten in het kader van een bestaande kredietrelatie en zij voor het afsluiten van de eerste renteswap geen ervaring had met rentederivaten en niet werd bijgestaan door een (externe) adviseur. Dit alles maakt dat ABN AMRO in elk geval niet mocht verwachten dat [medewerker Maveridge] van Maveridge c.s. specifieke deskundigheid had over renterisico’s en financiële instrumenten ter afdekking van die risico’s.
4.4.
Handelen in strijd met de bijzondere zorgplicht leidt in de precontractuele fase tot een onrechtmatige daad, terwijl gedurende de looptijd van een contract sprake zal zijn van een toerekenbare tekortkoming. Voor de beoordeling van deze zaak kan dit verschil, gelet op hetgeen in 4.2 is overwogen, in het midden blijven.
4.5.
Maveridge c.s. maakt ABN AMRO zes verwijten, opgesomd in 3.1 onder I. De rechtbank zal deze hierna achtereenvolgens bespreken.
Advies Swap 1
4.6.
Maveridge c.s. heeft gesteld dat ABN AMRO het voor een periode van 17 jaar afdekken van het renterisico van de variabelrentende lening die in 2006 is omgezet naar een Euriborlening, als voorwaarde heeft gesteld voor het verlenen van dit nieuwe krediet (3.1 onder I onder a). Zij heeft gesteld dat zij, indien ABN AMRO het onjuiste en dwingende advies ten aanzien van Swap 1 niet had gegeven, zou zijn doorgegaan variabelrentend te lenen. Zij heeft schade geleden, omdat zij in 2014 het stuk land heeft verkocht dat met de financiering uit 2005/2006 was aangekocht, maar Swap I bleef doorlopen.
4.7.
ABN AMRO heeft betwist dat zij een renteswap als voorwaarde heeft gesteld voor de financiering van het stuk grond of dat zij op andere wijze druk heeft uitgeoefend op Maveridge c.s. om de swap af te sluiten. Vervolgens heeft Maveridge c.s. ter ondersteuning van haar stelling verwezen naar het verdienmodel van banken en erop gewezen dat banken voordeel hadden van het verkopen van derivaten als renteswaps en daarbij agressieve methodes gebruikten. Deze stellingen zijn te algemeen om te kunnen dienen als bewijs dat ABN AMRO Maveridge c.s. onder druk een renteswap heeft verkocht.
4.8.
[medewerker Maveridge] heeft op de zitting toegelicht dat hij het krediet in 2006 wilde uitbreiden, maar dat ABN AMRO als voorwaarde de renteswap heeft gesteld. Ook heeft hij gewezen op de passage in de kredietovereenkomst van 2005 als geciteerd in 2.3 ter ondersteuning van de stelling van Maveridge c.s. over de druk van ABN AMRO.
Het betoog dat Maveridge c.s. het krediet in 2006 wilde uitbreiden en dat ABN AMRO dit slechts toestond als zij een renteswap zou afsluiten wordt echter niet ondersteund door de feiten. Het in 2006 afgesloten kredietpakket heeft een omvang van € 3.572.500, terwijl het pakket uit 2005 in totaal € 3.586.250 besloeg. Van een uitbreiding van het krediet is dus geen sprake, terwijl Maveridge c.s. wel de renteswap heeft afgesloten.
De passage in de kredietovereenkomst van 2005 waarnaar [medewerker Maveridge] op de zitting heeft verwezen kan, zonder toelichting die Maveridge c.s. niet heeft gegeven, niet dienen als bewijs van haar stelling, te meer daar de zinsnede ook voorkomt in de overeenkomst uit 2006 die werd gesloten nadat Swap 1 was aangegaan.
Dat ABN AMRO een renteswap als voorwaarde zou hebben gesteld voor het verstrekken van het krediet strookt ook niet met het feit dat ABN AMRO in 2005 aan Maveridge c.s. een 40-jarige lening tegen een variabele rente heeft verstrekt zonder dat daaraan een voorwaarde was verbonden zoals nu door Maveridge c.s. gesteld. Gelet op het voorgaande heeft Maveridge c.s. haar stelling dat ABN AMRO haar zou hebben verplicht het renterisico op het krediet af te dekken door middel van een renteswap onvoldoende toegelicht.
4.9.
Dat het initiatief voor het aangaan van een renteswap is uitgegaan van ABN AMRO, zoals Maveridge c.s. heeft gesteld, maakt op zichzelf niet dat ABN AMRO haar zorgplicht heeft geschonden. Op de zitting heeft [medewerker ABNAMRO] (hierna [medewerker ABNAMRO] ), als agrarisch specialist werkzaam bij ABN AMRO en ten tijde van het aangaan van de renteswap voor Maveridge c.s. de contactpersoon bij de bank, verklaard dat ABN AMRO in november 2005 een presentatie heeft gegeven over het afdekken van renterisico’s middels renteswaps en dat Maveridge c.s. toen aan de bank heeft laten weten daarvoor geen belangstelling te hebben. Dat Maveridge c.s. in januari 2006 daar toch voor koos had, aldus ABN AMRO, te maken met de wens van Maveridge c.s. om zekerheid te hebben over haar rentekosten.
Hiertegenover heeft Maveridge c.s. onvoldoende concreet toegelicht dat zij haar renterisico niet wilde afdekken en variabel wilde blijven lenen. Dat [medewerker Maveridge] de werking van de renteswap niet begreep en alleen is afgegaan op het nadrukkelijke advies van ABN AMRO, zoals Maveridge c.s. heeft gesteld, maakt niet dat hij niet in staat was om een beslissing te nemen over de vraag of hij het renterisico wilde afdekken. Uit de omstandigheden dat Maveridge c.s. aanvankelijk voor de financiering van de grond een variabelrentende lening heeft afgesloten, na een presentatie over renteswaps van ABN AMRO besloot om daarvan af te zien en vervolgens alsnog voor afdekking van het renterisico koos, kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een bewuste keuze bij Maveridge c.s. om een renteswap aan te gaan met de bedoeling de rente op de langdurige lening te fixeren.
4.10.
ABN AMRO heeft als verweer gevoerd dat voor Maveridge c.s. het alternatief voor het afdekken van het renterisico middels een renteswap, een vastrentende lening zou zijn geweest. Ook heeft zij betoogd dat Maveridge c.s. met een vastrentende lening duurder uit zou zijn geweest. Indien Maveridge c.s. had gekozen voor een vastrentende lening had zij bij het tussentijds beëindigen daarvan ook kosten gemaakt en deze zouden gelijk aan- of hoger zijn geweest dan het bedrag aan negatieve waarde dat Maveridge c.s. heeft betaald bij het beëindigen van Swap 1 in 2015, aldus ABN AMRO. Dit alles heeft Maveridge c.s. niet gemotiveerd betwist.
Onder deze omstandigheden moet als vaststaand worden aangenomen dat Maveridge c.s. bewust heeft gekozen voor afdekking van het renterisico door een renteswap in plaats van een vastrentende lening en dat, voor zover sprake is geweest van advies, dit advies juist is geweest, maar ook dat Maveridge c.s. geen schade heeft geleden door de keuze voor een Euriborlening met een renteswap.
De slotsom is dat het verwijt als weergegeven in 3.1 onder I onder a de vordering tot schadevergoeding, op te maken bij staat, niet kan dragen.
Lengte looptijd Swap 1
4.11.
Maveridge c.s. verwijt ABN AMRO verder dat zij heeft verzuimd om haar te waarschuwen voor het risico dat verbonden is aan de uitzonderlijk lange termijn van 17 jaar waarvoor Swap 1 werd aangegaan (3.1 onder I onder b). Zij heeft gesteld dat zij hierdoor schade heeft geleden aangezien Maveridge c.s. in 2014 het stuk grond verkocht dat met de financiering uit 2005/2006 was aangekocht en Swap I desondanks bleef doorlopen.
4.12.
Vast staat dat ABN AMRO Maveridge c.s. niet heeft gewaarschuwd voor het feit dat zij door het afsluiten van Swap 1 gedurende 17 jaar mogelijk extra kosten zou moeten maken indien zij de onderliggende lening tussentijds zou willen aflossen hetgeen zou kunnen resulteren in een zekere inflexibiliteit, bijvoorbeeld als Maveridge c.s. de grond waarvoor de lening was aangegaan zou willen verkopen en het krediet dat ter financiering daarvan was verstrekt zou willen aflossen. Terecht heeft Maveridge c.s. gesteld dat ABN AMRO dit gelet op de haar vanwege de hiervoor onder 4.3 genoemde omstandigheden rustende waarschuwingsplicht wel had moeten doen, omdat Maveridge c.s. bij het afsluiten van Swap 1 geen enkele ervaring had met rentederivaten en niet werd bijgestaan door een adviseur. Daarmee was de kans aanzienlijk dat zij de risico’s die de constructie van een Euriborlening met een langdurige renteswap met zich meebracht niet kon overzien en een mogelijk voor haar nadelige beslissing zou nemen.
4.13.
Anders dan Maveridge c.s. heeft gesteld, heeft het risico waarvoor ABN AMRO had moeten waarschuwen zich echter niet verwezenlijkt. De opbrengst van de verkoop van het stuk grond in 2014 is door Maveridge c.s. immers niet aangewend ter aflossing van de lening die in 2005 was verstrekt en in 2006 was omgezet in de Euriborlening, en waarvan Swap 1 het renterisico afdekte, maar van de 6-jarige Euriborlening uit 2013 (zie 2.11). Swap 1 bleef nadien het renterisico afdekken van de in 2006 afgesloten onderliggende Euriborlening zodat geen sprake is geweest van onnodige afdekking van het renterisico. Dit betekent dat Maveridge c.s. haar stelling dat zij schade heeft geleden die verband houdt met de schending van de waarschuwingsplicht door ABN AMRO onvoldoende heeft gemotiveerd, zodat het vereiste causaal verband tussen de schending en de gestelde schade niet kan worden vastgesteld.
4.14.
Verder geldt dat de negatieve waarde die Maveridge c.s. in 2015 bij haar overstap naar Rabobank aan ABN AMRO voor het beëindigen van Swap 1 heeft betaald, evenmin als schade kan worden aangemerkt die het gevolg is van de uitzonderlijk lange looptijd van 17 jaar. Zoals hiervoor al is overwogen heeft ABN AMRO onbetwist aangevoerd dat aan het tussentijds beëindigen van een vastrentende lening hogere kosten zouden zijn verbonden, hetgeen het alternatief zou zijn geweest voor de door Maveridge c.s. gewenste renterisicoafdekking. Tenslotte wordt nog overwogen dat het aanbod in 2015 van Rabobank voor Maveridge c.s. kennelijk voldoende aantrekkelijk was en, anders dan Maveridge c.s. heeft gesteld, van een dwangpositie geen sprake is geweest.
Het verwijt als weergegeven in 3.1 onder I onder b kan daarom evenmin leiden tot schadeplichtigheid. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, omdat Maveridge c.s. desgevraagd niet heeft kunnen toelichten dat zij naast vergoeding van de schade nog een ander belang in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij deze vordering heeft.
Weigering 2009
4.15.
Het verwijt als weergegeven in 3.1 onder I onder c betreft de gang van zaken in juli 2009. Op de zitting heeft Maveridge c.s. in dit verband verklaard dat ABN AMRO een ontmoedigingsbeleid voerde, dat zij heeft afgeraden Swap 1 in te korten of te beëindigen en dat achteraf is gebleken dat dit advies onjuist was. Ook verwijt Maveridge c.s. ABN AMRO dat de e-mails van ABN AMRO in juli 2009 onduidelijk waren over de verschillende mogelijkheden om Swap I te beëindigen.
4.16.
Uit de hiervoor onder 2.10 weergegeven e-mailwisseling van juli 2009 stelt de rechtbank het volgende vast.
In de e-mail van 10 juli 2009 heeft ABN AMRO aan Maveridge c.s. voorgesteld om Swap 1, die nog zou lopen tot 2023, in te korten tot 2014 waarbij ofwel een bedrag van
€ 30.000 aan Maveridge c.s. zou worden uitgekeerd ofwel de swaprente zou worden verlaagd tot 3.12%. Op de vraag van [medewerker Maveridge] wat volgens de bank het verstandigst zou zijn, heeft ABN AMRO geen eenduidig antwoord gegeven. In zijn e-mail van 15 juli 2009 vraagt [medewerker Maveridge] vervolgens aan ABN AMRO om een offerte voor het geval hij Swap I in zijn geheel verkoopt. Bij e-mail van 16 juli 2009 antwoordt ABN AMRO dat het afkopen, het beëindigen van Swap 1, € 32.000 zou kosten en het beëindigen van Swap 2 indicatief € 15.500. In deze e-mail wijst ABN AMRO op de nadelen die zijn verbonden aan deze optie (“
Nadeel is dat je de boeterente moet terugverdienen en tevens is het grootste nadeel dat je variabel gefinancierd bent. Je hebt destijds gekozen om je rente vast te zetten en dit heb je destijds niet gedaan om met je rente te gaan speculeren.”).
In zijn volgende e-mail aan ABN AMRO van dezelfde dag vraagt [medewerker Maveridge] om berekeningen van zijn maandelijkse kosten indien hij de swap niet zou afkopen en indien hij deze wel zou afkopen. Uit de e-mail blijkt dat [medewerker Maveridge] de uitkering die ABN AMRO bij het inkorten tot 2014 in het vooruitzicht had gesteld ook dacht te ontvangen indien hij Swap 1 in 2009 zou beëindigen. ABN AMRO heeft diezelfde dag nog berekeningen aan [medewerker Maveridge] gestuurd van de verschillende scenario’s indien Maveridge c.s. Swap 1 zou inkorten tot 2014.
4.17.
Uit deze e-mailwisseling, waarin ABN AMRO op geen enkel moment concreet advies heeft gegeven (het benoemen van voor- en nadelen kan niet als zodanig worden aangemerkt), kan worden afgeleid dat [medewerker Maveridge] kennelijk de financiële gevolgen van het inkorten en beëindigen van Swap I met elkaar heeft verward. Het had wellicht op de weg van ABN AMRO gelegen om de verwarring van [medewerker Maveridge] over de eventuele uitkering van indicatief € 30.000 en de mogelijke boete van € 32.000 weg te nemen. Ook hield de laatste e-mail van ABN AMRO van 16 juli 2009 niet het antwoord in op de vraag van [medewerker Maveridge] wat de financiële consequenties per maand zouden zijn indien Swap 1 werd afgekocht, ofwel beëindigd. Maar dat alles maakt niet dat, zoals Maverigde c.s. heeft gesteld, uit een en ander kan worden afgeleid dat ABN AMRO heeft geweigerd om mee te werken aan de beëindiging van Swap 1. Uit de inhoud van de e-mails kan juist worden afgeleid dat ABN AMRO contact met Maveridge c.s. heeft gezocht over de mogelijke verkorting van de looptijd van Swap I en de vergoeding die Maveridge c.s. daarvoor zou ontvangen. Verder kan uit de e-mailwisseling ook worden afgeleid dat [medewerker Maveridge] in de gelegenheid was en, zoals [medewerker ABNAMRO] op de zitting heeft verklaard, voldoende “standvastig en mans genoeg” is om vragen te stellen als hij de toelichting van de bank voor hem onduidelijk was. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat Maveridge c.s. na de laatste e-mail van 16 juli 2009 van de bank onvoldoende belangstelling had om Swap 1 af te kopen. Indien en voor zover [medewerker Maveridge] een en ander niet begreep – wat daar ook van zij – had hij daarover nadere vragen moeten stellen. Dat de keuze om Swap 1 niet te beëindigen of in te korten achteraf onvoordelig is gebleken, maakt het voorgaande niet anders.
De stelling tenslotte dat ABN AMRO in juli 2009 onjuiste informatie heeft gegeven is niet met concrete feiten onderbouwd.
Het voorgaande maakt dat ook het verwijt onder 3.1. I onder c geen doel treft.
Weigering 2014
4.18.
Maveridge c.s. heeft ter onderbouwing van haar verwijt als weergegeven in 3.1 onder I onder d gesteld, dat ABN AMRO in 2014 heeft geweigerd Maveridge c.s. Swap 1 te laten afkopen, althans te laten inkorten, terwijl het stuk grond waarvoor de onderliggende financiering was bedoeld, was verkocht. Zij heeft verder gesteld dat ABN AMRO de opbrengst van de verkoop van de grond niet heeft aangewend als aflossing van de lening voor die grond, maar voor een andere lening met een lagere rente en het rekening-courant krediet dat nu juist nodig was om het seizoen te kunnen financieren.
De rechtbank stelt vast dat Maveridge c.s. haar stellingen in dit verband niet concreet heeft onderbouwd met stukken of anderszins heeft toegelicht. Uit niets blijkt dat Maveridge c.s. in 2014 de wens had om de opbrengst van het stuk grond aan te wenden ter aflossing van de Euriborlening uit 2006 of dat zij de renteswap wenste te beëindigen en dat ABN AMRO in deze handelde tegen de wens van Maveridge c.s. De e-mails die hierover in juni 2014 tussen [medewerker Maveridge] en [medewerker ABNAMRO] zijn gewisseld ondersteunen het betoog van Maveridge c.s. niet (zie 2.12 - 2.16). Het enkele feit dat [medewerker Maveridge] heeft nagevraagd wat het afkopen van Swap 1 zou kosten, is daarvoor onvoldoende. Onder deze omstandigheden kan dit verwijt niet leiden tot toewijzing van enige vordering.
Onnodig oversluiten en onjuiste informatie Swap 2
4.19.
Ook het verwijt onder 3.1. onder II onder e treft geen doel. Niet in geschil is dat Swap 2 in 2014 is geëindigd zonder dat Maveridge c.s. een negatieve waarde heeft betaald. Verder is niet gesteld of gebleken dat Maveridge c.s. enige schade heeft geleden door Swap 2. Voor zover Maveridge c.s. heeft beoogd te stellen dat zij bij het afsluiten van Swap 2 in 2008 niet de bedoeling had om het renterisico van de 6-jarige Euriborlening (een herstructurering van een in 2004 afgesloten lening met een oorspronkelijke hoofdsom van
€ 850.000, zie 2.8) af te dekken en dat haar schade is gelegen in de naar haar mening vanwege de renteswap teveel betaalde rente, heeft zij dat onvoldoende toegelicht. Uit niets in het dossier blijkt dat Maveridge c.s. het renterisico eigenlijk niet had willen afdekken, maar daartoe besliste vanwege druk vanuit ABN AMRO.
4.20.
Verder heeft Maveridge c.s. gesteld dat ABN AMRO haar verkeerd heeft voorgelicht over de verwachting die bij de bank leefde ten aanzien van de renteontwikkelingen. Ook dit verwijt slaagt niet. De renteverwachting van een bank is naast zekerheid over toekomstige kosten slechts één aspect bij de beslissing van een ondernemer om tot renterisicoafdekking over te gaan. Daarbij geldt dat een renteverwachting van de bank evident niet meer is dan een verwachting en het onjuist zou zijn als ABN AMRO op basis daarvan een hard advies zou geven. Immers, de bank kon in 2008 niet voorzien wat de stand van de rente in 2014 zou zijn. In dit geval heeft ABN AMRO Maveridge c.s. niet geadviseerd de renteswap aan te gaan op grond van de verwachting over de ontwikkeling van de rente op een termijn van zes jaar. Slechts als ABN AMRO met zekerheid wist dat het Euribortarief gedurende zes jaar lager zou zijn dan het op grond van de renteswap door Maveridge c.s. te betalen tarief, had het op haar weg gelegen om het afsluiten van de renteswap af te raden. Dat Maveridge c.s. met de kennis van nu vanwege de aanhoudende historisch lage Euribor achteraf bezien beter voor een ander instrument ter afdekking van het renterisico had kunnen kiezen, maakt het voorgaande niet anders.
Ook geldt dat het alternatief voor het afdekken van het renterisico zoals ABN AMRO heeft aangevoerd en Maveridge onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, een vastrentende lening zou zijn geweest. In dat geval zou ook het risico hebben bestaan om meer rente te moeten betalen dan een flexibele rente gedurende de looptijd van de overeenkomst.
Tenslotte heeft Maveridge c.s. niet concreet toegelicht dat zij de renteswap niet was aangegaan als zij de renteverwachting die ABN AMRO haar naar zij stelt heeft onthouden, had gekend. Hierdoor is het causaal verband tussen de gestelde schade en de gestelde zorgplichtschending niet komen vast te staan.
Al met al wordt geoordeeld dat het verwijt als weergegeven in 3.1 onder I onder e onvoldoende is voor toewijzing van de vordering tot schadevergoeding.
4.21.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen voor zover gebaseerd op de zorgplichtschending zullen worden afgewezen. Het verjaringsverweer behoeft geen bespreking meer.
Opslagverhoging
4.22.
Het laatste verwijt betreft de opslag van de op 17 januari 2013 afgesloten 6-jarige Euriborlening II (zie 2.11). Maveridge c.s. heeft gesteld dat ABN AMRO de opslag van deze lening heeft verhoogd naar 3%, althans dat zij deze onnodig hoog heeft vastgesteld. Volgens Maveridge c.s. heeft ABN AMRO ten onrechte haar schuldpositie te hoog ingeschat en ten onrechte geen acht geslagen op de zekerheden van Maveridge c.s.
Maveridge c.s. heeft in dit verband een beroep gedaan op artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) en heeft betoogd dat ABN AMRO de onnodig hoge opslag moet terugbetalen.
4.23.
Voorop gesteld wordt dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid terughoudend moet worden toegepast. Daarnaast wordt overwogen dat niet duidelijk is op welke tussen partijen geldende contractuele regel Maveridge c.s. doelt. ABN AMRO heeft onbetwist betoogd en dat kan ook uit het feitencomplex worden afgeleid, dat in 2013 geen sprake is geweest van een verhoging van een eerdere, lager vastgestelde opslag die voor een eerdere lening was overeengekomen, maar van een geheel nieuwe Euriborlening. Bij het afsluiten van deze lening is Maveridge c.s. akkoord gegaan met de opslag van 3%. ABN AMRO heeft de hoogte van het in rekening gebrachte tarief toegelicht met verwijzing naar de gewijzigde financiële omstandigheden van Maveridge c.s. en een gewijzigde financiële markt. Hiertegenover heeft Maveridge c.s. niets concreets gesteld. Onder deze omstandigheden faalt het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW.
4.24.
Ook het beroep op de schending van de (in artikel 2 ABV neergelegde) zorgplicht, slaagt niet. Zoals hiervoor onder 4.3 overwogen hangt de reikwijdte van de zorgplicht af van de omstandigheden van het geval. Aan Maveridge c.s. is bedrijfsfinanciering in de vorm van een lening met een rente gebaseerd op eenmaands Euribor en een opslag van 3% verstrekt. Dat is – anders dan een renteswap – geen risicovol product waarvoor Maveridge c.s. vanwege de gevaren van eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht bescherming behoeft. Maveridge c.s. moet in relatie tot de bank worden aangemerkt als professionele partij, die heeft ingestemd met de gehanteerde opslag. De zorgplicht gaat in dit geval niet verder dan dat ABN AMRO zich een juist en actueel beeld vormt van de zekerheid die haar klant haar biedt en rekening houdt met relevante omstandigheden zoals de waarde van de onderneming. Maveridge c.s. heeft geen concrete feiten gesteld waaruit zou volgen dat ABN AMRO dat bij het bepalen van de hoogte van de opslag niet heeft gedaan. Zij heeft dan ook niet duidelijk gemaakt hoe ABN AMRO in deze haar zorgplicht kan hebben geschonden. Dit betekent dat ook het verwijt als weergegeven in 3.1 onder I onder f faalt.
Proceskosten
4.25.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen zullen worden afgewezen met veroordeling van Maveridge c.s. in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 639 voor griffierecht en € 1.086 (2 punten x tarief € 543) voor salaris advocaat. De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze die in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Maveridge c.s. in de proceskosten aan de zijde van ABN AMRO tot op heden begroot op € 1.725 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis,
5.3.
veroordeelt Maveridge c.s. in de na dit vonnis aan de zijde van ABN AMRO ontstane nakosten, begroot op € 157 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van
€ 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2020. [1]

Voetnoten

1.type: EMH