Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een WW-uitkering aangevraagd na zelf ontslag te nemen van zijn werkgever. De verweerder heeft in het primaire besluit van 29 mei 2019 meegedeeld dat de uitkering niet wordt uitbetaald omdat de eiser verwijtbaar werkloos is geworden. Dit besluit werd in het bestreden besluit van 8 oktober 2019 gehandhaafd, waarop de eiser beroep instelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser van 19 februari 2013 tot 1 april 2019 werkzaam was bij zijn werkgever en dat hij op 2 mei 2019 een WW-uitkering heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de eiser door zelf ontslag te nemen een verwijtbaar werkloosheidsrisico heeft genomen, aangezien hij geen aanvaardbare redenen had om zijn dienstbetrekking te beëindigen. De eiser had de keuze gemaakt om een eigen onderneming te starten, maar dit rechtvaardigde niet het ontslag zonder het afwachten van de situatie bij zijn werkgever.
De rechtbank concludeerde dat de verweerder terecht had besloten de WW-uitkering te weigeren, omdat de eiser niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Werkloosheidswet. De persoonlijke omstandigheden van de eiser na het ontslag, zoals financiële problemen en privéomstandigheden, waren niet voldoende om de weigering van de uitkering te rechtvaardigen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.