7.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank overweegt dat diefstal een hinderlijk feit is, waarbij vaak schade en overlast voor het slachtoffer wordt veroorzaakt. Ook zorgt het voor veel overlast in de maatschappij. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het ISD-trajectconsult van het NIFP van 30 januari 2020, opgemaakt door psychiater i.o C.D.E. de Jonge. In dit rapport concludeert zij dat geen sprake is van contra-indicaties voor het opleggen van een ISD-maatregel. Verder staat er – zakelijk weergegeven – onder meer in dat bij verdachte is sprake van een langdurig bestaande stoornis in cocaïnegebruik. In het verleden zou volgens het rapport ook sprake zijn geweest van een stoornis in alcoholgebruik. In 2016 is verdachte ‘Pro Justitia’ onderzocht en werd verdachte gediagnosticeerd met onder meer een antisociale persoonlijkheidsstoornis. In mei 2015 is een intelligentieonderzoek gedaan, waarbij het niveau van het intellectueel functioneren van verdachte werd geschat op beneden gemiddeld niveau (TIQ=85).
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 2 maart 2020, opgemaakt door R. Nuyens. In dit rapport staat - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende.
Verdachte wordt beschouwd als een veelpleger op het gebied van vermogensdelicten. Hij kreeg meermalen een drang- en dwangkader opgelegd. Verdachte voldoet aan zowel de harde als de zachte ISD-criteria. Het risico op recidive en onttrekking aan voorwaarden is hoog. Verdachte kampt met dakloosheid en psychosociale- en verslavingsproblematiek. Er zijn geen beschermende factoren. Eerdere verslavingstrajecten werden door hem voortijdig beëindigd. Oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen, teneinde zijn recidive in delictgedrag en gerelateerd harddrugsgebruik een halt toe te roepen.
Geadviseerd wordt tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. In dat kader kan verdachte worden gemotiveerd om mee te werken aan een langdurige klinische verslavings-behandeling en kan aansluitend worden gezocht naar een beschermde woonvoorziening gelegen buiten de Randstad en haar gebruikersscéne. Plaatsing in Hoeve Boschoord en aansluitend Oranjeborg is mogelijk aangewezen. Gelet op de hoge mate van onmacht is de kans aanwezig dat verdachte ook in het kader van de ISD-maatregel niet-responsief is voor hulpverlening. In dat geval wordt voldaan aan het primaire doel van de maatregel ISD: voorkoming van recidive gedurende de intramurale fase.
Verder heeft de rechtbank aanvullend kennisgenomen van de e-mailberichten van R. Nuyens en zijn collega P. van Doleweerd van 23 april 2020, waarin zij de door de raadsman van verdachte gestelde vragen beantwoorden. In deze e-mails staat – zakelijk weergegeven – (onder meer) dat verdachte tijdens periodes van detentie motivatie laat zien om te werken aan zijn verslavingsproblematiek. Eenmaal in vrijheid lukt het hem niet om zijn motivatie te bestendigen. Er volgt dan spoedig een terugval in delictgedrag en middelengebruik. De wil om zijn verslaving aan te pakken is er verdachte wel, maar hij beschikt niet over de benodigde vaardigheden. In het kader van een voorwaardelijke ISD-maatregel zou sprake zijn van gedragsvrijheid waardoor de kans op recidive vermoedelijk onvermijdelijk is.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 25 maart 2020 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 24 januari 2020 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en maatregel en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal van door verdachte begane soortgelijke feiten.
Alhoewel de rechtbank niet twijfelt aan de motivatie van verdachte om te werken aan zijn verslavingsproblematiek, is verdachte hiertoe herhaaldelijk niet in staat gebleken. Aan verdachte is meermalen de kans geboden, binnen een vrijwillig of voorwaardelijk kader, om aan zijn verslavingsproblematiek te werken. Zo heeft de rechtbank in september 2019 hem nog de kans gegeven om uit zichzelf een behandeltraject bij de Spetse Hoeve van Terwille verslavingszorg te ondergaan, in plaats van hem de ISD-maatregel op te leggen. Hij had een concreet plan en was gemotiveerd. Verdachte heeft deze kans echter toch niet weten te benutten en tot een behandeltraject is het niet gekomen. Vervolgens heeft verdachte een terugval gehad in zijn verslaving en heeft hij opnieuw een strafbaar feit gepleegd. Verdachte verklaart dat het niet slagen van het door hem geplande traject kwam omdat hij niet over een identiteitsbewijs beschikte, maar van serieuze inspanningen om zijn plan toch te laten slagen is onvoldoende gebleken. Dit terwijl hij wist dat als hij weer de mist in zou gaan, de ISD-maatregel (weer) in beeld zou komen, zoals door de rechtbank in september 2019 ook expliciet is overwogen.
Het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel met een klinische opname als bijzondere voorwaarde, is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen reëel alternatief om verdachte te bewegen tot gedragsverandering.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist en zal zij daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn (hardnekkige verslavings-)problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Om die reden zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.