ECLI:NL:RBAMS:2020:2636

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
C/13/683486 / KG ZA 20-401
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van minderjarigen aan moeder in kort geding met betrekking tot huiselijk geweld en huurwoning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 20 mei 2020, is een kort geding aan de orde waarin de eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. el Mhassani, verzoekt om voorlopige toevertrouwing van haar minderjarige kinderen aan haarzelf. De eiseres heeft een relatie met de gedaagde, die tijdelijk een huisverbod heeft gekregen vanwege huiselijk geweld. De eiseres vordert ook het uitsluitend gebruik van de huurwoning, die op naam van de gedaagde staat, voor een periode van negen maanden. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. Dorgelo, verzet zich tegen de vorderingen en stelt dat de woning niet geschikt is voor een gezin met drie kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2020 is gebleken dat de partijen al vijf jaar een affectieve relatie hebben en dat er twee minderjarige kinderen zijn geboren uit deze relatie. De eiseres is momenteel zwanger van een derde kind. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiseres in de toekomst beter in staat zal zijn om voor de kinderen te zorgen, gezien haar huidige situatie en de zwangerschap. De rechter heeft besloten dat de minderjarige 2 voorlopig aan de eiseres wordt toevertrouwd, terwijl de gedaagde de woning moet verlaten.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eiseres om het uitsluitend gebruik van de woning voor negen maanden toegekend, maar heeft dit beperkt tot drie maanden. De rechter heeft ook bepaald dat de gedaagde de afspraken moet naleven en dat er geen noodzaak is voor afdwinging met de sterke arm. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 20 mei 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/683486 / KG ZA 20-401 CdK/MAH
Vonnis in kort geding van 20 mei 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 7 mei 2020,
advocaat mr. S. el Mhassani te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Dorgelo te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de mondelinge behandeling op 15 mei 2020 waren partijen en hun advocaten aanwezig. Voor [eiseres] was ook een tolk in de taal Tigrinya aanwezig, de heer B. Habte Essias.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] de vorderingen in de dagvaarding toegelicht. Mr. El Mhassani heeft een aantal kennelijke verschrijvingen in het petitum hersteld, namelijk dat niet de Kantonrechter, maar de voorzieningenrechter civiel is bedoeld, dat in het adres onder 2., 3. en 4. het huisnummer 71 ontbreekt en dat onder 3. wordt verwezen naar 1. terwijl dit 2. moet zijn. [gedaagde] heeft tegen de – gecorrigeerde - vorderingen verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben sinds vijf jaar een affectieve relatie met elkaar, waaruit de volgende kinderen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] (Soedan), en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
[eiseres] is 4 maanden zwanger van een derde kind van partijen.
2.2.
Sinds augustus 2017 wonen partijen met de kinderen op het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] (hierna: de woning). Het betreft een sociale huurwoning met twee slaapkamers. Het huurcontract van de woning staat alleen op naam van [gedaagde] . Hij heeft de woning vanuit de asielzoekersopvang toegewezen gekregen. [eiseres] is met het oudste kind drie jaar geleden naar Nederland gekomen.
2.3.
Op 23 april 2020 heeft [gedaagde] in verband met huiselijk geweld een huisverbod opgelegd gekregen voor de duur van 10 dagen, welk verbod bij beschikking van 30 april 2020 is verlengd tot 21 mei 2020. [gedaagde] verblijft op dit moment in een daklozen-hotel.
2.4.
In de verlengingsbeschikking van de Burgemeester staat onder meer het volgende.

Volgens het zorgcoördinatiepunt kunnen achterblijver en uithuisgeplaatste niet in hetzelfde huis wonen, maar achterblijver en uithuisgeplaatste komen er niet uit op welke manier dit kan worden gerealiseerd. (...)
Sinds maart 2018 is Samen Doen betrokken bij het gezin om praktische zaken op te pakken. Sinds oktober 2019 is er een ambulant traject gestart bij de Blijfgroep vanwege huiselijk geweld. (...)
Uithuisgeplaatste komt afspraken tijdens het huisverbod goed na. (...)
Achterblijver komt de afspraken tijdens het huisbezoek goed na. (...)
Ook wordt benoemd door de hulpverlening dat achterblijver zeker een aandeel heeft in de conflicten. (...)
2.5.
Partijen hebben op dit moment gezamenlijk een bijstandsuitkering.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - :
voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan haar,
veroordeling van [gedaagde] om binnen 1 week medewerking te verlenen aan indiening van een verzoek medehuurderschap bij de verhuurder,
bij gebrek aan medewerking te bepalen dat het vonnis in de plaats van deze medewerking wordt gesteld,
het uitsluitend gebruik van de woning voor 9 maanden voor [eiseres] , op voorwaarden dat [eiseres] binnen een maand het verzoek bij de verhuurder indient en na toestemming binnen een maand een verzoek bij de kantonrechter indient tot voortzetting van de huur,
te bepalen dat het onder 4. gevorderde ten uitvoer kan worden gelegd met de sterke arm.
3.2.
[eiseres] stelt dat zij vreest voor haar leven. Zij heeft aangifte gedaan van bedreigingen en mishandeling. Er is ook een striem op haar rug geconstateerd door de politie. Zij wordt al ongeveer twee jaar geestelijk en fysiek mishandeld en kan niet verder met [gedaagde] . Ongeveer twee jaar geleden, tijdens de zwangerschap van het tweede kind is zij ook bijna twee maanden in een Blijfhuis geweest. [eiseres] heeft altijd voor de kinderen gezorgd, zij wil geen co-ouderschap, de communicatie tussen partijen is daarvoor niet goed genoeg. Zij is in staat om alleen de huur voor de woning te betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. De woning is niet geschikt voor een gezin met twee en straks drie kinderen, [gedaagde] wil daar blijven wonen en niet meewerken aan medehuurderschap. Het is ook maar de vraag of [eiseres] door de verhuurder wel als medehuurder wordt toegelaten. Duidelijk is dat beide partijen een eigen woning nodig hebben. De woning van [gedaagde] is geschikt voor hem. [eiseres] kan met de kinderen een urgentie krijgen om een woning toegewezen te krijgen. [gedaagde] heeft een concept ouderschapsplan overgelegd. Hij zou graag een co-ouderschap en hoofdverblijf van de kinderen bij hem hebben. Hij brengt en haalt het oudste kind drie dagen per week naar en van school, [eiseres] heeft dan Nederlandse les. Het is ook mogelijk dat de kinderen in de woning blijven en de ouders om en om in het daklozen-hotel verblijven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toevertrouwing kinderen

4.1.
De voorzieningenrechter acht beide ouders in staat voor de kinderen te zorgen. Uit het concept ouderschapsplan blijkt dat [eiseres] over [minderjarige 1] het ouderlijk gezag heeft en dat partijen gezamenlijk over [minderjarige 2] het ouderlijk gezag hebben. Dit maakt dat een beslissing over toevertrouwen van de kinderen alleen betrekking heeft op [minderjarige 2] . [eiseres] heeft in Nederland nog niet gewerkt en is bezig Nederlands te leren, zodat zij in de toekomst aan het arbeidsproces kan deelnemen. [gedaagde] is automonteur en heeft als zodanig ook in Nederland gewerkt, maar heeft last van een pijnlijke schouder. Hij is op zoek naar ander werk, maar wordt op dit moment ook belemmerd door de Coronacrisis. Gelet op dit streven van [gedaagde] en de positie van [eiseres] ten aanzien van werk en ook het feit dat zij zwanger is, zal [eiseres] in de nabije toekomst beter in de gelegenheid zijn om voor de kinderen te zorgen. [minderjarige 2] wordt dan ook voorlopig aan haar toevertrouwd. Dat maakt ook dat de kinderen bij elkaar kunnen blijven wonen.
De woning
4.2.
Het huurcontract van de woning staat op naam van [gedaagde] en hij heeft de woning vanuit zijn asielstatus toegewezen gekregen. Daarna zijn [eiseres] en [minderjarige 1] naar Nederland gekomen. Partijen zijn niet getrouwd, wat maakt dat [eiseres] niet van rechtswege medehuurder is geworden. In beginsel zou het medehuurderschap mogelijk moeten zijn, maar er is geen begin van een aanwijzing dat de verhuurder dit zou toelaten. Inmiddels bestaat het gezin namelijk uit vier mensen en is een vijfde gezinslid op komst. Gelet op de onmogelijkheid van [eiseres] en [gedaagde] om zonder conflicten samen te leven, terwijl beiden mogelijk agressief gedrag naar elkaar vertonen, dient één van hen de woning te verlaten. Op de korte termijn kan dit van [gedaagde] verwacht worden. Hij kan verblijven in het daklozen-hotel en mogelijk ook bij een vriend in Utrecht. Op de langere termijn acht de voorzieningenrechter deze woning echter niet geschikt voor [eiseres] en drie kinderen. Zij zal een urgentieverklaring moeten aanvragen en trachten op de kortst mogelijke termijn een geschikte woning te vinden. De vorderingen onder 2. en 3. worden daarom afgewezen.
4.3.
In de tussentijd is het in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven en dat [minderjarige 1] naar zijn bekende school kan gaan. Daarom zal worden bepaald dat [eiseres] met de kinderen voor een periode van drie maanden de woning kan blijven gebruiken met uitsluiting van [gedaagde] . Als [eiseres] in die periode een woning heeft gevonden, kan zij met de kinderen daarheen verhuizen. Als dit niet zo is, ligt het voor de hand en wordt het [eiseres] ten zeerste aangeraden om de kinderen bij [gedaagde] in de woning te laten en zelf voor de laatste fase van haar zwangerschap via de hulpverlening in een beschermde omgeving te verblijven totdat haar een passende woning is toegewezen. Evenzeer ligt het voor de hand dat [gedaagde] op dinsdag, woensdag en donderdag overdag voor de kinderen blijft zorgen, in elk geval als de opleiding van [eiseres] weer van start gaat. Na 20 augustus 2020 zal de woning weer door [gedaagde] mogen worden bewoond. De vordering onder 4 wordt dus voor een beperktere periode en zonder de voorwaarden toegewezen.
Sterke arm
4.4.
[gedaagde] heeft tijdens het huisverbod de afspraken goed nageleefd. Daarom wordt afdwinging met de sterke arm niet noodzakelijk geacht. [gedaagde] dient dit vonnis na te leven.
4.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , voorlopig wordt toevertrouwd aan [eiseres] ,
5.2.
bepaalt dat [eiseres] tot en met 20 augustus 2020 het uitsluitend gebruik van de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] heeft met uitsluiting van [gedaagde] ,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CMEdK