ECLI:NL:RBAMS:2020:2675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
AMS 19/4782
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting op basis van de Huisvestingsverordening Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen [eiser], een 42-jarige man met schizofrenie, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. [Eiser] heeft een urgentieverklaring aangevraagd voor huisvesting, omdat hij samen met zijn echtgenote in een vierkamerwoning woont met zijn moeder en stiefvader, wat door hen als zeer belastend wordt ervaren. De gemeente heeft de aanvraag op 4 april 2019 afgewezen, waarna [eiser] bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 5 augustus 2019 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door [eiser].

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zitting op 19 maart 2020 niet kon doorgaan vanwege de coronamaatregelen, maar dat de overgelegde stukken voldoende inzicht boden in de standpunten van partijen. Beide partijen stemden in met een schriftelijke afdoening van de zaak. De gemeente stelde dat [eiser] niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, omdat zijn echtgenote niet twee jaar onafgebroken in Amsterdam had gewoond en omdat [eiser] niet zelfredzaam was, zoals blijkt uit een GGD-advies.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [eiser] geen urgentieverklaring kon krijgen. De omstandigheden waren niet zodanig uitzonderlijk dat de hardheidsclausule moest worden toegepast. De rechtbank erkende de lastige situatie van [eiser] en zijn familie, maar concludeerde dat de geschetste omstandigheden niet zo schrijnend waren dat de gemeente een urgentieverklaring had moeten verstrekken. Het beroep van [eiser] werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4782

voorbereiding in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. V.J. Oranje),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Carter).
Partijen worden hierna [eiser] en de gemeente genoemd.

Waar gaat het over?

1. [eiser] is een getrouwde man van 42 jaar. Hij woont samen met zijn echtgenote in bij zijn moeder en stiefvader op het adres [adres] in Amsterdam. De echtgenote van [eiser] staats sinds [datum] op dit adres ingeschreven. Het gaat om een vierkamerwoning van 52 m2. De inwoonsituatie wordt door alle bewoners op dit adres als zeer belastend ervaren. [eiser] lijdt aan schizofrenie wat zorgt voor een ontwrichtende situatie. Dit wordt vooral ervaren door de stiefvader van [eiser] die slechts in zijn huis durft te zijn als [eiser] afwezig is. [eiser] heeft daarom op 26 februari 2019 een urgentieverklaring aangevraagd.
2. De gemeente heeft de aanvraag op 4 april 2019 afgewezen. [eiser] heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3. De gemeente heeft [eiser] op 13 juni 2019 gesproken over zijn bezwaren. Op 5 augustus 2019 heeft de gemeente het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. [eiser] heeft daartegen beroep ingesteld
.
4. Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 19 maart 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus kon deze zitting niet doorgaan. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de overgelegde stukken in deze zaak voldoende inzicht in de standpunten van partijen en zullen partijen niet in hun belangen worden geschaad met een schriftelijke afdoening van de zaak. Partijen hebben bovendien, na te zijn gewezen op hun recht om op een zitting te worden gehoord, uitdrukkelijk ingestemd met een schriftelijke afdoening van de zaak. De rechtbank sluit daarom het onderzoek en zal uitspraak doen zonder dat er een behandeling van de zaak op zitting plaatsvindt. [1]

Wat vindt de gemeente?

5.1.
De gemeente is van mening dat [eiser] niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring, omdat zich algemene weigeringsgronden voordoen. De echtgenote van [eiser] heeft in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag niet twee jaar onafgebroken in Amsterdam gewoond. [2] Een uitzondering op de hoofdregel doet zich niet voor nu sprake is van inwoning zonder schoolgaande kinderen. [eiser] voldoet daarnaast ook niet aan de eis van zelfredzaamheid. De gemeente baseert zich hierbij op het GGD-advies van 30 juni 2016. Daaruit volgt dat de behandelend sector begeleid wonen voor [eiser] mogelijk acht. Bij het overgaan naar een zelfstandige woning zal [eiser] hierin verder moeten worden begeleid. Begeleid wonen is echter een contra-indicatie voor zelfstandig wonen. [3]
5.2.
Volgens de gemeente doen zich ook geen feiten of omstandigheden voor die het verlenen van een urgentieverklaring rechtvaardigen op grond van de hardheidsclausule. [4] De levensontwrichtende situatie die ontstaat door de agressie van [eiser] richt zich vooral tot de moeder en stiefvader. De Huisvestingsverordening ziet echter alleen op de aanvrager en de leden die tot zijn huishouden behoren. Dat zijn de echtgenote en [eiser] zelf. Het huisvestingsprobleem kan bovendien ook worden opgelost als [eiser] een begeleid wonen traject start. Dat [eiser] is getrouwd en stelt dat zijn echtgenote de verzorgingstaken op zich kan nemen, maakt het voorgaande volgens de gemeente niet anders.

Wat vindt [eiser] ?

6. [eiser] doet een beroep op de hardheidsclausule. Volgens hem is sprake van een schrijnende situatie. De woonsituatie heeft immers een negatieve weerslag op al zijn gezinsleden. [eiser] is, vanwege zijn schizofrenie, niet in staat om zijn agressie te controleren. Zijn stiefvader durft niet samen met hem in hun kleine woning te verblijven. De stiefvader is in 2014 al eens mishandeld door [eiser] . Dat de levensontwrichtende situatie vooral de stiefvader treft doet volgens [eiser] niet af aan het aanwezig zijn van een levensontwrichtende situatie. [eiser] vindt het verder onbegrijpelijk dat deze situatie geen urgent huisvestingsprobleem oplevert, omdat hij geen kinderen heeft. Ook vindt [eiser] het onbegrijpelijk dat hij volgens de gemeente niet voldoet aan de eis van zelfredzaamheid nu hij wordt verzorgd door zijn echtgenote.

Oordeel rechtbank

7. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [eiser] geen urgentieverklaring kan krijgen op basis van de Huisvestingsverordening en het bijbehorende beleid. Omdat er zeer veel aanvragen worden gedaan door mensen in vergelijkbare omstandigheden, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoekers situatie niet zodanig uitzonderlijk is dat de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De rechtbank ziet dat [eiser] en zijn familie in een zeer lastige situatie verkeren, maar de geschetste omstandigheden zijn echter niet zo schrijnend, dat de gemeente alsnog een urgentieverklaring had moeten verstrekken. De ongewenste woonsituatie die ontstaat door de agressie van [eiser] richt zich vooral tot de moeder en stiefvader. Indien zij van mening zijn dat sprake is van een voor hun schrijnende situatie dan dienen zij daar zelfstandig een beroep op te doen. [5] De Huisvestingsverordening ziet immers alleen op de aanvrager en de leden die tot zijn huishouden behoren. Dat zijn in dit geval de echtgenote en [eiser] zelf. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [eiser] zich zorgen maakt over zijn gezondheid en de gezondheid van zijn stiefvader, ziet de rechtbank niet in dat alleen een urgentieverklaring deze zorg weg kan nemen. Oncontroleerbare agressie en gewelduitingen worden immers niet opgelost met een zelfstandige woonruimte. Uit diverse medische rapporten blijkt dat [eiser] niet zelfredzaam is en niet vaardig is in de algemene dagelijkse levensverrichtingen. De behandelend sector ziet een uitkomst in begeleid wonen. Begeleid wonen is echter een contra-indicatie voor zelfstandig wonen. Dat de echtgenote van [eiser] momenteel ondersteuning biedt, brengt daar geen verandering in. Zij is immers geen professionele hulpverlener en uit niets blijkt dat zelfstandig wonen met haar begeleiding tot de mogelijkheden behoort. Indien [eiser] toch zelfstandig wil wonen is het zijn eigen verantwoordelijk om nieuwe woonruimte te zoeken, eventueel met de hulp van maatschappelijk werk of een andere instantie.

Conclusie

8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gayir, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met de beslissing?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder i, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016.
3.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder f, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016.
4.Artikel 2.6.11 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016.
5.Beleidsregel 5. urgenties behorende bij de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016, par. 10 en 13.