In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over de aanvraag van eiseres voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres, een 34-jarige vrouw en slachtoffer van huiselijk geweld, had verzocht om toegang tot een blijf-van-mijn-lijfhuis, maar de gemeente had haar dit geweigerd. In plaats daarvan werd eiseres op een wachtlijst geplaatst voor maatschappelijke opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet zorgvuldig heeft onderzocht welke vorm van opvang eiseres nodig had. Pas tijdens de beroepsprocedure werd duidelijk dat eiseres in aanmerking kwam voor een 'herstartstudio', maar deze informatie had eerder in het besluit op haar aanvraag moeten worden opgenomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke situatie van eiseres en de relevante omstandigheden. De gemeente had moeten vaststellen welke maatwerkvoorziening passend was voor eiseres, maar dit was niet duidelijk in de besluitvorming. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de gemeente vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat de gemeente tijdens de procedure alsnog had verduidelijkt welke maatwerkvoorziening passend was. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep zich richtte tegen de feitelijke uitvoering van het besluit, en eiseres werd geadviseerd om zich in dat geval tot de civiele rechter te wenden.