ECLI:NL:RBAMS:2020:2776

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AWB 19/2273
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van de gemeente bij de aanvraag voor maatschappelijke opvang onder de Wmo

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over de aanvraag van eiseres voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Eiseres, een 34-jarige vrouw en slachtoffer van huiselijk geweld, had verzocht om toegang tot een blijf-van-mijn-lijfhuis, maar de gemeente had haar dit geweigerd. In plaats daarvan werd eiseres op een wachtlijst geplaatst voor maatschappelijke opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet zorgvuldig heeft onderzocht welke vorm van opvang eiseres nodig had. Pas tijdens de beroepsprocedure werd duidelijk dat eiseres in aanmerking kwam voor een 'herstartstudio', maar deze informatie had eerder in het besluit op haar aanvraag moeten worden opgenomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de persoonlijke situatie van eiseres en de relevante omstandigheden. De gemeente had moeten vaststellen welke maatwerkvoorziening passend was voor eiseres, maar dit was niet duidelijk in de besluitvorming. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de gemeente vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat de gemeente tijdens de procedure alsnog had verduidelijkt welke maatwerkvoorziening passend was. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.050,-. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep zich richtte tegen de feitelijke uitvoering van het besluit, en eiseres werd geadviseerd om zich in dat geval tot de civiele rechter te wenden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2273

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: M. Keurentjes).

Conclusie

1.1.
Deze rechtszaak gaat over de vraag of verweerder (hierna: de gemeente) op een zorgvuldige manier heeft onderzocht of eiseres in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Ook gaat deze rechtszaak over de vraag of de gemeente eiseres op een wachtlijst mag zetten en in een tijdelijke opvangvoorziening mag plaatsen, voordat zij de maatwerkvoorziening krijgt waar zij aanspraak op maakt.
1.2.
De rechtbank stelt eiseres deels in het gelijk. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente niet zorgvuldig heeft onderzocht welke vorm van maatschappelijke opvang eiseres nodig heeft. Pas tijdens de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft de gemeente laten weten dat eiseres in aanmerking komt voor een zogeheten ‘herstartstudio’. De gemeente had dit al eerder duidelijk moeten maken, namelijk in het besluit op de aanvraag van eiseres. De rechtbank is echter niet bevoegd een oordeel te geven over de vraag of de gemeente eiseres op een wachtlijst mag zetten en in een tijdelijke opvangvoorziening mag plaatsen, voordat zij de maatwerkvoorziening krijgt waar zij aanspraak op maakt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wat is er aan deze uitspraak vooraf gegaan?

2.1.
Eiseres is een 34-jarige vrouw. Ze heeft een dochter van 5 jaar oud, die uit huis is geplaatst. Eiseres is slachtoffer van huiselijk geweld door haar ex-partner. Ze moest daarom eind 2018 haar woning verlaten en heeft toen aan de gemeente gevraagd om haar tot een blijf-van-mijn-lijfhuis toe te laten.
2.2.
De gemeente heeft in het besluit van 24 september 2018 (het primaire besluit I) aan eiseres laten weten dat zij geen toegang tot een blijf-van-mijn-lijfhuis krijgt, omdat er geen dreiging van haar ex-partner meer was.
2.3.
In het besluit van 6 maart 2019 (het primaire besluit II) heeft de gemeente bepaald dat eiseres wel in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang. In het besluit staat dat er zij op een wachtlijst wordt geplaatst. Met ingang van 18 april 2019 verblijft eiseres in opvanglocatie [naam 1] van de Volksbond.
2.4
Eiseres heeft tegen beide besluiten bezwaar gemaakt. Ze heeft ook een voorlopige voorziening bij de rechtbank gevraagd. De gemeente heeft in het besluit van 10 april 2019 (het bestreden besluit) het bezwaar tegen het primaire besluit I gegrond verklaard en tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening in de uitspraak van 24 april 2019 afgewezen.
2.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. In een brief van 15 november 2019 heeft de gemeente aan de rechtbank laten weten dat eiseres op de wachtlijst staat voor een herstartstudio. Dit zijn studio’s die geschikt zijn voor cliënten die werken aan de laatste stap in hun hersteltraject maar door schuldenproblematiek nog niet kunnen uitstromen naar een zelfstandige woonruimte. Ze oefenen in de herstartstudio’s met het zelfstandig wonen en krijgen zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheden. Ten tijde van de zitting bij de rechtbank op 25 november 2019 verbleef eiseres nog steeds in de opvanglocatie [naam 1] . Eiseres was op de zitting aanwezig, samen met haar gemachtigde, de tolk in de Arabische taal M. Bouker en de maatschappelijk werkster [naam 2] . Ook de gemachtigde van verweerder was op de zitting aanwezig.
2.6.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst. De gemeente en eiseres hebben aanvullende stukken ingediend en toestemming gegeven aan de rechtbank om uitspraak te doen zonder een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Mocht de gemeente eiseres op een wachtlijst plaatsen en tijdelijk in [naam 1] opvangen?
3.1.
De gemeente verleent eiseres met ingang van 18 april 2019 tijdelijke noodopvang in de locatie [naam 1] . Deze locatie is in beginsel bedoeld voor mensen met langdurige psychiatrische problemen. Eiseres heeft een eigen kamer in [naam 1] . Ze is er de enige vrouw. Er is 24 uur per dag begeleiding aanwezig. Eiseres staat vanaf 9 januari 2019 op de wachtlijst voor een plek in een herstartstudio. Deze wachtlijst duurt gemiddeld twee tot tweeëneenhalf jaar, dus het is de verwachting dat eiseres pas in 2021 in een herstartstudio terecht kan.
3.2.
Eiseres vindt de tijdelijke plaatsing in [naam 1] niet geschikt voor haar. Zij voelt zich er niet veilig en krijgt onvoldoende begeleiding. Daarnaast duurt het veel te lang voordat eiseres de passende maatwerkvoorziening krijgt die zij nodig heeft.
3.3.
De rechtbank kan niet over deze beroepsgronden van eiseres oordelen. De praktische uitvoering van een besluit op grond van de Wmo is een feitelijke handeling. Eiseres heeft bezwaren tegen de feitelijke uitvoering van de toegekende maatwerkvoorziening, namelijk tegen de duur van de wachtlijst en de invulling van de noodopvang. Tegen deze feitelijke omstandigheden staat geen bezwaar en beroep open bij de bestuursrechter. Dit wordt in de toekomst waarschijnlijk anders, omdat de wetgever van plan is om geschillen over de praktische uitvoering van de Wmo ook door de bestuursrechter te laten beslechten. [1] Maar totdat dit wetsvoorstel in werking is getreden, is alleen de civiele rechter bevoegd om hier een oordeel over te geven.
3.4.
De rechtbank verklaart zich daarom ten aanzien van deze beroepsgronden onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Heeft de gemeente de aanvraag van eiseres zorgvuldig behandeld?

4.1.
Eiseres voert verder aan dat de gemeente niet zorgvuldig op haar verzoek om opvang heeft beslist. De gemeente heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de persoonlijke situatie van eiseres en alle relevante omstandigheden.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat de gemeente de aanvraag van eiseres niet voldoende zorgvuldig heeft behandeld.
4.3.
In artikel 2.3.2 van de Wmo staat dat de gemeente de persoonlijke situatie van een aanvrager van opvang moet onderzoeken en staat aan welke voorwaarden dat onderzoek moet voldoen. De gemeente moet onder meer de behoeften, de persoonskenmerken en de voorkeuren van de aanvrager onderzoeken. Ook moet de gemeente kijken naar de mogelijkheden om op eigen kracht, via het persoonlijk netwerk of door een algemene voorziening in de behoefte aan opvang te voorzien. In artikel 2.3.5 van de Wmo staat dat de gemeente binnen twee weken moet beslissen op een verzoek om een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening moet een passende bijdrage vormen om in de opvangbehoefte te voorzien. De maatwerkvoorziening moet zijn afgestemd op de omstandigheden en de mogelijkheden van de aanvrager.
4.4.
De gemeente heeft het onderzoek naar de persoonlijke situatie van eiseres laten uitvoeren door de Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO). Die gebruikt het programma Trajectus om de resultaten van het onderzoek in vast te leggen (de zogeheten Trajectusscreening). Uit de Trajectusscreening van eiseres van 26 november 2018 blijkt onder meer dat eiseres lijdt aan PTSS en een depressieve stoornis. Ze leeft in constante angst voor haar ex-partner, door wie ze jarenlang mishandeld is, en ze heeft mogelijk een laag IQ. Haar dochter is uit huis geplaatst. Eiseres zit in de ziektewet, ze heeft schulden, ze is kwetsbaar en beïnvloedbaar. Haar sociale netwerk is beperkt en ze heeft weinig steunende contacten. Ze heeft 24 uur begeleiding of toezicht nodig met ‘hand in hand begeleiding’. Ze is niet in staat om haar hulpvraag uit te stellen of te overzien en weet niet welke acties ze moet ondernemen om dingen op te lossen.
4.5.
De gemeente had, naar aanleiding van het onderzoek van de CTMO, moeten besluiten welke maatwerkvoorziening voor eiseres geschikt is. Dit had in het besluit op de aanvraag moeten staan omschreven. De gemeente heeft in het primaire besluit II en in het bestreden besluit echter alleen maar opgeschreven dat eiseres in aanmerking komt voor een plaats in de maatschappelijke opvang. Enige nadere precisering ontbreekt. Het is dus in de besluitvormingsfase niet duidelijk geworden welke maatwerkvoorziening voor eiseres passend is en waar zij aanspraak op kan maken.
4.6.
Pas in de brief van 15 november 2019 aan de rechtbank heeft de gemeente duidelijk gemaakt dat eiseres op de wachtlijst staat voor een herstartstudio. Pas in de brief van 24 december 2019 heeft de gemeente gemotiveerd waarom de herstartstudio volgens de gemeente een passende maatwerkvoorziening voor eiseres is. Naar het oordeel van de rechtbank had de gemeente dit in de besluitvormingsfase al moeten doen. In artikel 2.3.5 van de Wmo staat immers dat de maatwerkvoorziening moet zijn afgestemd op de omstandigheden en de mogelijkheden van de aanvrager. De gemeente kan daarom niet volstaan met de mededeling dat iemand in zijn algemeenheid tot de maatschappelijke opvang is toegelaten.
4.7.
Hieruit volgt dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd is. Het beroep van eiseres is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

Hoe gaat het nu verder?

5.1.
De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten. De gemeente heeft tijdens de beroepsprocedure immers duidelijk gemaakt welke maatwerkvoorziening voor eiseres passend is en waarom. De gemeente heeft daarmee het gebrek in de besluitvorming hersteld. Eiseres is het er ook mee eens dat een herstartstudio voor haar een passende maatwerkvoorziening is. De gemeente hoeft dus geen nieuw besluit te nemen.
5.2.
Omdat het beroep van eiseres gegrond is, moet de gemeente wel de proceskosten van eiseres vergoeden en het griffiegeld aan haar terugbetalen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). [2]
5.3.
Als eiseres het niet eens blijft met de feitelijke uitvoering van de maatwerkvoorziening, zal zij zich tot de civiele rechter moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de feitelijke uitvoering van het bestreden besluit;
  • verklaart het beroep voor het overige gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet met deze uitspraak eens?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit staat in het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inzake het resultaatgericht beschikken’.
2.Deze berekening is gemaakt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.