ECLI:NL:RBAMS:2020:3012
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot behandeling van Europees aanhoudingsbevel
Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 1 april 2020, betrof het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 6 maart 2020 was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings Limburg in België. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 en gedetineerd in een Belgische inrichting, had de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de procesgang heeft de raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, verzocht om aanhouding van de behandeling in afwachting van een Belgisch vonnis, wat door de rechtbank is gehonoreerd. De zitting op 7 mei 2020 werd geschorst en de behandeling is voortgezet op 27 mei 2020. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, was aanwezig, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat het EAB was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat met de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. Daarom verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB en stelde vast dat de overleveringsdetentie was beëindigd.