ECLI:NL:RBAMS:2020:3012

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
13/751286-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot behandeling van Europees aanhoudingsbevel

Op 27 mei 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 1 april 2020, betrof het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 6 maart 2020 was uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings Limburg in België. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 en gedetineerd in een Belgische inrichting, had de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit. Tijdens de procesgang heeft de raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, verzocht om aanhouding van de behandeling in afwachting van een Belgisch vonnis, wat door de rechtbank is gehonoreerd. De zitting op 7 mei 2020 werd geschorst en de behandeling is voortgezet op 27 mei 2020. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, was aanwezig, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsman waren afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat het EAB was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat met de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. Daarom verklaarde de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB en stelde vast dat de overleveringsdetentie was beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751286-20
RK nummer: 20/1956
Datum uitspraak: 27 mei 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 april 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2020 door het Parket van de Procureur des Konings Limburg (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats 1],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats 2],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 7 mei 2020
De vordering zou aanvankelijk worden behandeld op de openbare zitting van 7 mei 2020. De raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht, heeft de rechtbank bij e-mail van
21 april 2020 verzocht de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van een Belgisch vonnis in de zaak van de opgeëiste persoon, dat op 20 mei 2020 werd verwacht. De rechtbank heeft dit aanhoudingsverzoek op voorhand gehonoreerd. De raadsman heeft daarop laten weten niet op de zitting aanwezig te zullen zijn. De opgeëiste persoon heeft bij verklaring van 30 april 2020 afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. Het Openbaar Ministerie werd op de zitting vertegenwoordigd door mr. R. Vorrink, officier van justitie.
De rechtbank heeft op 7 mei 2020 het onderzoek ter zitting geschorst tot de zitting van 27 mei 2020.
Zitting 27 mei 2020
De behandeling is voortgezet op de zitting van 27 mei 2020 in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon heeft bij verklaring van 26 mei 2020 afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak.
Mr. P.W. Szymkowiak heeft op voorhand laten weten niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het EAB is ingetrokken.
De rechtbank overweegt dat met de intrekking van het EAB, de grondslag aan de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het overleveringsverzoek is komen te ontvallen. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook in haar conclusie dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in haar vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en V.V. Essenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.