ECLI:NL:RBAMS:2020:308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
C/13/670630 / HA ZA 19-871
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. Bongers-Scheijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot voeging van swapzaken en splitsing in individuele procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een incident waarbij ABN Amro Bank N.V. een vordering tot voeging heeft ingediend van de onderhavige swapzaak met drie andere aanhangige swapzaken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat om de zaken te voegen, omdat de vorderingen van de individuele volmachtgevers niet langer zodanig samenhangen dat een gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat Swapschade B.V. voornemens is om de vorderingen per volmachtgever individueel te onderbouwen, wat een splitsing van de zaken noodzakelijk maakt. De rechtbank heeft de proceskosten in het incident gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. In de hoofdzaak heeft de rechtbank besloten om de procedure te splitsen in drie afzonderlijke procedures, waarbij Swapschade B.V. optreedt namens drie volmachtgevers. De rechtbank heeft de afzonderlijke procedures naar de rol verwezen voor het nemen van akten door Swapschade B.V. om de stellingen per volmachtgever te onderbouwen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/670630 / HA ZA 19-871
Vonnis van 22 januari 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SWAPSCHADE B.V.
gevestigd te Utrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.J.R. Oude Middendorp te Enschede,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Swapschade B.V. en ABN Amro worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding van 28 juni 2019;
­ de akte houdende inbreng producties van de zijde van Swapschade B.V.;
­ de incidentele conclusie strekkende tot voeging ex artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) althans rolvoeging van ABN Amro;
­ de conclusie van antwoord in het incident tot (rol)voeging;
­ het aan partijen door de rechtbank kenbaar gemaakte voornemen van 6 november 2019 om deze zaak te splitsen;
­ de akten van beide partijen houdende uitlaten voornemen tot splitsing.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.In het incident

2.1.
ABN Amro vordert primair dat de onderhavige zaak wordt gevoegd en subsidiair dat de rechtbank overgaat tot rolvoeging met de bij deze rechtbank aanhangige zaken:
­ de zaak met zaak- en rolnummer C/13/663780 / HA ZA 19-330 (hierna: zaak 19-330);
­ de zaak met zaak- en rolnummer C/13/667392 / HA ZA 19-599 (hierna: zaak 19-599);
­ de zaak met zaak- en rolnummer C/13/664911 / HA ZA 19-414 (hierna: zaak 19-414).
2.2.
Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van samenhang tussen de zaken, dat de dagvaardingen sterk op elkaar lijken en dat bij separate behandeling het risico van tegenstrijdige beslissingen bestaat. Voeging leidt volgens ABN Amro verder tot meer procesefficiency.
2.3.
Swapschade B.V. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4.
De bij deze rechtbank aanhangige zaken 19-330, 19-599 en 19-414, waarmee ABN Amro de onderhavige zaak wenst te voegen, zijn bij vonnis in incident van 10 juli 2019 (in zaak 19-599) gevoegd. Heden, 22 januari 2019, zijn deze zaken bij vonnis echter weer van elkaar afgesplitst en zijn de zaken 19-330 en 19-599 beide in drie afzonderlijke procedures gesplitst. Hiertoe is - zeer kort samengevat - het volgende overwogen. Swapschade B.V. en Stichting Swapschade hebben in die drie zaken kenbaar gemaakt dat zij, anders dan zij aanvankelijk deden, thans wensen aan te sturen op een individuele beoordeling van de vorderingen die zij namens verschillende volmachtgevers in die procedures hebben ingesteld door nadere feiten en omstandigheden te stellen die de vorderingen van de individuele volmachtgevers onderbouwen. Het staat hen in dit geval vrij om dit in deze stand van de procedure te doen. Dit brengt echter wel met zich dat er niet langer een zodanige samenhang tussen de vorderingen van de individuele volmachtgevers in die drie zaken zal bestaan dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van die vorderingen wettigen (vgl. HR 27 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6348). Bij dit oordeel is betrokken dat ABN Amro per volmachtgever ook verweren (een beroep op verjaring en op schending van de klachtplicht) heeft gevoerd, die per volmachtgever individueel beoordeeld zullen moeten worden, én dat zij in twee van de drie zaken per volmachtgever reconventionele vorderingen heeft ingesteld. De rechtbank heeft de drie zaken om die reden van elkaar afgesplitst en de zaken 19-330 en 19-599, die beide vorderingen van drie individuele volmachtgevers bevatten, in - in totaal zes - afzonderlijke zaken gesplitst.
2.5.
De beslissingen in de zaken 19-330, 19-599 en 19-414 brengen met zich dat er geen dan wel niet langer aanleiding bestaat om de onderhavige zaak met die (al dan niet gesplitste) zaken te voegen of te rolvoegen, te minder nu uit de incidentele conclusie van antwoord van Swapschade B.V. in de onderhavige zaak kan worden afgeleid dat zij voornemens is om ook in deze zaak (nadere) individuele feiten en omstandigheden te gaan stellen en dus ook in deze zaak op een individuele beoordeling van de vorderingen per volmachtgever wenst aan te sturen. De vordering van ABN Amro tot (rol)voeging zal dan ook worden afgewezen.
2.6.
De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding om de proceskosten in het incident te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.In de hoofdzaak

3.1.
De rechtbank heeft (ook) in de onderhavige zaak aan partijen kenbaar gemaakt dat zij voornemens is de zaak te splitsen in drie afzonderlijke procedures.
3.2.
Swapschade B.V. heeft de rechtbank bericht dat zij zich gedeeltelijk kan vinden in dit voornemen. Gedeeltelijk, omdat wat haar betreft de vorderingen van twee van de drie volmachtgevers gebundeld zouden kunnen blijven. ABN Amro heeft gemotiveerd toegelicht waarom zij zich tegen splitsing verzet.
3.3.
Ondanks de door ABN Amro (en Swapschade B.V.) naar voren gebrachte bezwaren, zal de rechtbank overgaan tot de voorgenomen splitsing. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
3.4.
Swapschade B.V. treedt in deze zaak op namens drie volmachtgevers, te weten i) Exploitatie-Maatschappij Sint Joris B.V. (hierna: Sint Joris), ii) [naam BV] (hierna: [naam BV] ) en iii) [naam CV] en haar beherend vennoten [vennoot CV 1] en [vennoot CV 2] . Enige relatie tussen deze volmachtgevers ontbreekt. Dit leek aanvankelijk niet problematisch, omdat Swapschade B.V., gezien de bewoordingen van de dagvaarding, de vorderingen van deze volmachtgevers generiek leek in te steken. Swapschade B.V. had aan de individuele vorderingen van de volmachtgevers immers hoofdzakelijk (algemene) stellingen ten grondslag gelegd, waaronder de stellingen dat ABN Amro de volmachtgevers bij het aangaan van de rentswaps onvoldoende informatie heeft verstrekt, hen een rentecap in plaats van een renteswap had moeten adviseren en dat de volmachtgevers, bij een juiste voorlichting daarover, dat advies ook zouden hebben opgevolgd. Per individuele volmachtgever heeft zij (“voor zover noodzakelijk”) slechts een gering aantal individuele feiten gesteld die als feitelijke onderbouwing van die stellingen kunnen dienen. Uit de inhoud van de conclusie van antwoord in het hiervoor besproken voegingsincident kan echter worden afgeleid dat Swapschade B.V. voornemens is genoemde stellingen per individuele volmachtgever met feiten en omstandigheden (op de nog te houden comparitie) te onderbouwen en dat zij, anders dan zij aanvankelijk deed, dus alsnog wenst aan te sturen op een individuele beoordeling van de vorderingen per volmachtgever.
3.5.
Gezien het vonnis van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:504), kan de rechtbank ABN Amro volgen in haar betoog dat Swapschade B.V. zich bij het opstellen van de dagvaarding reeds had kunnen (en moeten) realiseren dat het stellen van individuele feiten en omstandigheden ter onderbouwing van de vorderingen noodzakelijk is. Dit vonnis is immers gewezen in een vergelijkbare zaak, waarin Swapschade B.V. ook betrokken is geweest en waarin is geoordeeld dat “
voor een beoordeling van de ingestelde vorderingen op individueel niveau nodig [is] dat voor elk van de lastgevers feiten worden gesteld over wat er in hun individuele geval precies aan de hand is geweest”. Dit staat er echter niet aan in de weg dat Swapschade B.V. dit in de onderhavige zaak alsnog doet. Het staat een partij in beginsel immers vrij om in een lopende procedure (ook in hoger beroep) zijn koers te wijzigen en nieuwe stellingen te betrekken. Dit recht kan echter door de eisen van een goede procesorde worden begrensd. In dit geval bestaat evenwel geen aanleiding dit recht met het oog daarop te begrenzen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het hier om reeds ingenomen stellingen gaat die Swapschade B.V. van een (nadere, feitelijke) onderbouwing wenst te voorzien in een stand van de procedure, waarin dat nog goed mogelijk is. Er heeft immers nog geen comparitie of re- en dupliek plaatsgevonden; er moet zelfs nog van antwoord worden gediend. Er bestaat in dit geval dan ook geen aanleiding om Swapschade B.V. het recht om al ingenomen stellingen nader met feiten en omstandigheden te onderbouwen, (reeds nu) te ontzeggen.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze (aangekondigde) gewijzigde insteek van Swapschade B.V. echter wel met zich dat er niet langer een zodanige samenhang tussen de vorderingen van de individuele volmachtgevers zal bestaan dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van die vorderingen wettigen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet valt uit te sluiten dat ABN Amro ook in deze zaak individuele verweren zal voeren die een individuele beoordeling vereisen, zoals zij in de hiervoor besproken zaken 19-330, 19-599, 19-414 (consequent) heeft gedaan.
3.7.
De door ABN Amro geuite vrees dat Swapschade B.V., na splitsing van de zaken, niet daadwerkelijk individuele feiten en omstandigheden per volmachtgever zal gaan stellen, zodat de splitsing wat haar betreft een nodeloze exercitie zal blijken te zijn, geeft geen aanleiding het splitsen van de zaak achterwege te laten. Die vrees betreft slechts een prognose, waarop niet vooruit kan worden gelopen en die ook onvoldoende grond biedt om Swapschade B.V. het recht te ontzeggen nadere feiten en omstandigheden te stellen.
3.8.
Gelet op het voorgaande zal de onderhavige zaak in drie afzonderlijke procedures worden gesplitst met eigen zaak- en rolnummers en waarbij de griffier in elke aldus afgesplitste zaak (van zowel Swapschade B.V. als van ABN Amro) afzonderlijk griffierecht zal heffen. De enkele omstandigheid dat, zoals Swapschade B.V. betoogt, zowel volmachtgever Sint Joris als volmachtgever [naam BV] een swapcontract met ABN Amro hebben afgesloten, welke swapcontracten beide gedurende de looptijd ervan met instemming van ABN Amro door een derde partij zijn overgenomen, geeft, gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding deze twee zaken (formeel) bij elkaar te houden.
3.9.
Uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank het moment waarop
Swapschade B.V. in de te splitsen zaken de aangekondigde feiten en omstandigheden per individuele volmachtgever naar voren mag of kan brengen, naar voren halen en niet aan laten komen op een (nog te plannen) comparitie. De rechtbank zal de te splitsen zaken naar de rol verwijzen voor het nemen van akten door Swapschade B.V., waarin zij de stellingen uit de dagvaarding per volmachtgever met individuele feiten en omstandigheden kan aanvullen/onderbouwen. ABN Amro kan daarna in de gesplitste zaken bij conclusies van antwoord op zowel de dagvaarding als deze akten reageren.
3.10.
Nu de noodzaak tot het nemen van akten ter aanvulling van de dagvaarding in de te splitsen zaken is gecreëerd door de wijze waarop Swapschade B.V. de procedure heeft ingestoken en de omstandigheid dat zij nu haar koers wenst te wijzigen, zal hiermee bij de uiteindelijk te nemen beslissing over de proceskosten (ten nadele van Swapschade B.V.) rekening worden gehouden. In het geval ABN Amro in de proceskosten wordt veroordeeld, zullen de dagvaarding en de thans te nemen akten in de begroting van die kosten gezamenlijk als één processtuk worden gewogen.
3.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
4.3.
splitst de procedure met zaak- en rolnummer C/13/670630 / HA ZA 19-871
als volgt in afzonderlijke procedures:
1.
SWAPSCHADE B.V.(namens Exploitatie-Maatschappij Sint Joris B.V.) /
ABN AMRO BANK N.V.met zaak- en rolnummer C/13/670630 / HA ZA 19-871;
2.
SWAPSCHADE B.V.(namens [naam BV] ) /
ABN AMRO BANK N.V.met zaak- en rolnummer C/13/678660 / HA ZA 20-108;
3.
SWAPSCHADE B.V.(namens [naam CV] en haar beherend vennoten [vennoot CV 1] en [vennoot CV 2] ) /
ABN AMRO BANK N.V.met zaak- en rolnummer C/13/678661 / HA ZA 20-109;
4.4.
verwijst de afzonderlijke procedures naar de rol van 11 maart 2020 voor akten aan de zijde van Swapschade B.V. met het hierboven onder 3.9 omschreven doel,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Bongers-Scheijde en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2020.