ECLI:NL:RBAMS:2020:3138

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
C/13/680288 / FA RK 20/963
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1928, die lijdt aan een gevorderd dementiesyndroom, meest passend bij de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, leidt tot ernstig nadeel, waaronder brandgevaar en verminderde zelfzorg. De rechtbank heeft opgemerkt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.

Het procesverloop begon met een verzoekschrift dat op 24 februari 2020 ter griffie is ingekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 juni 2020, waarbij de betrokkene, haar zoon, schoondochter, en vertegenwoordigers van het CIZ aanwezig waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn, gezien de situatie van de betrokkene en de overbelasting van het steunsysteem. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de verzochte duur van zes maanden, tot en met 11 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.P.E. Has en schriftelijk uitgewerkt op 18 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 680288 / 20-963
kenmerk: 020526623
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 11 juni 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1928,
wonende en verblijvende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.J. van Essen.
Als (mede)verzoeker wordt aangemerkt:
- de heer [naam (mede)verzoeker] , zoon van betrokkene;
Als informant wordt aangemerkt:
- mevrouw [naam informant] , schoondochter van betrokkene.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 februari 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- aanvraag rechterlijke machtiging;
- machtigingsformulier voor het indienen van de aanvraag;
- besluit artikel 21 Wzd;
- een afschrift van het indicatiebesluit.
1.2
De rechtbank heeft op 4 juni 2020 een tussenbeschikking gegeven en de zaak aangehouden tot een nader te bepalen datum. De mondelinge behandeling stond aanvankelijk gepland op 24 maart 2020. Deze mondelinge behandeling ging niet door, omdat een geneeskundige verklaring ontbrak in het dossier. Daarop is het CIZ in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Dit is echter niet gebeurd. Vervolgens hebben de zoon en schoondochter van betrokkene zelf een geneeskundige verklaring laten opstellen door een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde en deze op 29 mei 2020 in het geding gebracht. De rechtbank heeft daarom de zoon als (mede)verzoeker en de schoondochter als informant aangemerkt.
Het onderzoek en de geneeskundige verklaring zijn van 28 mei 2020.
1.3
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 juni 2020. Vanwege de getroffen maatregelen rond het coronavirus, zijn de volgende personen gelijktijdig via een Skype-verbinding door de rechtbank gehoord:
- betrokkene;
- bovengenoemde advocaat;
- mevrouw [naam 1] , casemanager dementie;
- mevrouw [medewerkster CIZ] , vertegenwoordiger van het CIZ;
- zoon en schoondochter van betrokkene.

2.Beoordeling

2.1
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, in de vorm van een gevorderd dementiesyndroom, meest passend bij de ziekte van Alzheimer.
2.3
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel, gelegen in brandgevaar, verminderd eten en drinken en verminderde zelfzorg in de thuissituatie. Daarnaast is de familie in grote mate belast. De casemanager onderschrijft dit nadeel en voegt daaraan toe dat de zorgen met de dag toenemen. Het is wachten tot het misgaat. Betrokkene heeft 24 uur zorg en observatie nodig. Dit kan haar niet in de thuissituatie worden geboden.
2.4
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Gebleken is dat betrokkene op korte termijn naar een verpleeghuis kan worden overgebracht en dat daarvoor een rechterlijke machtiging nodig is.
2.5
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen een opname en verblijf in een accommodatie. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard niet ziek te zijn en in haar woning te willen blijven. De advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.7
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.
2.8
De rechtbank merkt tot slot op dat het moeilijk te begrijpen is dat het CIZ geen medische verklaring heeft overgelegd en dat de familie dit zelf heeft moeten doen. De rechtbank heeft op het punt gestaan om het verzoek van het CIZ niet ontvankelijk te verklaren, terwijl uit de behandeling duidelijk is gebleken dat het steunsysteem overbelast is en inzet van (nog meer) ambulante hulp onvoldoende bescherming voor betrokkene en haar omgeving biedt.
Volgens mevrouw [medewerkster CIZ] is het CIZ er niet uitgekomen met de zorgaanbieder en de huisarts. Dit is niet gecommuniceerd naar de partijen waardoor er veel onduidelijkheid was bij de familie en de zaak stil is komen te liggen. Hieruit moet lering worden getrokken en in het in het vervolg beter op gelet gaan worden, aldus het CIZ. Uit de toelichting begrijpt de rechtbank dat het niet aanleveren van een adequate geneeskundige verklaring door het CIZ als een eenmalig incident moet worden beschouwd.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene]
geboren op [naam 2] 1928,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 december 2020.
Deze beschikking is op 11 juni 2020 mondeling gegeven door mr. H.P.E. Has, rechter, in tegenwoordigheid van M. Amarki, griffier, en op 18 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.