Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene]
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1928, die lijdt aan een gevorderd dementiesyndroom, meest passend bij de ziekte van Alzheimer. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene, als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, leidt tot ernstig nadeel, waaronder brandgevaar en verminderde zelfzorg. De rechtbank heeft opgemerkt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Het procesverloop begon met een verzoekschrift dat op 24 februari 2020 ter griffie is ingekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 juni 2020, waarbij de betrokkene, haar zoon, schoondochter, en vertegenwoordigers van het CIZ aanwezig waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn, gezien de situatie van de betrokkene en de overbelasting van het steunsysteem. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de verzochte duur van zes maanden, tot en met 11 december 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.P.E. Has en schriftelijk uitgewerkt op 18 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.