3.3.1Bewijsoverweging feit 1 en feit 2
Op 12 april 2019 heeft aangeefster [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging tot verkrachting en de diefstal van haar telefoon. In haar aangifte heeft zij verklaard dat zij op de fiets naar huis reed. Rond 03.00 uur ’s nachts merkte zij dat zij door iemand werd achtervolgd. Zij zag een jongen met een capuchon over zijn hoofd, een licht bontkraagje en een telefoon in zijn hand. Aangeefster hoorde dat de jongen op een gegeven moment zei ‘ik wil je in je kont neuken’ of ‘wil je in je kont geneukt worden’. Aangeefster fietste snel door, maar de jongen kon haar goed bijhouden zonder schijnbaar moeite daarvoor te doen. Aangeefster dacht daarom dat de jongen op een elektrische fiets fietste. Aangeefster werd vervolgens ingehaald en de jongen zei opnieuw: ‘ik wil je in je kont neuken’ en ‘mag ik op je afrukken’. De jongen heeft aangeefster daarna vastgepakt en gegrepen waardoor zij naar de grond viel. De jongen rende naar aangeefster toe waarna aangeefster en de jongen hebben geworsteld. De jongen probeerde aangeefster bij haar billen te grijpen. Zij voelde dat de jongen haar aanraakte bij haar linkerheup ter hoogte van haar bil. Toen aangeefster een taxi aan zag komen rijden, heeft de jongen haar telefoon gepakt en is er meteen vandoor gegaan.
De vraag die de rechtbank als eerste moet beantwoorden is de vraag of verdachte degene was die aangeefster op 12 april 2019 heeft aangevallen.
Betrouwbaarheid van aangeefster en het signalement van de dader
De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn, of dat er overtuigende redenen zijn om aan de betrouwbaarheid daarvan te twijfelen. Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard wat haar is overkomen, maar zij heeft ook een signalement van de dader gegeven, namelijk: Geen Westerse achtergrond, Turks of Marokkaans, jong, onder de 30 en niet onder de 20 jaar, een lichte kleur jas, grijs of zandkleurig met een heel dun bontkraagje om de capuchon. Zij dacht ook dat de dader op een elektrische fiets reed omdat hij haar makkelijk kon bijhouden. Hetzelfde signalement heeft zij ook gegeven in haar 112-melding en aan de politie op de plaats delict, kort na het incident. Aangeefster heeft ook steeds verklaard dat zij niet zeker wist wat de kleur van de jas van de dader was omdat het allemaal heel snel was gegaan. Aangeefster was zichtbaar en in de 112 melding hoorbaar overstuur. In alle verklaringen van aangeefster heeft zij consistent verklaard. Deze verklaringen komen betrouwbaar op de rechtbank over. De verklaring van de taxichauffeur, dhr. [persoon 5] , ondersteunt de verklaringen van aangeefster. De taxichauffeur heeft verklaard dat aangeefster overstuur was en vertelde dat haar telefoon was weggenomen en dat ‘hij’ was weggefietst. Zij heeft in zijn taxi de politie gebeld. De taxichauffeur heeft de dader niet goed kunnen zien, maar hij noemt als signalement van de dader: Een tengere man, hij droeg een pet of een capuchon en zijn jas was lichtgrijs of beigekleurig. De rechtbank is van oordeel dat verdachte past in het signalement dat door de aangeefster en de taxichauffeur is gegeven. Weliswaar was verdachte ten tijde van het feit 28 jaar, maar door de Pro Justitia rapporteurs is opgeschreven dat verdachte jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd. Ook dit past in de beschrijving die aangeefster bij de politie geeft, waar zij zegt dat de dader onvolwassen over kwam. Op de ter zitting getoonde beelden van de Carpet Right is het slachtoffer te zien met daar vlak achter rijdend een persoon met (schijnbaar) een donkere jas. Omdat op deze beelden geen andere fietsers of personen te zien zijn, is aannemelijk dat de persoon in beeld de dader is en dat deze een donkerkleurige jas droeg. Anders dan de verdediging, hecht de rechtbank dan ook niet zoveel waarde aan de omschrijving van de kleur van de jas door aangeefster, te meer aangezien aangeefster zelf zegt dat zij de kleur niet goed kon zien omdat het donker was. De rechtbank gaat er op grond van de beelden van uit dat de dader een donkerkleurige jas droeg met een capuchon. De bij verdachte thuis aangetroffen jas voldoet aan deze kenmerken. Weliswaar had deze jas geen bontkraag op de capuchon, maar er bevonden zich wel drukkers op de capuchon waarmee een bontkraag aan de capuchon kon worden bevestigd. Bovendien zijn er in de telefoon van verdachte foto’s van verdachte aangetroffen waarop hij een donkerkleurige jas draagt met een capuchon met een bontkraag.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de periode rond van de ten laste gelegde feiten kon beschikken over een elektrische fiets en daar ook geregeld gebruik van maakte.
Samengevat: de rechtbank acht de verklaringen van aangeefster op zichzelf betrouwbaar en ziet geen reden om die niet voor het bewijs te gebruiken. Daarbij past verdachte in het opgegeven signalement van de dader.
De telefoon van aangeefster
Naar aanleiding van de diefstal van de telefoon van aangeefster heeft de politie een technische actie aangevraagd op het Imeinummer [nr] toebehorend aan de iPhone 6 van aangeefster. Uit het dossier blijkt ten aanzien van de telefoon van aangeefster het volgende:
- Op 12 april 2019 om 22.22 uur is er met deze telefoon ingelogd op het draadloze netwerk met de naam “ [naam 1] ”. Om 22.50 uur is op de telefoon een GPS locatie opgeslagen met breedtegraad [breedtegraad] en lengtegraad [lengtegraad] . Dit is de [adres 6] waar [persoon 3] , de schoonzus van verdachte, staat ingeschreven.
- Op 14 april 2019 is er een simkaart in de telefoon geplaatst voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: # [telefoonnummer 1] ). Dit nummer is op deze datum gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: # [telefoonnummer 2] ). Dit laatste telefoonnummer staat op naam van de schoonzus van verdachte [persoon 3] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit nummer van zijn schoonzus heeft overgenomen, dit gebruikt en daarvoor betaalt. De simkaart behorend bij het nummer # [telefoonnummer 2] is ook aangetroffen in de bij verdachte inbeslaggenomen iPhone 6. In de telefoon van verdachte staat in zijn contactenlijst bij het nummer # [telefoonnummer 1] ‘ [naam 2] me mooi zoon’. Vast staat dat de zoon van verdachte [naam 2] heet. Verdachte heeft ter zitting op vragen geantwoord dat hij degene was die op 14 april 2019 de simkaart # [telefoonnummer 1] in de iPhone 6 heeft gedaan die hij later aan zijn zoon [naam 2] heeft gegeven.
- Op 22 mei 2019 is een gesprek tussen verdachte en zijn schoonzus [persoon 3] opgenomen in de penitentiaire inrichting waar verdachte is gedetineerd. In dit OVC-gesprek heeft verdachte het volgende gezegd: “
En daarin word ik daarvan verdacht, vanwege die toestel. Ik heb bij jou gebeld thuis met dat nummer? Dat had ik nooit moeten doen. Met het nummer dat ik van jou had, dat ik in die iPhone had gedaan, dat nieuwe nummer voor [naam 2] , daar heb ik mee naartoe gebeld en dat hebben ze opgepikt” en “
ze hebben het toestel gevonden. Da’s haar toestel. Van de eh twaalfde. Dat is die iPhone die ik heb gevonden. Ja, da’s van dat meisje. Dus dat meisje heb ik wel echt in het echt gezien. Maar niet bij NDSM wat er wordt geluld. Bij de brug…heb ik dat toestel gevonden. ”en
“we gaan zeggen dat ik het dan heb gekocht van eh iemand”
- de telefoon van aangeefster is ook daadwerkelijk in het huis waar [naam 2] woont bij de ex-schoonmoeder van verdachte aangetroffen en in beslaggenomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de telefoon van iemand in een café heeft gekocht. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Nog afgezien van het late stadium waarin verdachte met deze verklaring komt, heeft verdachte hierover desgevraagd geen enkele verifieerbare informatie willen geven. Bovendien heeft verdachte in het OVC-gesprek gezegd dat hij het slachtoffer heeft gezien en dat hij gaat zeggen dat hij het van iemand heeft gekocht.
Samengevat concludeert de rechtbank dat verdachte de telefoon van aangeefster in zijn bezit heeft gehad vanaf het moment dat de telefoon van aangeefster is weggenomen.
GPS coördinaten
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of verdachte te plaatsen is op de plaats en het tijdstip (rond 3 uur) van het delict. De politie heeft onderzoek gedaan naar waar de iPhone van verdachte was op het tijdstip van het ten laste gelegde. Uit dit onderzoek blijkt dat de telefoon op 11 april 2019 van 23.51 uur tot 12 april 02.34 uur uitstraalde in de omgeving van de [adres 7] . Volgens coördinaten die waren opgeslagen in de iPhone van verdachte (breedtegraad [breedtegraad] en lengtegraad [lengtegraad] ) bevond deze zich op 12 april 2019 van 3:13 uur tot 3:18 uur in een park aan de [straatnaam 1] , ter hoogte van het adres [adres 2] te Amsterdam, op 7 minuten fietsafstand vanaf het plaats delict. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet in het park is geweest, maar wel daar in de buurt was, omdat hij onderweg was van de [adres 3] naar de [adres 5] . Daarbij zou hij de kortste route hebben genomen en over een brug zijn gegaan die uitkwam bij de [school 1] en de school [school 2] . De rechtbank leidt daaruit af dat het niet anders kan dan dat verdachte, volgens zijn verklaring, de volgende route heeft gereden:
Deze route is blijkens Google Maps minimaal 250 meter verwijderd van de plaats in het Noorderpark waar de iPhone van verdachte zich volgens de coördinaten in deze telefoon bevond van 3:13 uur tot 3:18 uur.
Aangezien de locatiebepaling aan de hand van de GPS van een mobiele telefoon een maximale afwijking kent van 100 meter (hetgeen blijkt uit het rapport ‘Informatie over locatiebepaling’, dat is gepubliceerd op de website van het NFI), kan de verklaring van verdachte over waar hij zich op dat moment bevond niet kloppen. Gelet hierop acht de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte, dat hij bij zijn vriendin was en tussen 3.00 uur en 3.30 uur naar het adres van zijn moeder is gegaan, niet aannemelijk.
De verdediging heeft aangevoerd dat het ontbreken van forensisch (DNA)bewijs moeilijk te rijmen is met een daderschap van verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat er geen DNA materiaal van verdachte is aangetroffen op de kleding en het lichaam van aangeefster bewijst geenszins dat verdachte niet degene is geweest die haar heeft aangevallen.
Gelet op de omstandigheden dat verdachte past in het opgegeven signalement, dat de telefoon van aangeefster bij de zoon van verdachte is teruggevonden en dat de telefoon van verdachte om 3:13 uur op zeven fietsminuten van de plaats delict is gelokaliseerd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte degene is geweest die aangeefster heeft aangevallen.
Bewezen verklaarde feiten
Nu resteert de vraag aan welke strafbare feiten verdachte zich op 12 april 2019 schuldig heeft gemaakt. Verdachte wordt er primair van verdacht dat hij geprobeerd heeft aangeefster te verkrachten. De raadsvrouw heeft bepleit dat hier geen sprake van was nu er geen begin van uitvoering heeft plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft aan aangeefster kenbaar gemaakt wat hij wilde gaan doen. Hij heeft haar midden in de nacht op de fiets achtervolgd. Hij heeft meerdere keren gezegd ‘ik wil je in je kont neuken’, ‘mag ik op je afrukken’ en ‘wil je in je kont geneukt worden’. Deze woorden duiden naar algemeen spraakgebruik op de intentie tot geslachtsgemeenschap met penetratie.Vervolgens is verdachte gewelddadig geworden door aangeefster van de fiets te trappen en heeft hij aangeefster aangeraakt bij haar heupen en heeft hij haar omarmd. Er was daarmee wel degelijk sprake van een begin van uitvoering. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewoordingen en de handelingen van verdachte geconcludeerd kan worden dat deze gericht waren op een seksueel delict zijnde verkrachting. De rechtbank kent hierbij gewicht toe aan het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijke verkrachting waarbij hij het slachtoffer op de fiets heeft achtervolgd, haar van haar fiets heeft geduwd en in de bosjes heeft verkracht. Ook neemt de rechtbank mee in haar overweging dat op de telefoon van verdachte meerdere foto’s zijn aangetroffen waarop de billen van vrouwen te zien zijn terwijl zij fietsen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte vaker achter vrouwen aanfietste en foto’s van hun billen maakte. De verklaring van verdachte dat deze foto’s zijn gemaakt door andere, door hem niet nader aangeduide personen aan wie hij de telefoon zou hebben uitgeleend, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Deze foto’s in samenhang bezien met de seksuele uitlatingen en handelingen van verdachte op 12 april 2019 wijzen erop dat verdachte door is gegaan met gedrag waar hij eerder voor is veroordeeld en waarvoor hij nog onder behandeling was. De rechtbank is dan ook van overtuigd dat verdachte de opzet had om aangeefster te verkrachten en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot verkrachting.
De rechtbank vindt ook de onder 2 tenlastegelegde diefstal van de telefoon bewezen. Verdachte heeft de telefoon van aangeefster op zijn vlucht meegenomen toen aangeefster naar de taxi rende. Aangeefster heeft verklaard dat hij de telefoon uit haar hand heeft losgepeuterd.