ECLI:NL:RBAMS:2020:3215
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een vordering tot betaling in een consumentenzaak wegens gebrekkige informatieverstrekking
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2020 een vonnis gewezen in een consumentenzaak waarbij de eisende partij, een B.V., een vordering tot betaling van € 902,36 heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij heeft bij dagvaarding van 14 november 2019 gevorderd dat de gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij heeft echter niet tijdig geantwoord en ook geen uitstel gevraagd, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet alle voor de beoordeling relevante informatie heeft verstrekt en niet alle van belang zijnde stukken heeft overgelegd. Dit is in strijd met de wettelijke verplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 21 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij in april 2019 diverse zaken aan de gedaagde partij heeft verkocht en geleverd, maar heeft geen bewijsstukken overgelegd, zoals een bevestiging van de overeenkomst, algemene voorwaarden of facturen.
De kantonrechter oordeelt dat door de gebrekkige informatieverstrekking niet kan worden getoetst of de vordering is gebaseerd op oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in richtlijn 93/13. De eisende partij is verantwoordelijk voor het verstrekken van de benodigde informatie en stukken in consumentenzaken. Aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd, heeft de kantonrechter besloten de vordering af te wijzen en de eisende partij in de proceskosten te veroordelen, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot.