Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg, naar voren hebben gebracht.
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het nooit zijn bedoeling is geweest om zijn moeder te verwonden.
De rechtbank stelt bij de beantwoording van die vraag voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verdachte heeft met mes gezwaaid, terwijl zijn moeder hem vast hield en zich dus op korte afstand van hem bevond. De rechtbank acht de kans aanmerkelijk dat door die gedragingen zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zijn moeder zou verwonden met het mes, omdat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. De rechtbank is daarom van oordeel dat (voorwaardelijk) opzet op de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.