4.2.2.Vrijspraak medeplichtigheid aan oplichting (feit 1B)
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van medeplichtigheid aan oplichting. Uit het dossier blijkt dat de Franse bedrijven zijn opgelicht en dat daarbij bankrekeningnummers zijn gebruikt die terug te voeren zijn op verdachte (zie hierna onder 4.2.3.). Verdachte heeft verklaard dat hij de bankpassen en pin-/tancodes van de rekeningen aan derden heeft gegeven en dat hij daar geld voor zou krijgen.
Voor medeplichtigheid aan de oplichtingen moet verdachte opzet hebben gehad op het leveren van een bijdrage – in dit geval het verstrekken van de gegevens van zijn bankrekeningen – maar hij moet ook opzet hebben gehad op het leveren van een bijdrage specifiek aan oplichtingen.
De officier van justitie heeft gewezen op een computersysteem(aangeduid met [naam computersysteem 1]) waaraan verdachte kan worden gekoppeld. Via dit apparaat zijn vanaf meerdere bij de oplichting gebruikte bankrekeningen betalingsopdrachten gegeven. Ook werd vanaf dit apparaat vaak ingelogd op bankrekeningen die in 13Gips naar voren zijn gekomen. Dat gebeurde steeds met niet-vaste IP-adressen. Omdat vanaf een computersysteem, [naam computersysteem 2], vijf accounts zijn benaderd die ook vanaf [naam computersysteem 1] zijn benaderd en ook vanaf [naam computersysteem 2] op diverse ING accounts uit het dossier is ingelogd, concludeert de officier van justitie – zo begrijpt de rechtbank – dat de gebruiker van [naam computersysteem 1] en [naam computersysteem 2] dezelfde persoon is. Apparaat [naam computersysteem 2] gebruikt twee vaste IP-adressen die beide aan het adres van [verdachte] te koppelen zijn. Omdat [verdachte] aan vrijwel alle bankrekeningen kan worden gekoppeld en het apparaat [naam computersysteem 2] in zijn huis gebruikt is, kan het niet anders zijn dan dat [verdachte] steeds de gebruiker is van zowel [naam computersysteem 2] als [naam computersysteem 1]. Omdat vanaf dit apparaat het door oplichting verkregen geld werd doorgesluisd naar meestal buitenlandse bankrekeningen, moet [verdachte], als gebruiker van dit apparaat hebben geweten dat hij door de gegevens van zijn rekeningen te verstrekken een bijdrage leverde aan de oplichtingen van de Franse bedrijven. Daarmee is zijn opzet op de medeplichtigheid aan die oplichtingen gegeven.
De rechtbank vindt dat de bevindingen over het computersysteem niet kunnen leiden tot de concrete vaststelling dat verdachte wist dat hij behulpzaam was bij oplichtingen en daar dus ook opzet op had. Dat een ander apparaat ([naam computersysteem 2]) dat vaak op dezelfde accounts inlogde, gebruikt zou zijn in de woning van verdachte rechtvaardigt niet de conclusie dat verdachte de (exclusieve) gebruiker van apparaat [naam computersysteem 1] was. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij alle gegevens van de bankrekeningen uit handen heeft gegeven aan derden en dat die derden mogelijk bij hem thuis hebben ingelogd. Omdat de verklaring van verdachte niet nader is onderzocht en er ook verder geen aanwijzingen zijn dat de verklaring van verdachte op belangrijke punten niet zou kloppen of onbetrouwbaar zou zijn, gaat de rechtbank in beginsel uit van de juistheid daarvan. De bevindingen over computersysteem [naam computersysteem 1] sluiten de mogelijkheid dat een derde de beschikking had over alle door [verdachte] aangeleverde bankrekeningen en die derde de gebruiker van [naam computersysteem 1] was niet (buiten redelijke twijfel) uit.
De officier van justitie heeft verder gewezen op de vele vennootschappen waarbij verdachte betrokken is en de bestuurswisselingen daarin. De rechtbank heeft dit ook gezien. Vrijwel alle ondernemingen in het dossier zijn op enig moment terug te voeren op verdachte, bijvoorbeeld via bij instanties opgegeven adressen, telefoonnummers en toegang tot de bankrekeningen. Het heeft er alle schijn van dat die constructies er op gericht zijn te verbergen wie daadwerkelijk achter de vennootschap in kwestie zit. Maar daaruit blijkt niet, ook niet in onderlinge samenhang met de bevindingen over het computersysteem, dat verdachte wist dat de derden aan wie hij zijn bankrekeningen ter beschikking stelde die zouden gebruiken bij oplichtingen. Het is goed mogelijk dat verdachte dacht dat de derden andere (al dan niet strafbare) intenties hadden.
4.2.3.Veroordeling medeplegen witwassen (feit 1C)
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van de geldbedragen zoals die in de tenlastelegging staan.
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en
omstandigheden vast.
- De Franse onderneming [naam bedrijf 1] krijgt op 29 september 2015 een e-mail van iemand die namens [naam bedrijf 6], een zakelijk contact van [naam bedrijf 1], schrijft dat hun rekeningnummer is gewijzigd. Op 15 oktober 2015 maakt [naam bedrijf 1] € 114.675,74 over naar het gewijzigde rekeningnummer, [rekeningnummer 1].Op 16 oktober 2015 wordt het bedrag ontvangen op de bankrekening die op naam staat van [naam bedrijf 7] B.V.
- De Franse onderneming [naam bedrijf 2] wordt op 12 oktober 2015 gebeld door een persoon die namens [naam bedrijf 8], een zakelijk contact van [naam bedrijf 2], vertelt dat hun rekeningnummer is gewijzigd. Dit wordt per e-mail bevestigd met daarin het nieuwe rekeningnummer. Op 20 oktober 2015 maakt [naam bedrijf 2] € 124.112,50 over naar het gewijzigde rekeningnummer, [rekeningnummer 2].Op 22 oktober 2015 wordt het bedrag ontvangen op de bankrekening die op naam staat van [naam bedrijf 9] B.V.
- De Franse onderneming [naam bedrijf 3] krijgt op 9 oktober 2015 een e-mail van een persoon die namens [naam bedrijf 10], een zakelijk contact van [naam bedrijf 3], schrijft dat hun rekeningnummer is gewijzigd. Dit wordt per e-mail bevestigd met daarin het nieuwe rekeningnummer. Op 2 november 2015 maakt [naam bedrijf 3]
€ 175.654,87 over naar het gewijzigde rekeningnummer, [rekeningnummer 2].Op 4 november 2015 wordt het bedrag ontvangen op de bankrekening die op naam staat van [naam bedrijf 9] B.V.
- De Franse bedrijven [naam bedrijf 1], [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] hebben de hiervoor genoemde bedragen onverschuldigd betaald. Zij hebben aangifte van oplichting gedaan. De bedrijven verkeerden in de veronderstelling dat zij betaalden aan hun vaste relaties, maar die relaties hadden hun rekeningnummers niet gewijzigd en hebben de bedrijven ook geen mails gestuurd over een wijziging van bankrekening. De betalingen zijn uiteindelijk ook niet terecht gekomen bij die relaties maar op valselijk opgegeven bankrekeningnummers.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 7] B.V. is [naam admnistratiekantoor].Bestuurder van [naam admnistratiekantoor] is [medeverdachte 2].[medeverdachte 2] heeft op de zitting verklaard dat hij in opdracht van [verdachte] meerdere ondernemingen op zijn naam heeft gezet, maar daar verder geen bemoeienis mee had. Specifiek gevraagd naar [naam bedrijf 7] B.V. verklaart [medeverdachte 2] dat hij geen inzage in de bankrekening had en niet kon inloggen. Dat kon [verdachte] alleen.[verdachte] is enige tijd middellijk bestuurder geweest van [naam bedrijf 7] B.V. en het postbusadres van de B.V. staat op zijn naam.
[verdachte] is de rekeninghouder van de bankrekening van [naam bedrijf 9] B.V.
[verdachte] heeft verklaard dat de rekeningen van [naam bedrijf 7] B.V. en [naam bedrijf 9] B.V. zijn eigen rekeningen zijn. De gegevens van deze bankrekeningen en van bankrekeningen die hij via anderen heeft geregeld, heeft hij aan derden gegeven. Via een gezamenlijke kennis heeft hij met één van hen een vluchtige ontmoeting gehad. Op de volgende ontmoeting na de zomer in 2015 heeft deze persoon gevraagd of hij bedrijven en bankrekeningen kon aanleveren voor relaties van hem. Die relaties zouden de bankrekeningen gebruiken om geld over de rekening van de Nederlandse bedrijven te laten lopen om zo subsidies en belastingen te kunnen onderbouwen. Verdachte is toen gaan ronselen bij relaties voor bankrekeningen, waaronder bij [medeverdachte 1]. De bedrijven moesten een financiële inslag hebben. Het was de bedoeling dat degene die de rekeningen aanleverde ook betalingen zou gaan uitvoeren. Daarbij werd aan [verdachte] uitgelegd dat het om betalingen naar meestal Hong Kong, Shanghai en China zou gaan. [verdachte] zou voor het aanleveren van de rekeningen 6-10% betaald krijgen, maar heeft uiteindelijk één keer € 6.000,- ontvangen. Tegen [medeverdachte 1] heeft [verdachte] gezegd dat hij de rekeningen nodig had om geld te ontvangen en door te sluizen.
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat verdachte
- de bedragen in de tenlastelegging heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en
- die bedragen van misdrijf afkomstig zijn, en
- verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die bedragen van misdrijf afkomstig waren.
Ook nu verdachte de bankpassen en pin-/tancodes aan derden heeft gegeven, heeft hij nog feitelijke zeggenschap gehad over de bankrekeningen. Hij kan als rekeninghouder van [naam bedrijf 9] B.V. bijvoorbeeld de rekening of de pas(sen) blokkeren, of een nieuwe bankpas aanvragen. Ook over de rekening van [naam bedrijf 7] B.V. heeft hij nog feitelijke zeggenschap gehad. Weliswaar was hij niet de rekeninghouder, maar op basis van wat hiervoor over de rol van [verdachte] bij [naam bedrijf 7] B.V. is besproken, stelt de rechtbank vast dat verdachte uiteindelijk degene was die bepaalde wat er met de onderneming en de bijbehorende bankrekening gebeurde.
In die hoedanigheid heeft hij over beide rekeningen kunnen beschikken in de periode dat de ten laste gelegde bedragen daarop werden gestort. De rechtbank stelt vast dat verdachte die bedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad op zijn bankrekeningen.
De ten laste gelegde bedragen waren uit oplichting afkomstig. De Franse bedrijven zijn door personen, die deden alsof ze namens een zakelijk contact van de bedrijven een wijziging van het rekeningnummer doorgaven, bewogen tot het overmaken van de bedragen naar de rekeningnummers van verdachte.
Verdachte wist dat het hier om uit misdrijf verkregen geld ging. De rechtbank stelt dat vast aan de hand van zijn eigen verklaring. Door met de informatie die verdachte op dat moment had niet verder door te vragen, de rekeningen inclusief passen en codes, tegen aanzienlijke vergoeding, ter beschikking te stellen aan derden die hij nauwelijks kende, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld dat op de bankrekeningen gestort zou worden van misdrijf afkomstig was. De rechtbank vindt dus dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op witwassen.
Verdachte heeft daarin en met dat doel samengewerkt met de derden aan wie hij de rekeningen ter beschikking heeft gesteld. Verdachte wordt dus voor het medeplegen van het witwassen veroordeeld.
Het standpunt van de verdediging dat gezien de wijze van tenlasteleggen hier bedoeld is verdachte te beschuldigen van eenvoudig witwassen volgt de rechtbank niet. De tenlastelegging bevat de delictsomschrijving van artikel 420 bis, eerste lid, sub b van het Wetboek van Strafrecht. Het dossier bevat bovendien onvoldoende aanwijzingen dat de oplichting (mede) door verdachte zou zijn begaan, zie daarover hiervoor onder 4.2.1 en 4.2.2. Van het witwassen van geld uit eigen misdrijf is in deze dan ook geen sprake.
4.2.4.Vrijspraak medeplegen van witwassen (feit 2)
Verdachte wordt vrijgesproken van feit 2.
De beschuldiging onder feit 2 richt zich op het verwerven/voorhanden hebben van bedragen afkomstig van [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5]. op andere bankrekeningen dan hierboven besproken (2A) en op het verhullen van bedragen afkomstig van [naam bedrijf 1], [naam bedrijf 2], [naam bedrijf 3], [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5]. door het geld van de Franse bedrijven door te boeken naar andere bankrekeningen (2B).
Het beoordelingskader voor 2A is hetzelfde als hiervoor onder 4.2.3. is opgenomen. De eerste vraag is dus of verdachte de bedragen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad. De bedragen van [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5]. zijn gestort op de rekeningen van [naam bedrijf 12] en [naam bedrijf 13] B.V. Van die rekeningen kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte daarover beschikkingsmacht heeft gehad. De rechtbank volgt hier de verklaring van verdachte dat hij de rekeningen ronselde bij anderen en ze inclusief codes en passen door heeft gegeven aan de derden.
Onder 2B wordt verdachte verweten dat hij de bedragen heeft verhuld door ze door te boeken. De rechtbank vindt dat er voor de betrokkenheid van verdachte bij dat overboeken onvoldoende bewijs in het dossier zit. Ook uit andere omstandigheden blijkt niet dat verdachte een van de ten laste gelegde verhullingshandelingen heeft verricht. De officier van justitie verwijst naar computersysteem [naam computersysteem 1] waarmee is geprobeerd het geld naar het buitenland over te boeken. Zoals eerder onder 4.2.2. overwogen vindt de rechtbank dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte de (exclusieve) gebruiker van [naam computersysteem 1] was.
Het ter beschikking stellen van zijn bankrekeningen, wetende dat daarmee frauduleuze handelingen worden verricht (zoals bewezen verklaard onder feit 1C), maakt niet dat verdachte ook wetenschap en betrokkenheid heeft gehad bij deze concrete overboekingen.