Beoordeling
6. De kantonrechter dient te beoordelen of de reden die Action aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeert. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van [verzoekster] spelen daarbij een rol, evenals de duur van de arbeidsovereenkomst en ook de (persoonlijke) omstandigheden van [verzoekster] en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar heeft.
7. De regeling rond het geven van personeelskorting is omschreven in artikel 3.10 van de Personeelswijzer en is op zichzelf duidelijk; werknemers van Action krijgen 15% korting op privé aankopen met een maximum van € 500,00 aan korting per jaar. De kortingsregeling mag niet worden gebruikt voor (onder meer) familie. De aankopen moeten worden gedaan buiten werktijd van de werknemer en niet tijdens pauzes. De werknemer moet zijn klokbadge tonen en zijn roepnaam geven ter controle voor degene die afrekent. Het is begrijpelijk dat Action op het gebied van fraude, diefstal en verduistering een zero tolerance beleid voert. Dat het hier om een korting van € 1,69 gaat, is dan ook van ondergeschikt belang. Bij het misbruiken van de regeling voor personeelskorting is een ontslag op staande voet in beginsel gerechtvaardigd.
8. Vast staat dat [verzoekster] de voorgeschreven werkwijze niet (geheel) heeft gevolgd. Zij heeft immers de producten die haar vader kocht, zelf afgerekend met haar personeelskorting en tijdens haar werktijd. [verzoekster] stelt echter dat zij de regels betreffende de personeelskorting niet kende of in ieder geval niet begreep, en niet de intentie had om fraude te plegen. Hoewel Action dit betwist en wijst op artikel 7 van de arbeidsovereenkomst, waarin werknemer verklaart alle relevante documenten te hebben ontvangen en gelezen, is de verklaring van [verzoekster] van het begin af aan consistent. In haar eerste verklaring (van 16 maart 2020) heeft [verzoekster] reeds gezegd dat zij niet wist hoe om te gaan met de kortingsregeling en dat zij, had zij dat wel geweten, de korting niet had toegepast. Ook staat vast dat [verzoekster] op 18 februari 2020, voorafgaand aan het geven van de korting, de bemoeienis van de bedrijfsleider heeft ingeroepen. Dat was, hoewel het niet met zoveel woorden in de regeling staat, ook gebruikelijk, zo heeft Action ter zitting verklaard. De bedrijfsleider moet (kennelijk) toestemming geven voor het afrekenen met personeelskorting. Omdat de bedrijfsleider zelf niet in de gelegenheid was op dat moment, is de meest ervaren medewerker van het filiaal [naam medewerker] met de pas van de bedrijfsleider naar [verzoekster] gegaan en heeft de pas langs de scanner gehaald, volgens Action. Uit deze gang van zaken heeft [verzoekster] redelijkerwijs mogen begrijpen dat zij correct en volgens de regels handelde en dat zij toestemming had voor het geven van personeelskorting op de betreffende aankopen door haar vader, bij wie zij inwoont.
9. Dat het [naam medewerker] was, die de pas van de bedrijfsleider heeft gescand en niet de bedrijfsleider zelf, kan Action [verzoekster] daarbij niet tegenwerpen. [naam medewerker] was op dat moment als eerstvolgende na de bedrijfsleider daarvoor verantwoordelijk, wat volgens Action vaker gebeurt als de bedrijfsleider druk is. Bovendien werkte [naam medewerker] al jarenlang bij Action en was zij zeer ervaren, zodat [verzoekster] er op mocht vertrouwen dat [naam medewerker] wist hoe met de personeelskorting om te gaan.
10. De omstandigheid dat [naam medewerker] , nadat Action weken later op de hoogte kwam van het incident, heeft verklaard dat zij overrompeld was door de situatie die zij aantrof en daarom niet heeft ingegrepen, maakt voorgaande niet anders. Die verklaring is niet alleen ruim na 18 februari 2020 afgelegd, hij valt ook niet te rijmen met de uitleg van Action dat, juist om fraude met personeelskorting te voorkomen, zonder controle door de bedrijfsleider dan wel de eerstvolgende collega (in dit geval [naam medewerker] ) de korting niet wordt gegeven. En daarbij is niet bestreden dat [naam medewerker] op het moment dat zij [verzoekster] hielp een gewone, rustige indruk maakte en de pas van de bedrijfsleider heeft gescand voor het geven van de korting, terwijl dat juist het moment zou zijn geweest om [verzoekster] aan te spreken op haar gedrag. Ook heeft [naam medewerker] , geen melding gemaakt van de situatie bij haar leidinggevende. Tot slot kan ook de (gestelde) omstandigheid dat [naam medewerker] geen blik op de kassa zou hebben kunnen werpen en het haar niet duidelijk was welke handeling [verzoekster] uitvoerde, [verzoekster] niet worden aangerekend. Het is immers aan [naam medewerker] om de controle juist en goed uit te voeren.
11. Hoewel [verzoekster] strikt genomen op 18 februari 2020 heeft gehandeld in strijd met de regels door personeelskorting te geven aan “een derde”, kan haar dat gezien het voorgaande niet worden verweten. Niet alleen ontbrak de intentie om te frauderen, ook was [verzoekster] zich er klaarblijkelijk niet van bewust dat zij in strijd met de regels handelde. Zij was, kennelijk net als [naam medewerker] , onvoldoende op de hoogte van de precieze regels omtrent personeelskorting. Het handelen van [verzoekster] levert gezien deze omstandigheden geen dringende reden op, waarbij voorts meeweegt dat [naam medewerker] , die strikt genomen net zo min de regels juist heeft toegepast, nog wel in dienst is van Action. Niet valt in te zien waarom met [verzoekster] niet (net als met [naam medewerker] ) een stevig gesprek had kunnen worden gevoerd in plaats van over te gaan tot ontslag op staande voet.
12. Het door Action aangeboden bewijs, te leveren door het horen van getuigen, brengt in voorgaande oordeel geen verandering, zodat daaraan niet wordt toegekomen.
13. Nu de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, kan het ontslag op staande voet niet in stand blijven. Aangezien de opzegging wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoekster] recht op doorbetaling van het loon. De vordering van wordt daarom toegewezen als na te melden. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zijn eveneens toewijsbaar. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25%.
14. Action heeft niet betwist dat [verzoekster] bij het eindigen van haar dienstverband recht heeft op een transitievergoeding. Ook dat verzoek wordt toegewezen evenals het verstrekken van deugdelijke loonspecificaties. De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd als hieronder bepaald. Bij deze uitkomst gaat de kantonrechter ervan uit dat de melding van [verzoekster] in het Waarschuwingsregister Detailhandel zo spoedig mogelijk wordt doorgehaald.
15. De proceskosten komen voor rekening van Action als de in het ongelijk gestelde partij.