4.11.Met het oog op artikel 83 Pensioenwet wordt het volgende overwogen.
a. Artikel 83 lid 1 aanhef en onder c Pensioenwet veronderstelt een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten door AFM. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] merken terecht op dat dit in beginsel dient te gebeuren met wederzijds goedvinden en dat dit op grond van artikel 19 Pensioenwet slechts onder bijzondere omstandigheden zonder hun instemming kan gebeuren.
b. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben op de voet van artikel 83 lid 2 aanhef en onder a Pensioenwet bezwaren jegens Pensioenfonds AFM kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht. Gesteld noch gebleken is dat die bezwaren in het geheel geen hout snijden. Zo bestrijden Pensioenfonds AFM en AFM niet dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op een voor hen ongelukkig moment zijn geconfronteerd met een op korte termijn door te voeren wezenlijk ander pensioenperspectief dan zij tot dat moment hadden.
c. De bezwaren van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] hebben op grond van artikel 83 lid 2 Pensioenwet tot gevolg dat de interne collectieve waardeoverdracht voor zover deze hen betreft rechtens niet plaatsvindt. De (gestelde) afwezigheid van een verbod van de toezichthouder als bedoeld in artikel 83 lid 2 aanhef en onder c Pensioenwet maakt dit niet anders.
d. Pensioenfonds AFM en AFM betogen met een beroep op artikel 6:2 lid 2 BW dat de hiervoor onder c, eerste zin, geformuleerde regel niet van toepassing is omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit betoog wordt verworpen. Redengevend is het volgende.
e. De door Pensioenfonds AFM en AFM gewraakte regel is er een van dwingend recht; zie artikel 83 lid 7 Pensioenwet. Een dergelijke regel kan slechts onder uitzonderlijke omstandigheden opzij worden gezet.
f. Pensioenfonds AFM heeft die regel en de gevolgen daarvan van de aanvang af genegeerd. Hij heeft [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] weliswaar gewezen op de mogelijkheid van bezwaar, maar hen tegelijkertijd min of meer afgeraden om daarvan gebruik te maken. Zie de laatste zin van het hiervoor onder 2.6 weergegeven deel van zijn brief van 13 oktober 2017.
g. Pensioenfonds AFM wist van de aanvang af van de tijdelijkheid van zijn bestaan, althans AFM wist van de aanvang af van de tijdelijkheid van het bestaan van Pensioenfonds AFM. Dat heeft AFM er niet van weerhouden ook TPP-aanspraken en TOP-aanspraken bij Pensioenfonds AFM onder te brengen en heeft Pensioenfonds AFM er niet van weerhouden dergelijke aanspraken te accepteren.
h. AFM en/of Pensioenfonds AFM heeft gekozen voor De Nationale APF als opvolgend pensioenuitvoerder. De Nationale APF kan of wil geen TPP-aanspraken en TOP-aanspraken (en de daartegenover staande waarde) administreren. Pensioenfonds AFM en AFM kunnen een en ander niet aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] tegenwerpen.
i. Pensioenfonds AFM heeft zichzelf, althans AFM heeft Pensioenfonds AFM, in een positie gemanoeuvreerd waarin Pensioenfonds AFM zich relatief grote inspanningen moet (blijven) getroosten en relatief hoge kosten moet (blijven) maken voor een relatief klein aantal ‘achterblijvers’. Inspanningen en kosten die overigens van de aanvang af voorzienbaar waren. Pensioenfonds AFM en AFM kunnen een en ander niet aan [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] tegenwerpen.
j. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] verzetten zich op zichzelf niet tegen het ontbindingsbesluit en de gevolgen daarvan. Zij beperken in die zin niet de vrijheid van Pensioenfonds AFM om te beschikken over zijn eigen (voort)bestaan. Zij wensen slechts een behoorlijke afwikkeling van hun rechtsverhouding met Pensioenfonds AFM.
De slotsom is dat de tegenover de TPP-aanspraken en TOP-aanspraken van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] staande waarde niet intern is overgedragen.