3.3Eiser is van mening dat op het moment dat de wet in conflict komt met internationale verdragen, de wet geen toepassing vindt. Eiser beroept zich daarbij op artikel 94 van de Grondwet. Voor de vrijheid van godsdienst verwijst eiser naar diverse internationale verdragen zoals artikel 9 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er had gekeken moeten worden naar de wetgeschiedenis en de reden van de bepaling. Volgens eiser is de reden voor de helmplicht gelegen in de gezondheid en veiligheid van de bestuurder. Een tulband is gemaakt van vijf tot zeven meter doek en heeft ook al een beschermend effect. In hoeverre het desalniettemin noodzakelijk is een helm te dragen is niet onderzocht. Dit geldt des te meer nu de kans op ernstig letsel vanwege de geringe maximum snelheid (25 kilometer per uur) beperkt is. Eiser wijst erop dat in andere landen de ontheffing van de helmplicht wel is doorgevoerd. Verweerder had een belangenafweging moeten maken of het vasthouden aan de helmplicht voor Sikhs bij de helmplicht voor snorfietsen een evenredige afweging is. Verweerder heeft dit nagelaten. Eiser voert tot slot aan dat hij de snorfiets nodig heeft voor zijn onderneming. Een elektrische fiets is voor hem geen optie, omdat het draaggewicht van de elektrische fiets wordt overschreden. Eiser bezorgt namelijk producten (levensmiddelen).
4. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat het hem te doen is om een ontheffing van de helmplicht. Gelet hierop zal de rechtbank de weigering van verweerder om eiser een ontheffing te verlenen van de plaats op de weg onbesproken laten.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat eiser niet wordt tegengeworpen dat hij niet heeft meegedaan met de inspraakronde van het verkeersbesluit. Het al dan niet meedoen aan de inspraakronde staat, aldus verweerder, los van de hier aan de orde zijnde ontheffing. Gelet hierop zal de rechtbank dit aspect eveneens onbesproken laten.
5. Voor snorfietsers geldt geen helmplicht, behalve als er een besluit is genomen in de zin van artikel 5, achtste lid, van het RVV.Vast staat dat het verkeersbesluit van 11 december 2018 ‘Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht’ zo’n besluit is. Dit betekent dus dat snorfietsers verplicht zijn een helm te dragen. Hoofdstuk VI van het RVV dat gaat over ontheffingen en vrijstellingen, bevat geen bepaling op grond waarvan vrijstelling van deze verplichting kan worden verleend. Dit is niet in geschil. Dat sprake zou zijn van een drogredenering volgt de rechtbank niet. In het RVV staat immers aangegeven wanneer er wél een helmplicht geldt voor snorfietsers. De regelgever had daarvoor dus een ontheffings- of vrijstellingsmogelijkheid kunnen opnemen in het RVV, maar heeft daar niet voor gekozen.
6. Om de bescherming van artikel 9 van het EVRM, in het bijzonder de vrijheid van godsdienst of overtuiging, te kunnen inroepen, moet sprake zijn van een gedraging die kan worden aangemerkt als het belijden van een godsdienst of levensovertuiging. Tussen partijen is niet in geschil dat Sikhisme een godsdienst is en dat het dragen van een tulband onderdeel is van dit geloof. Met betrekking tot het antwoord op de vraag of het RVV een inbreuk maakt op het recht op godsdienstvrijheid, merkt de rechtbank op dat het RVV geen bepaling bevat die weggebruikers verplicht tot het afzetten van een tulband. Als bij een verkeersbesluit is bepaald dat de snorfiets op de rijbaan moet rijden, dan ontstaat voor de snorfietser een wettelijke verplichting tot het dragen van een helm. Het RVV verbindt dus enkel voorwaarden aan een bepaalde manier van deelname aan het verkeer. Van een inbreuk op de vrijheid van godsdienst is geen sprake.
Verplichting tot ontheffing?
7. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of er een positieve verplichting bestaat voor verweerder om eiser ontheffing van de helmplicht te verlenen. Er dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van de samenleving enerzijds en de individuele belangen van eiser anderzijds. Het verkeersbesluit ‘Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht’ heeft tot doel het verbeteren van de verkeersveiligheid en het beheersen van de drukte op de fietspaden. De verplichting een helm te dragen is omwille van de (eigen) veiligheid. De snorfietser komt in dat geval namelijk terecht in een situatie met sneller rijdend verkeer dan als hij op een verplicht fietspad rijdt.In dit opzicht verschilt de snorfiets dus van de elektrische fiets, waarmee net zo hard kan en mag worden gereden als de snorfiets. Met de elektrische fiets mag nog steeds gebruik worden gemaakt van de verplichte fietspaden. Dit vormt een verklaring voor het feit dat voor de snorfiets wel en voor de elektrische fiets geen helmplicht geldt. De stelling van eiser dat hij voor vervoer is aangewezen op de snorfiets, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft enkel uitgelegd waarom een elektrische fiets geen optie voor hem is. Andere vervoersmogelijkheden heeft hij onbesproken gelaten. Onder deze omstandigheid hoeft verweerder geen zwaarwegend belang toekennen aan de stelling van eiser dat een tulband eveneens bescherming biedt. Het gegeven dat in andere landen de ontheffing van de helmplicht wel is doorgevoerd, brengt evenmin mee dat verweerder eiser ontheffing zou moeten verlenen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de beslissing van 12 juni 1978 van de Europese commissie voor de rechten van de mens inzake X. versus het Verenigd Koninkrijk.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.