ECLI:NL:RBAMS:2020:3475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
AMS 19/5867
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing helmplicht voor Sikh met tulband in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld over de weigering van de gemeente Amsterdam om een ontheffing van de helmplicht te verlenen aan een Sikh die vanwege zijn godsdienst een tulband draagt. De eiser had op 28 maart 2018 een ontheffing aangevraagd, omdat hij geen helm kan dragen door zijn tulband. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de helmplicht op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) niet kan worden opgeheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat snorfietsers in Amsterdam verplicht zijn om een helm te dragen wanneer zij de rijbaan gebruiken, en dat er geen mogelijkheid is voor ontheffing van deze verplichting volgens de geldende wetgeving.

Tijdens de zitting op 16 juni 2020 heeft de eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de helmplicht inbreuk maakt op zijn vrijheid van godsdienst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het RVV geen verplichting bevat die het dragen van een tulband verbiedt, en dat de helmplicht enkel geldt voor snorfietsers die de rijbaan gebruiken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gemeente geen ontheffing kan verlenen, omdat de wet hier geen ruimte voor biedt. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de noodzaak van de snorfiets voor zijn onderneming, niet overtuigend geacht.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij concludeerde dat de gemeente terecht de ontheffing heeft geweigerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van verkeersveiligheid en de wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit het RVV, en bevestigt dat de vrijheid van godsdienst niet in dit geval prevaleert boven de verkeersregels.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/5867

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.C. de Klerk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Vos).

Procesverloop

Bij besluit van 7 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een ontheffing voor één jaar van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter skype-zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen I. Ringele, tolk in de Engelse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat er aan vooraf ging
1. Sinds 8 april 2019 [1] zijn de meeste vrij liggende fietspaden binnen de ring A10 in Amsterdam aangewezen als verplicht fietspad waarop snorfietsen niet zijn toegestaan. Snorfietsen moeten gebruik maken van de rijbaan en de bestuurder en passagier van de snorfiets zijn verplicht een helm te dragen. Eiser is een Sikh, draagt een tulband en rijdt op een snorfiets. Op 28 maart 2018 heeft hij een ontheffing ‘Snorfiets naar de rijbaan’ aangevraagd. Hij geeft daarbij aan dat hij geen helm past vanwege de tulband.
Standpunt verweerder
2.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het op de weg van eiser had gelegen
– gezien het persoons overstijgende belang – om deel te nemen aan de inspraakronde van het verkeersbesluit ‘Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht’. De rechtbank heeft het verkeersbesluit in stand gelaten. Tegen deze achtergrond dient te worden beoordeeld of de aanvraag om een RVV-ontheffing terecht is afgewezen.
2.2
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat ontheffing van de ‘helmplicht’ niet mogelijk is. Er geldt in dit geval een ‘helmplicht’ op grond van artikel 60, tweede lid, sub a, van het RVV. Het RVV biedt geen ruimte om hiervan ontheffing te verlenen. Verweerder verwijst naar artikel 87 van het RVV. Daar staat van welke verkeersregels ontheffing kan worden verkregen.
2.3
Verweerder ziet evenmin aanleiding om ontheffing van de ‘plaats op de weg’ te verlenen. Verweerder voert ter zake een terughoudend beleid. Alleen in uitzonderlijke gevallen waarbij sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden wordt in eerste instantie een ontheffing voor de duur van één jaar verleend. Verweerder is niet gebleken dat eiser voor het zich verplaatsen uitsluitend is aangewezen op een snorfiets. Daarom is er ook geen schending van bepalingen in de Grondwet en verdragen. De wens om een tulband te dragen is niet voldoende om als specifieke persoonlijke omstandigheid voor een ontheffing te worden aangemerkt.
Standpunt eiser
3.1
Eiser voert aan dat hem niet kan worden verweten dat hij niet heeft deelgenomen aan de inspraakronde. Op het moment dat duidelijk werd dat zijn vrijheid van godsdienst in gedrang kwam, heeft hij de juiste route bewandeld en een aanvraag ingediend.
3.2
Eiser erkent dat de wet niet voorziet in de ontheffing van de helmplicht, maar volgens eiser is sprake van een drogredenering. Dat in artikel 87 van het RVV geen ontheffing is opgenomen van de helmplicht voor een snorfiets is logisch, omdat het RVV bepaalt dat er geen helmplicht voor een snorfiets geldt, behalve dan in een nader omschreven geval.
3.3
Eiser is van mening dat op het moment dat de wet in conflict komt met internationale verdragen, de wet geen toepassing vindt. Eiser beroept zich daarbij op artikel 94 van de Grondwet. Voor de vrijheid van godsdienst verwijst eiser naar diverse internationale verdragen zoals artikel 9 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er had gekeken moeten worden naar de wetgeschiedenis en de reden van de bepaling. Volgens eiser is de reden voor de helmplicht gelegen in de gezondheid en veiligheid van de bestuurder. Een tulband is gemaakt van vijf tot zeven meter doek en heeft ook al een beschermend effect. In hoeverre het desalniettemin noodzakelijk is een helm te dragen is niet onderzocht. Dit geldt des te meer nu de kans op ernstig letsel vanwege de geringe maximum snelheid (25 kilometer per uur) beperkt is. Eiser wijst erop dat in andere landen de ontheffing van de helmplicht wel is doorgevoerd. Verweerder had een belangenafweging moeten maken of het vasthouden aan de helmplicht voor Sikhs bij de helmplicht voor snorfietsen een evenredige afweging is. Verweerder heeft dit nagelaten. Eiser voert tot slot aan dat hij de snorfiets nodig heeft voor zijn onderneming. Een elektrische fiets is voor hem geen optie, omdat het draaggewicht van de elektrische fiets wordt overschreden. Eiser bezorgt namelijk producten (levensmiddelen).
Omvang van het geding
4. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat het hem te doen is om een ontheffing van de helmplicht. Gelet hierop zal de rechtbank de weigering van verweerder om eiser een ontheffing te verlenen van de plaats op de weg onbesproken laten.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat eiser niet wordt tegengeworpen dat hij niet heeft meegedaan met de inspraakronde van het verkeersbesluit. Het al dan niet meedoen aan de inspraakronde staat, aldus verweerder, los van de hier aan de orde zijnde ontheffing. Gelet hierop zal de rechtbank dit aspect eveneens onbesproken laten.
Ontheffingsmogelijkheid
5. Voor snorfietsers geldt geen helmplicht, behalve als er een besluit is genomen in de zin van artikel 5, achtste lid, van het RVV. [2] Vast staat dat het verkeersbesluit van 11 december 2018 ‘Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht’ zo’n besluit is. Dit betekent dus dat snorfietsers verplicht zijn een helm te dragen. Hoofdstuk VI van het RVV dat gaat over ontheffingen en vrijstellingen, bevat geen bepaling op grond waarvan vrijstelling van deze verplichting kan worden verleend. Dit is niet in geschil. Dat sprake zou zijn van een drogredenering volgt de rechtbank niet. In het RVV staat immers aangegeven wanneer er wél een helmplicht geldt voor snorfietsers. De regelgever had daarvoor dus een ontheffings- of vrijstellingsmogelijkheid kunnen opnemen in het RVV, maar heeft daar niet voor gekozen.
Vrijheid van godsdienst
6. Om de bescherming van artikel 9 van het EVRM, in het bijzonder de vrijheid van godsdienst of overtuiging, te kunnen inroepen, moet sprake zijn van een gedraging die kan worden aangemerkt als het belijden van een godsdienst of levensovertuiging. Tussen partijen is niet in geschil dat Sikhisme een godsdienst is en dat het dragen van een tulband onderdeel is van dit geloof. Met betrekking tot het antwoord op de vraag of het RVV een inbreuk maakt op het recht op godsdienstvrijheid, merkt de rechtbank op dat het RVV geen bepaling bevat die weggebruikers verplicht tot het afzetten van een tulband. Als bij een verkeersbesluit is bepaald dat de snorfiets op de rijbaan moet rijden, dan ontstaat voor de snorfietser een wettelijke verplichting tot het dragen van een helm. Het RVV verbindt dus enkel voorwaarden aan een bepaalde manier van deelname aan het verkeer. Van een inbreuk op de vrijheid van godsdienst is geen sprake.
Verplichting tot ontheffing?
7. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is of er een positieve verplichting bestaat voor verweerder om eiser ontheffing van de helmplicht te verlenen. Er dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van de samenleving enerzijds en de individuele belangen van eiser anderzijds. Het verkeersbesluit ‘Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht’ heeft tot doel het verbeteren van de verkeersveiligheid en het beheersen van de drukte op de fietspaden. De verplichting een helm te dragen is omwille van de (eigen) veiligheid. De snorfietser komt in dat geval namelijk terecht in een situatie met sneller rijdend verkeer dan als hij op een verplicht fietspad rijdt. [3] In dit opzicht verschilt de snorfiets dus van de elektrische fiets, waarmee net zo hard kan en mag worden gereden als de snorfiets. Met de elektrische fiets mag nog steeds gebruik worden gemaakt van de verplichte fietspaden. Dit vormt een verklaring voor het feit dat voor de snorfiets wel en voor de elektrische fiets geen helmplicht geldt. De stelling van eiser dat hij voor vervoer is aangewezen op de snorfiets, heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft enkel uitgelegd waarom een elektrische fiets geen optie voor hem is. Andere vervoersmogelijkheden heeft hij onbesproken gelaten. Onder deze omstandigheid hoeft verweerder geen zwaarwegend belang toekennen aan de stelling van eiser dat een tulband eveneens bescherming biedt. Het gegeven dat in andere landen de ontheffing van de helmplicht wel is doorgevoerd, brengt evenmin mee dat verweerder eiser ontheffing zou moeten verlenen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de beslissing van 12 juni 1978 van de Europese commissie voor de rechten van de mens inzake X. versus het Verenigd Koninkrijk. [4]
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Bijlage

Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV)

Artikel 5, achtste lid, bepaalt dat bestuurders van snorfietsen de rijbaan gebruiken indien dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, is bepaald en bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft een onderbord dit aanduidt.
Artikel 60, eerste lid bepaalt dat de bestuurder en de passagiers van bromfietsen, brommobielen zonder gesloten carrosserie, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen zonder gesloten carrosserie een goed passende helm moeten dragen, die door middel van een sluiting op deugdelijke wijze op het hoofd is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 22, zesde lid van de wet.
Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat het eerste lid niet geldt voor de bestuurder en de passagiers van een snorfiets, behoudens wanneer artikel 5, achtste lid, van toepassing is.
Artikel 87 bepaalt dat door het bevoegd gezag ontheffing kan worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, artikel 5, eerste, tweede en achtste lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, C22c, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78 en 81.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Artikel 9, eerste lid, bepaalt dat een ieder recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen aan geen andere beperkingen kan worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Zie het verkeersbesluit van 11 december 2018 ‘Snorfiets naar de rijbaan met helmplicht’. De rechtbank Amsterdam heeft op 29 mei 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:3788, uitspraak gedaan op de beroepen tegen dit besluit.
2.In de bijlage zijn de relevante artikelen van het RVV opgenomen.
3.Zie de nota van toelichting bij het Besluit van 6 juni 2018 tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en het RVV 1990 ter invoering van de mogelijkheid snorfietsers in bepaalde gevallen te verplichten van de rijbaan gebruik te maken (lokale scheiding fiets en snorfiets) Stb. 2018, 184.
4.Application/Reouéte n° 7992/77: “In cases where a religion requires its adherents to wear a turban, the compulsory wearing of crash helmets can be considered justified under the terms of Article 9 (2). This justification continues to exist even though the law subsequently granted an exemption on religious grounds.”