ECLI:NL:RBAMS:2020:35

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
6802134 CV EXPL 18-7460
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van volgrechtvergoedingen door kunsthandel aan auteursrechtenstichting

In deze zaak vordert de stichting Pictoright, een auteursrechtorganisatie, dat een Amsterdamse kunsthandel, aangeduid als [gedaagde 1] c.s., een bedrag van ruim 15.500 euro betaalt voor volgrechtvergoedingen. De vordering is gebaseerd op de Auteurswet, waarin het volgrecht is geregeld, en de afspraken die zijn gemaakt in een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Pictoright stelt dat [gedaagde 1] c.s. in strijd met deze afspraken geen volledige opgave heeft gedaan van de volgrechtplichtige aan- en verkopen van kunstwerken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Pictoright recht heeft op deze informatie en dat [gedaagde 1] c.s. in gebreke is gebleven. De rechter heeft de vordering van Pictoright toegewezen, inclusief een dwangsom voor het geval [gedaagde 1] c.s. niet aan de opgaveverplichtingen voldoet. De zaak is behandeld op 7 januari 2020, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gezondheidstoestand van de heer [gedaagde 1] geen reden is om de verplichtingen te ontlopen. De rechter heeft de kunsthandel ook veroordeeld tot betaling van de verschuldigde volgrechtvergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6802134 CV EXPL 18-7460
vonnis van: 7 januari 2020

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting Stichting Pictoright

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Pictoright
gemachtigde: mr. J. Bouter
t e g e n

1. [gedaagde 1]

gevestigd te [vestigingsplaats]

2. [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]
vennoot van gedaagde sub 1

3. [gedaagde 3]

wonende te [woonplaats]
vennoot van gedaagde sub 1
gedaagden
nader gezamenlijk te noemen: [gedaagde 1] c.s.
gemachtigde: mr. C. Hellingman

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
  • dagvaarding van 29 maart 2018, met producties;
  • conclusie van antwoord, met een productie;
  • instructievonnis;
  • conclusie van repliek, met een productie;
  • tussenvonnis van 6 augustus 2019 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • mondelinge behandeling van 29 oktober 2019 waar namens Pictoright mevrouw [naam 1] en de gemachtigde zijn verschenen. Namens [gedaagde 1] c.s. is niemand verschenen.
  • voortzetting mondelinge behandeling op 5 december 2019 (op verzoek van [gedaagde 1] c.s.) waar namens Pictoright mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens [gedaagde 1] c.s. is niemand verschenen.
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Pictoright is een auteursrechtorganisatie bij wie vele Nederlandse kunstenaars en erfgenamen van kunstenaars zijn aangesloten en voor wie Pictoright als belangenbehartiger optreedt, zowel in als buiten rechte. Pictoright heeft met meerdere buitenlandse zusterorganisaties overeenkomsten gesloten, waarin is vastgelegd dat Pictoright ook de belangenbehartiging en de handhaving van rechten van buitenlandse kunstenaars en erfgenamen van kunstenaars - voor zover betrekking hebbend op Nederland - op zich neemt.
1.2.
Bij wet van 9 februari 2006 is per 1 april 2006 het volgrecht in Nederland ingevoerd en opgenomen in de artikelen 43-43g van de Auteurswet. Het volgrecht is het recht van een kunstenaar om te delen in de opbrengst bij professionele doorverkoop van originele (kunst)werken. Vanaf 1 januari 2012 is ook een volgrechtvergoeding verschuldigd bij verkoop van (kunst)werken van overleden kunstenaars. Pictoright oefent in Nederland voor daartoe aangesloten rechthebbenden het volgrecht uit.
1.3.
Kunsthandelaren zijn op grond van de Auteurswet verplicht om de volgrechtgerechtigde(n) van alle relevante informatie te voorzien met betrekking tot volgrechtplichtige aan- en of verkopen van werken van kunstenaars.
1.4.
[gedaagde 1] c.s. heeft zich toegelegd op de verkoop van kunst.
1.5.
Pictoright heeft [gedaagde 1] c.s. op 6 februari 2012 aangeschreven met het verzoek de eigen administratie te controleren op mogelijke volgrechtverplichtingen voor bij Pictoright aangesloten rechthebbenden en hiervan opgave te doen. Omdat op deze brief geen reactie is ontvangen, heeft Pictoright [gedaagde 1] c.s. nadien nog herhaaldelijk aangeschreven.
1.6.
Bij dagvaarding van 11 maart 2013 heeft Pictoright [gedaagde 1] c.s. in rechte betrokken. Dat heeft geresulteerd in een verstekvonnis van 24 april 2013.
1.7.
[gedaagde 1] c.s. heeft verzet ingesteld tegen voornoemd verstekvonnis. Uiteindelijk heeft deze verzetprocedure geleid tot een minnelijke regeling tussen partijen. In de vaststellingsovereenkomst van 21 november 2014 zijn partijen (onder meer) overeengekomen dat [gedaagde 1] c.s. twee keer per jaar, te weten op 31 december en 30 juni, uit zichzelf opgave doet van volgrechtplichtige verkopen van bij Pictoright aangesloten kunstenaars. Tevens zijn partijen overeengekomen dat Pictoright het recht heeft om van [gedaagde 1] c.s. een door een accountant opgesteld rapport te verlangen aangaande de volgrechtplichtige verkopen.
1.8.
In de periode vanaf de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst tot en met mei 2018 heeft [gedaagde 1] c.s. slechts drie keer opgave gedaan van volgrechtplichtige verkopen in plaats van de zeven keer zoals in de vaststellingsovereenkomst is overeengekomen. De laatste opgave door [gedaagde 1] c.s. was in mei 2018.

Vordering

2. Pictoright vordert, na wijziging van eis, dat [gedaagde 1] c.s. bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden om:
2.1.
binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis volledig en naar waarheid opgave te doen van alle sinds 1 april 2017 tot heden volgrechtplichtige aan- en verkopen van bij Pictoright aangesloten makers en/of rechthebbenden, zulks voorzien van een omschrijving van het werk, waaronder in ieder geval begrepen: de naam van de kunstenaar, de titel van het werk dan wel – bij gebreke van een titel – het formaat en een afbeelding van het werk, alsmede de verkoopprijs exclusief BTW en de datum van de verkoop en/of de opeisbaarheid van de koopprijs, een en ander op kosten van [gedaagde 1] c.s. en op straffe van een dwangsom;
2.2.
binnen vier weken na het in deze te wijzen vonnis schriftelijk opgave te verstrekken van alle door [gedaagde 1] c.s. gedane aan- en verkopen van voor het volgrecht relevante werken van bij Pictoright voor het volgrecht aangesloten rechthebbenden die sinds 1 april 2006 respectievelijk sinds 1 januari 2012 (voor erfgenamen) door [gedaagde 1] c.s. zijn gekocht en verkocht, zulks voorzien van een omschrijving van het werk, waaronder in ieder geval begrepen: de naam van de kunstenaar, de titel van het werk dan wel – bij gebreke van een titel – het formaat en een afbeelding van het werk, alsmede de verkoopprijs exclusief BTW en de datum van de verkoop en/of de opeisbaarheid van de koopprijs, dit alles primair voorzien van een verklaring van een van partijen onafhankelijke in Nederland gevestigde registeraccountant en subsidiair, voorzien van een verklaring van een van partijen onafhankelijke in Nederland gevestigde accountant, waaruit blijkt dat de aan Pictoright verstrekte informatie juist en volledig is en dat deze informatie gecontroleerd is aan de hand van in ieder geval de algemene boekhouding en verkoopadministratie van [gedaagde 1] c.s. met aanhechting van kopie van alle ter staving van deze verklaring relevante bescheiden, een en ander op kosten van [gedaagde 1] c.s. en op straffe van een dwangsom;
2.3.
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot betaling van primair een bedrag van € 15.685,00 dan wel subsidiair een bedrag van € 14.481,00;
2.4.
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 70,92 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2.5.
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen in primair de werkelijk gemaakte proceskosten uit hoofde van artikel 1019h Rv, daaronder begrepen een bedrag van € 7.125,00 aan salaris gemachtigde, en subsidiair de proceskosten conform het liquidatietarief, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente en onder aftrek van de reeds door [gedaagde 1] c.s. betaalde proceskosten ter hoogte van € 663,93.
3. Pictoright heeft - kort gezegd - aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] c.s. in strijd met de wet en in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken in de vaststellingsovereenkomst van 21 november 2014 geen, althans geen volledige, opgave aan Pictoright heeft gedaan/doet van de kunstwerken die zij heeft gekocht en verkocht waarop het volgrecht rust. Uit de laatste opgave van [gedaagde 1] c.s. van mei 2018 blijkt dat [gedaagde 1] c.s. over de periode vanaf november 2017 tot en met april 2018 een volgrechtvergoeding van € 15.685,00 verschuldigd is. Dit bedrag heeft [gedaagde 1] c.s. echter nog niet voldaan. Aangezien [gedaagde 1] c.s. zich herhaaldelijk onttrekt aan haar verplichtingen jegens Pictoright, heeft zij er belang bij dat de kantonrechter [gedaagde 1] c.s. gebiedt om een accountantsrapport te laten opstellen aangaande de volgrechtplichtige verkopen, aldus Pictoright.

Verweer

4. [gedaagde 1] c.s. heeft verweer gevoerd. Op hetgeen zij naar voren heeft gebracht zal hierna worden ingegaan, voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

Beoordeling

Vooraf
5. De kantonrechter heeft van Pictoright vernomen dat de heer [gedaagde 1] in augustus 2018 is overleden en dat de vof in januari 2019 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Nu daarvan door [gedaagde 1] c.s. geen stukken in het geding gebracht zijn en [gedaagde 1] c.s. evenmin op de mondelinge behandeling is verschenen om het een en ander toe te lichten, wordt onderhavig vonnis gewezen tussen de oorspronkelijke procespartijen, zoals is vermeld in de kop van dit vonnis.
Vordering 2.1
6. Ten aanzien van de vordering onder 2.1, het volledig en naar waarheid opgave doen van alle sinds 1 april 2017 tot heden volgrechtplichtige aan- en verkopen, heeft [gedaagde 1] c.s. aangevoerd dat zij uitsluitend aan Pictoright opgave dient te doen van de volgrechtplichtige verkopen en dus niet óók van de volgrechtplichtige aankopen.
7. Bij conclusie van repliek heeft Pictoright daartegenover naar voren gebracht dat volgens artikel 43c Auteurswet de verplichting tot betaling van de volgrechtvergoeding bij de bij de verkoop betrokken professioneel kunsthandelaar berust. Een aankoop door een kunsthandelaar kan dus worden gezien als een verkoop waarbij een professioneel kunsthandelaar betrokken is. Dit is eveneens door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beslist (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 2 februari 2016 ECLI:NL:GHARL:2016:609), aldus Pictoright.
8. [gedaagde 1] c.s. is in de gelegenheid gesteld om bij dupliek te reageren op de nadere stelling van Pictoright, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt. Ook is [gedaagde 1] c.s. tot tweemaal toe niet verschenen op de mondelinge behandeling om haar stelling nader toe te lichten. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het verweer van [gedaagde 1] c.s., gelet op de nadere stelling(en) van Pictoright, niet slagen. Dit betekent dat de vordering onder 2.1. wordt toegewezen als hierna te melden.
9. Pictoright vordert een dwangsom van € 1.500,00 per dag of een gedeelte daarvan met een maximum van € 50.000,00 indien [gedaagde 1] c.s. in gebreke blijft met het verstrekken van inlichten over haar volgrechtplichtige aan- en verkopen. [gedaagde 1] c.s. heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde dwangsommen. Volgens haar is het in de gegeven omstandigheden, te weten dat de heer [gedaagde 1] in slechte gezondheid verkeerde, niet redelijk om dwangsommen op te leggen.
10. De gevorderde dwangsommen zien echter op de periode na het wijzen van onderhavig vonnis. Dat betekent dat als [gedaagde 1] c.s. alsnog opgave doet van de sinds 1 april 2017 tot heden volgrechtplichtige aan- en verkopen, zij geen dwangsommen verschuldigd is. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om de dwangsommen af te wijzen.
Vordering 2.2.
11. Ten aanzien van de vordering onder 2.2, het verstrekken van inlichtingen over de volgrechtplichtige aan- en verkopen sinds 2006 respectievelijk 2012 (voor erfgenamen) en het opstellen van een accountantsrapport, heeft [gedaagde 1] c.s. aangevoerd dat het in de gegeven omstandigheden (de gezondheid van de heer [gedaagde 1] ) niet redelijk is om van haar een accountantsrapport te verlangen. Tevens heeft [gedaagde 1] c.s. aangevoerd dat zij
niet gehouden is om haar administratie van 12 jaar geleden aan Pictoright te verstrekken, omdat de wet voorschrijft dat het opvragen van informatie drie jaar nadat de vordering wettelijk opeisbaar is geworden vervalt.
12. Pictoright heeft bij conclusie van repliek naar voren gebracht dat zij, gelet op de stelselmatige nalatigheid van [gedaagde 1] c.s. om informatie te verstrekken, genoodzaakt is een deugdelijke verklaring van een accountant te vorderen. Partijen zijn dit bovendien overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst. Daarin zijn geen nadere voorwaarden opgenomen voor het verstrekken van een accountantsrapport. Daarnaast kent de Auteurswet voor het volgrecht een verjaringstermijn van vijf jaar na aanvang van de dag volgende op die waarop de rechthebbende zowel met de opeisbaarheid van de vergoeding als met de tot de betaling van de vergoeding verplichte persoon bekend is geworden. Ten aanzien van alle volgrechtplichtige werken waarvan Pictoright niet op de hoogte is omdat [gedaagde 1] c.s. vergeten is hiervan opgave te doen of deze opgave mogelijk heeft achtergehouden, kan het volgrecht dan ook niet zijn verjaard, aldus Pictoright.
13. De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen zijn in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat Pictoright het recht heeft om van [gedaagde 1] c.s. een rapport van een accountant te verlangen. Hieraan hebben partijen geen nadere voorwaarden verbonden.
Nu [gedaagde 1] c.s. niet heeft betwist dat zij geen volledige opgave heeft gedaan van alle door haar gekochte en verkochte werken waarop het volgrecht rust, heeft Pictoright er belang bij dat [gedaagde 1] c.s. een accountantsrapport laat opstellen. Dat [gedaagde 1] c.s. geen opgave heeft gedaan vanwege de gezondheidstoestand van de heer [gedaagde 1] , zoals [gedaagde 1] c.s. stelt, doet aan het voorgaande niet af. Nu partijen in de vaststellingsovereenkomst geen nadere voorwaarden hebben gesteld aan het opstellen van een accountantsrapport, acht de kantonrechter het voldoende dat dit rapport wordt opgesteld door een accountant. Een rapport dat is opgesteld door een registeraccountant is niet overgeengekomen. De vordering wordt toegewezen over de periode zoals door Pictoright is gevorderd. Indien de accountant constateert dat [gedaagde 1] c.s. over een bepaalde periode niet meer beschikt over de relevante bescheiden, omdat [gedaagde 1] c.s. voor deze bescheiden geen bewaarplicht meer heeft, kan [gedaagde 1] c.s. over deze periode - vanzelfsprekend - geen opgave meer doen. De in dit kader gevorderde dwangsom zal ook worden toegewezen.
Vordering 2.3.
14. Nu [gedaagde 1] c.s. geen conclusie van dupliek heeft genomen en evenmin op de mondelinge behandelingen is verschenen, wordt het primair gevorderde bedrag als onweersproken toegewezen.
Vordering 2.4.
15. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden als niet weersproken eveneens toegewezen.
Vordering 2.5
16. Pictoright vordert de proceskosten op grond van artikel 1019h Rv. Volgens [gedaagde 1] c.s. is dit artikel niet van toepassing in het geval als het onderhavige, waarbij de toepasselijkheid van het volgrecht niet wordt betwist, maar er sprake is van overmacht waardoor er niet is voldaan aan de opgaveverplichtingen en partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten.
17. Met Pictoright is de kantonrechter van oordeel dat onderhavig geschil zich wel toespitst op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Dat [gedaagde 1] c.s. wegens de gezondheidstoestand van de heer [gedaagde 1] niet aan haar (opgave)verplichtingen heeft voldaan, doet immers niet af aan de aard van de vordering. De stelling van [gedaagde 1] c.s. dat Pictoright ten onrechte kosten van vóór het sluiten van de vaststellingovereenkomst vordert, heeft Pictoright gemotiveerd bestreden. Onder verwijzing naar productie 24 bij conclusie van repliek, heeft Pictoright uiteengezet dat zij de kosten vordert die zij vanaf januari 2018 heeft gemaakt. Bovendien hebben er sinds de conclusie van repliek meerdere proceshandelingen plaatsgevonden, zoals twee mondelinge behandelingen. De gemachtigde van Pictoright heeft ter zitting toegelicht de vordering ter zake van de proceskosten niet met deze proceshandelingen te zullen verhogen. De kantonrechter acht het gevorderde bedrag van € 7.125,00 aan salaris gemachtigde dan ook redelijk gelet op de hoeveelheid proceshandelingen die zijn uitgevoerd en de verantwoording van het gemaakte aantal uren. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen onder aftrek van het reeds door [gedaagde 1] c.s. betaalde bedrag van € 663,93. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is ook toewijsbaar.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om binnen twee weken na onderhavig vonnis volledig en naar waarheid opgave te doen van alle sinds 1 april 2017 tot heden volgrechtplichtige aan- en verkopen van bij Pictoright aangesloten makers en/of rechthebbenden, zulks voorzien van een omschrijving van het werk, waaronder in ieder geval begrepen: de naam van de kunstenaar, de titel van het werk dan wel – bij gebreke van een titel – het formaat en een afbeelding van het werk, alsmede de verkoopprijs exclusief BTW en de datum van de verkoop en/of de opeisbaarheid van de koopprijs, een en ander op kosten van [gedaagde 1] c.s. en op straffe van een dwangsom indien [gedaagde 1] c.s. met deze veroordeling in gebreke blijft van € 1.500,00 voor iedere dag of gedeelte van de dag met een maximum van € 50.000,00;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om binnen vier weken na onderhavig vonnis schriftelijk opgave te verstrekken van alle door [gedaagde 1] c.s. gedane aan- en verkopen van voor het volgrecht relevante werken van bij Pictoright voor het volgrecht aangesloten rechthebbenden die sedert 1 april 2006 respectievelijk sedert 1 januari 2012 (voor erfgenamen) door [gedaagde 1] c.s. zijn gekocht en verkocht, zulks voorzien van een omschrijving van het werk, waaronder in ieder geval begrepen: de naam van de kunstenaar, de titel van het werk dan wel – bij gebreke van een titel – het formaat en een afbeelding van het werk, alsmede de verkoopprijs exclusief BTW en de datum van de verkoop en/of de opeisbaarheid van de koopprijs, dit alles primair voorzien van een verklaring van een van partijen onafhankelijke in Nederland gevestigde accountant waaruit blijkt dat de aan Pictoright verstrekte informatie juist en volledig is en dat deze informatie gecontroleerd is aan de hand van in ieder geval de algemene boekhouding en verkoopadministratie van [gedaagde 1] c.s. met aanhechting van kopie van alle ter staving van deze verklaring relevante bescheiden, een en ander op kosten van [gedaagde 1] c.s. en op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag of een gedeelte van de dag met een maximum van € 50.000,00, indien [gedaagde 1] c.s. met deze veroordeling in gebreke blijft;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot betaling van € 15.685,00 ter zake van volgrechtvergoeding die [gedaagde 1] c.s. verschuldigd is op basis van de in mei 2018 door [gedaagde 1] c.s. gedane opgave;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. tot betaling van een bedrag van € 70,92 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Pictoright begroot op:
exploot € 107,05
salaris € 7.125,00
griffierecht € 476,00
-----------------
totaal € 7.708,05
voor zover van toepassing, inclusief btw, onder aftrek van het bedrag van € 663,93 dat reeds door [gedaagde 1] c.s. is voldaan en te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 14 dagen na heden tot de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter