In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot oplichting. De verdachte heeft op 8 maart 2019 geprobeerd een pakketje te verkrijgen door zich voor te doen als de geadresseerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader een plan heeft gemaakt om het pakketje in handen te krijgen. De verdachte heeft de pakketbezorger benaderd en geprobeerd het pakketje af te geven, waarbij hij zich een valse hoedanigheid heeft aangemeten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, zoals poging tot afpersing en poging tot diefstal, omdat deze niet bewezen konden worden. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het meer subsidiair tenlastegelegde feit van poging tot oplichting. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen direct verband was tussen de schade en het handelen van de verdachte.