ECLI:NL:RBAMS:2020:3574

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
1315318119
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met een mes tijdens een vechtpartij in Amsterdam

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die samen met zijn broer betrokken was bij een gewelddadig voorval op 24 juni 2019. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, nadat hij en zijn broer twee slachtoffers met een mes hadden gestoken tijdens een vechtpartij op de Albert Cuypstraat in Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, gewapend met een mes, de slachtoffers aanvielen, waarbij [aangever 1] drie steekwonden in de borstkas opliep, waaronder een steekwond in het hart, en [aangever 2] een snijwond in het bovenbeen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar sprak de verdachte vrij van poging tot moord, omdat er geen bewijs was voor een vooropgezet plan om [aangever 1] te doden. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte en zijn broer de aanvallers waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 32.878,40 te betalen aan [aangever 1] voor de geleden schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/153181-19 (Promis)
Datum uitspraak: 17 juli 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1998,
verblijvende op het adres [adres] ,
nu gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. Stroink en van wat verdachte en zijn raadsman mr. N.D. de Fluiter naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is samengevat ten laste gelegd dat hij zich op 24 juni 2019 te Amsterdam samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1.Poging tot moord/doodslag op [aangever 1] door hem meermalen met een mes in de borstkas te steken, waarvan eenmaal in het hart;
Feit 2.(Poging tot zware) mishandeling van [aangever 2] door hem met een mes in het bovenbeen te steken.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging moord, omdat een vooropgezet plan om aangever [aangever 1] te doden niet kan worden bewezen. Medeplegen van poging doodslag op [aangever 1] en medeplegen van poging tot zware mishandeling van [aangever 2] kunnen wel worden bewezen.
Aangevers [aangever 1] en [aangever 2] hebben verklaard dat verdachte samen met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] , aanvallend op hen is afgerend en dat zij, bewapend met een mes, steekbewegingen hebben gemaakt in de richting van het bovenlichaam van [aangever 1] en in de richting van het bovenbeen van [aangever 2] . Door het handelen van verdachte en medeverdachte heeft [aangever 1] drie steekwonden in zijn borstkas opgelopen, waarvan één in het hart. [aangever 2] heeft een snijwond in zijn bovenbeen. Verdachte heeft met zijn handelen naar de uiterlijke verschijningsvorm bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever 1] zou kunnen overlijden en dat [aangever 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Uit de omstandigheden dat verdachte samen met medeverdachte, bewapend met een mes, aangevers aanvallend te lijf is gegaan en zij daarna samen zijn weggerend, kan worden afgeleid dat verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt.
3.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van beide feiten. Verdachte heeft geen opzet gehad op enige vorm van geweld, laat staan op het gebruik van een mes. Verdachte heeft geen mes gehad. Geen enkele getuige heeft verklaard dat er twee messen in het spel zijn geweest en geen enkele getuige heeft gezien dat er is gestoken. Op de stills van de camerabeelden is niet te zien dat verdachte een mes heeft weggestopt in zijn schoudertasje. De verklaring van verdachte dat hij een powerbank in zijn tasje stopt is geloofwaardig, gelet op de kleur, vorm en de manier waarop hij het wegstopt. Bovendien vindt de verklaring van verdachte op essentiële onderdelen steun in de verklaring van de medeverdachte, terwijl aangevers op cruciale onderdelen wisselend, tegenstrijdig of onlogisch hebben verklaard. Hierdoor kan niet buiten twijfel worden vastgesteld wat er is precies is gebeurd. Het scenario dat verdachte schetst, is ook goed mogelijk. Medeplegen kan niet worden bewezen. Verdachte is achter zijn broer aangerend om escalatie en, als dit nodig zou zijn, geweld te voorkomen. Als wordt bewezen dat medeverdachte een mes bij zich droeg, wist verdachte daar niets van.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [aangever 1] en een poging tot zware mishandeling van [aangever 2] . Van de poging tot moord op [aangever 1] wordt verdachte vrijgesproken.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II het volgende vast.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn op 24 juni 2019 rond 12:00 uur op de Albert Cuypstraat in Amsterdam in gevecht geraakt met aangevers [aangever 1] en [aangever 2] . Aangevers hebben daarbij steek- en snijwonden opgelopen. [aangever 1] heeft drie steekwonden in zijn borstkas, waarvan één in het hart. Hij heeft operaties aan zijn hart moeten ondergaan. De kans op langdurige behandeling en hartritmestoornissen wordt aannemelijk geacht. [aangever 2] heeft een snijwond op zijn linkerbeen met een lengte van 1 centimeter en 3-4 millimeter diep.
Op de plaats delict is een bebloed zilverkleurig mes met een blauw kunststof heft gevonden.
Op camerabeelden van de [bedrijf 1] is te zien dat verdachte op 24 juni 2019 om 11:47:03 uur zijn fiets parkeert voor de [bedrijf 1] aan de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam en – gevolgd door medeverdachte [medeverdachte] – de straat oversteekt in de richting van de [bedrijf 2] . Verder is op camerabeelden van de [bedrijf 2] te zien dat verdachte en medeverdachte ongeveer twee minuten later voor de [bedrijf 2] staan op de kruising van de Ferdinand Bolstraat en de Albert Cuypstraat. Op de beelden van [bedrijf 3] en de [bedrijf 1] is te zien dat medeverdachte, op de voet gevolgd door verdachte, richting de Albert Cuypstraat rent. Korte tijd later rent verdachte, gevolgd door medeverdachte, terug in de richting van de [bedrijf 1] . Op camerabeelden die zijn gemaakt door een getuige is te zien dat verdachte – de man met een blauwe jas – tijdens het wegrennen een puntig en glimmend voorwerp wegstopt in zijn schoudertasje.
Aangevers hebben verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op hen af kwamen rennen en allebei steekbewegingen maakten in hun richting.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat twee jongens schreeuwend de Albert Cuypstraat in kwamen rennen en begonnen te vechten met twee andere jongens op Uber-fietsen. Kort daarna zag de getuige de twee jongens die kwamen aanrennen weer wegrennen in de richting van de Ferdinand Bolstraat. De man met het blauwe jack had tijdens het wegrennen een mes in zijn handen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij twee jongens (NN1 en NN2) vanaf de [bedrijf 2] rennend en schreeuwend de straat over zag steken in de richting van de Albert Cuypstraat. Zij renden richting twee jongens die met Uber-fietsen in de Albert Cuypstraat stonden (NN3 en NN4). Er ontstond een hevige vechtpartij. Vlak daarna renden NN1 en NN2 weg in de richting van de Ferdinand Bolstraat. NN1 heeft op dat moment een lang smal mes – met een lemmet van 10-15 centimeter lang – en een lichtgrijs handvat vast.
Getuige [getuige 3] heeft ook een verklaring afgelegd. Deze getuige heeft verklaard dat twee fietsers van Uber kwamen aanfietsen uit de richting van de [bedrijf 2] . Twee jongens renden, schreeuwend, achter de fietsers aan en er ontstond een vechtpartij tussen de vier jongens. [getuige 3] heeft verklaard dat hij op enig moment zag dat een van de twee jongens die aanvielen een lichtblauw mes in zijn handen had en daarmee achter een andere jongen aanging. Hij heeft gezien dat de jongen die is gestoken een bloedende wond had op zijn borst ( [aangever 1] ) en door de jongen met het mes in het nauw werd gedreven bij de fietsenrekken.
Bewijsoverweging
De verklaringen van aangevers dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen aanvallend op aangevers zijn afgerend en dat beide verdachten steekbewegingen hebben gemaakt worden ondersteund door de getuigenverklaringen en de camerabeelden. De rechtbank vindt dat ook bewezen kan worden dat beide verdachten een mes hebben gehad. Door getuigen en op beelden is waargenomen dat verdachte een mes vast had terwijl hij wegrende en op de plek van het gevecht is een bebloed mes aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij een powerbank heeft weggestopt in zijn schoudertasje vindt de rechtbank niet aannemelijk.
Voorwaardelijk opzet op de dood/zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachten toen zij de slachtoffers met een mes hebben gestoken vol opzet hadden op de dood van [aangever 1] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [aangever 2] . Het een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in de hartstreek kan leiden tot de dood. In de borstkas zitten vitale organen. De kans op de dood is bij het steken in de hartstreek dan ook aanmerkelijk. In het bovenbeen bevinden zich kwetsbare pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel bij het steken in het bovenbeen is dan ook aanmerkelijk.
Door bewapend met een mes op aangevers af te rennen, aangevers te lijf te gaan en in korte tijd meerdere steekbewegingen te maken in de richting van de borstkas van [aangever 1] en het bovenbeen van [aangever 2] hebben verdachten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever 1] zou kunnen overlijden en dat [aangever 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Medeplegen
Verdachte en zijn broer [medeverdachte] hebben nauw en bewust samengewerkt. Zij zijn samen naar de slachtoffers toe gerend, zijn met hen in gevecht gegaan en hebben allebei in een korte periode met messen meerdere steekbewegingen richting de slachtoffers gemaakt. Wie van de verdachten welke verwondingen heeft veroorzaakt is niet helemaal te achterhalen. Na het steken zijn verdachten er samen rennend vandoor gegaan terwijl zij de slachtoffers achterlieten. De manier waarop de feiten werden gepleegd, kan niet anders gezien worden dan een bewust gezamenlijk handelen waarvoor beide verdachten verantwoordelijk te houden zijn. Wie van de verdachten de verwondingen daadwerkelijk heeft toegebracht is, gezien die omstandigheden, niet van belang voor de bewezenverklaring. De feiten zijn hen beiden voor het geheel toe te rekenen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 24 juni 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om [aangever 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [aangever 1] drie maal met een mes in de borstkas, waaronder eenmaal in het hart, heeft gestoken;
Feit 2:
op 24 juni 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangever 2] met een mes in het bovenbeen heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De raadsman heeft bepleit dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zodat verdachte voor beide feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Dit beroep op noodweer slaagt niet. Een noodweersituatie is niet aannemelijk geworden, omdat het verdachte en zijn medeverdachte waren die aanvallend en gewapend met een mes aangevers te lijf zijn gegaan.

6.Motivering van de straf

6.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Zij heeft als strafverzwarende omstandigheid meegewogen dat de feiten samen met een ander zijn gepleegd en dat [aangever 1] zwaar letsel heeft opgelopen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de verloofde van verdachte in maart 2020 is bevallen van zijn zoon. Vanwege Corona heeft verdachte de eerste vier maanden van het leven van zijn zoon gemist. Hij wenst samen met zijn aanstaande echtgenote en zoon een leven op te bouwen in Nederland. Verdachte is geen doorgewinterde crimineel van wie moet worden gevreesd dat hij in de toekomst strafbare feiten zal plegen. Verdachte is een jonge man van 22 jaar die in een ongelukkige situatie is terechtgekomen. De eis van de officier van justitie is te hoog. Er moet aansluiting worden gezocht bij de straffen die zijn opgelegd in de zaken die zijn aangehaald in de vordering van de benadeelde partij.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling door twee slachtoffers meermaals met een mes te steken. Uit de vordering van de benadeelde partij en de slachtofferverklaring op zitting, blijkt dat de steekpartij voor slachtoffer [aangever 1] zowel lichamelijk als psychisch langdurig ernstige gevolgen heeft (gehad). [aangever 1] heeft nog steeds veel pijn rondom zijn hartstreek en last van hoofdpijn en last van zijn ademhaling. Verder heeft hij slaapproblemen en voelt hij zich vaak angstig en onveilig. Zijn revalidatie is nog niet afgerond. Uit de letselverklaring blijkt ook dat er gezondheidsrisico’s zijn voor de toekomst. Verdachten mogen van geluk spreken dat het letsel slachtoffer [aangever 1] niet fataal is geworden. Omdat de steekpartij op klaarlichte dag op een drukke weg in Amsterdam gebeurde, zijn onschuldige voorbijgangers ongevraagd geconfronteerd met grof geweld, wat ook bij hen tot angst en een gevoel van onveiligheid kan leiden.
Het is niet de eerste keer dat verdachte geweld heeft gebruikt. Uit zijn strafblad blijkt dat hij in 2018 is veroordeeld voor mishandeling. Verdachte liep ten tijde van het plegen van deze strafbare feiten nog in de proeftijd van deze veroordeling.
De rechtbank heeft rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij is als strafverzwarend meegewogen dat slachtoffer [aangever 1] zwaar, blijvend letsel aan het steekincident heeft overgehouden en dat verdachte de misdrijven samen met een ander heeft gepleegd. Dat verdachte de eerste jaren van het opgroeien van zijn zoontje moet missen is verdrietig, maar weegt niet op tegen de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen die daarbij horen.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 42 maanden een passende sanctie voor de bewezenverklaarde feiten.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
een vleesmes (goednummer: 5768888);
een schroevendraaier (goednummer: 5768891);
een horloge (merk: Invicta, goednummer: 5768896).
Het vleesmes en de schroevendraaier worden onttrokken aan het verkeer. Deze zijn aangetroffen in dit onderzoek op de plaats delict en daarmee kunnen soortgelijke misdrijven worden gepleegd. Het horloge wordt teruggegeven aan verdachte.

8.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 34.710,79, waarvan € 31.710,79 aan vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totaalbedrag.
De officier van justitie vindt dat de hele vordering hoofdelijk moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade die ziet op schade vanwege ziekenhuiskosten is voldoende onderbouwd en deze schade houdt rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit. Ook de overige materiële schade kan worden toegewezen, omdat deze schade rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit.
De raadsman heeft verzocht om de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële en materiële schade is toegebracht. De gevorderde immateriële schade (€ 3.000,00), de ziekenhuiskosten (€ 29.610,79) en de medicatiekosten (€ 117,61) worden toegewezen. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. Daarnaast houden deze schadeposten rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. Ook de schade aan kleding houdt rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van deze schade gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid en waardeert deze schade op een bedrag van € 150,00.
Het toegewezen bedrag wordt hoofdelijk aan verdachte en de medeverdachte opgelegd, omdat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, voor zover de ander niet al heeft betaald.
In de rest van de vordering van materiële schade (gederfde inkomsten en reiskosten) wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. Hoewel het gezien het letsel voorstelbaar is dat de benadeelde partij enige tijd niet kon werken, zijn de gederfde inkomsten onvoldoende onderbouwd. De rechtbank kan daaruit niet afleiden, ook niet schattenderwijs, welke inkomsten de benadeelde partij normaal gesproken heeft en hoeveel hij is misgelopen door het letsel. De reiskosten zijn ook onvoldoende onderbouwd. Voor zover kosten zijn gevorderd voor reiskosten naar de zitting, vallen die onder proceskosten. In dit geval wordt de benadeelde partij vertegenwoordigd door een gemachtigde raadsman en komt hij daardoor niet in aanmerking voor vergoeding van de reiskosten voor de zitting.
Conclusie
Verdachte moet de benadeelde partij [aangever 1] een schadevergoeding betalen van € 32.878,40 (waarvan € 29.878,40 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2019 tot de dag van voldoening. In het belang van [aangever 1] wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van poging tot doodslag;
feit 2:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een vleesmes (goednummer: 5768888);
- een schroevendraaier (goednummer: 5768891).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- een horloge (merk: Invicta, goednummer: 5768896).
Wijst de
vordering van de benadeelde partij [aangever 1] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 32.878,40 (tweeëndertigduizend achthonderdachtenzeventig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2019 tot aan de dag van betaling. Dit bedrag bestaat voor € 29.878,40 (negenentwintigduizend achthonderdachtenzeventig euro en veertig eurocent) uit materiële schade en voor € 3.000,00 (drieduizend euro) uit immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] , behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, op de voet van het liquidatietarief voor de rechtbanken, begroot op 2 punten à € 695,00 = € 1.390,00.
Verklaart de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 32.878,40(tweeëndertigduizend achthonderdachtenzeventig euro en veertig eurocent)
te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2019 tot aan de dag van betaling . Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 199 (honderdnegenennegentig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en J. Huber rechters
en mr. K.P.M. Smeets, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2020.
[(...)]