In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 1 mei 2020, is het bezwaarschrift van een minderjarige veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-profiel ongegrond verklaard. De veroordeelde, geboren in 2004, had een leerstraf van 40 uren en een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren opgelegd gekregen voor verschillende misdrijven, waaronder opzetheling en openlijke geweldpleging. Het bezwaarschrift werd ingediend op 23 januari 2020, waarbij de veroordeelde afstand deed van zijn recht op een mondelinge behandeling in verband met coronamaatregelen. De rechtbank heeft het verzoekschrift na schriftelijke rondes beoordeeld.
De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren waaronder het misdrijf was gepleegd, zoals de minderjarigheid van de veroordeelde en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De raadsman stelde dat de afname van het DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Het Openbaar Ministerie daarentegen betoogde dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing waren en er recidive niet uitgesloten kon worden.
De rechtbank oordeelde dat de afname van het DNA-profiel gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De rechtbank concludeerde dat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing waren en verklaarde het bezwaar ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 mei 2020, waarbij de rechtbank benadrukte dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.