ECLI:NL:RBAMS:2020:3580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
19/6915 + 19/6916
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond klaagschrift teruggave in beslag genomen boot; verkrijger te goeder trouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klagers, die de teruggave van hun in 2015 gestolen boot vorderden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boot in beslag was genomen van belanghebbende, die deze in 2019 had gekocht van een verkoper via Marktplaats. Klagers stelden dat zij de rechtmatige eigenaren waren en dat de verkoop door de verkoper niet geldig was, omdat deze beschikkingsonbevoegd was. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende te goeder trouw was, omdat hij de boot op een gebruikelijke manier had aangeschaft en een redelijke prijs had betaald. De rechtbank concludeerde dat de uitzondering op de bescherming van artikel 3:86 lid 1 BW niet van toepassing was, omdat klagers het bezit van de boot langer dan drie jaar geleden door diefstal hadden verloren. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en besliste dat de boot aan belanghebbende moest worden teruggegeven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter R.C.J. Hamming, in aanwezigheid van griffier G. Onnink.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 19/6915 en 19/6916
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager 1] ,

geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] in [woonplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman, mr. S. Ettalhaoui, Kinkerstraat 23-H, 1053 DC in Amsterdam,
en,

[klager 2] ,

geboren op [geboortedag] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] in [woonplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, Kinkerstraat 23-H, 1053 DC in Amsterdam,
klagers.
belanghebbende, tevens beslagene:

[belanghebbende] ,

Geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats] ,
Ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
[woonplaats] ,
hierna: [belanghebbende] .

Procesgang

Het klaagschrift is op 9 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op 20 februari 2020 haar standpunt kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen hebben de klagers afstand gedaan van (het recht op aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling. In plaats daarvan heeft de rechtbank, met instemming van de raadsman en het Openbaar Ministerie, na schriftelijke rondes, op 9 juli 2020 buiten de raadkamer om op het klaagschrift besloten.
Belanghebbende [belanghebbende] heeft per e-mail van 15 april 2020 zijn schriftelijke standpunt kenbaar gemaakt.
De raadsman heeft op 11 mei 2020 een nadere toelichting op het klaagschrift gedeeld. De officier van justitie heeft hier op 9 juni 2020 op gereageerd. De raadsman heeft op 25 juni 2020 gereageerd op het standpunt van de belanghebbende en het schriftelijke standpunt van de officier van justitie.

Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag en teruggave aan klagers van de bij beslagene [belanghebbende] in beslag genomen boot (merk [merk boot] ). Subsidiair verzoeken klagers om opheffing van de bewaring van de boot met afgifte van de boot aan klagers. Meer subsidiair verzoeken klagers om benoeming van een andere bewaarder met afgifte van de boot aan een door de rechtbank aan te wijzen bewaarder.
De raadsman heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift het volgende aangevoerd.
Klagers hebben op 5 juni 2015 de boot gekocht bij het bedrijf [naam bedrijf] , een gespecialiseerd bedrijf in de verkoop en reparatie van boten. De betaling (€ 8.000) en levering van de boot hebben plaatsgevonden op 5 juni 2015. Kort daarop is de boot gestolen. Op 23 juni 2015 hebben klagers hiervan aangifte gedaan.
Op 23 september 2019 heeft klaagster [klager 1] de boot teruggevonden in de [naam gracht] in Amsterdam. Klaagster heeft de politie hiervan in kennis gesteld. Verbalisanten van het politieteam Water/Havens hebben onderzoek gedaan naar de gelijkenissen tussen de foto’s van klaagster van hun boot en de aangetroffen boot in de [naam gracht] . Zij kwamen tot de volgende conclusie:
“Wij, verbalisanten, sluiten de mogelijkheid niet uit dat het vaartuig opnieuw betimmerd is. Het deurtje in het midden van het vaartuig is zodanig uniek dat in combinatie met het vaartuig, wij met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vermoeden dat dit één en dezelfde vaartuig is.”
Eigendomsrechten
Klagers stellen dat geen geldige overdacht heeft plaatsgevonden tussen [naam verkoper] en [belanghebbende] . [naam verkoper] was beschikkingsonbevoegd omdat klagers de rechtmatige eigenaren waren van de boot. De verkoop tussen [naam verkoper] kan ook niet worden aangemerkt als een consumentenkoop, omdat de boot is gekocht via de website van Marktplaats.
Te goeder trouw
[belanghebbende] kan niet worden aangemerkt als een verkrijger te goeder trouw (artikel 3:11 Burgerlijk Wetboek). Volgens [belanghebbende] heeft [naam verkoper] de boot aangeboden via Marktplaats en de boot zelf enkele jaren in bezit gehad. Bij de politie heeft [belanghebbende] verklaard dat hij de boot heeft gekocht van [naam verkoper] in oktober 2018. Hij heeft een koopovereenkomst overlegd, waaruit blijkt dat [belanghebbende] de boot heeft gekocht op 31 januari 2019. Dat is een tegenstrijdige verklaring. Daarnaast zou [belanghebbende] € 12.000,- via internetbankieren hebben betaald. [belanghebbende] heeft geen betalingsbewijs van internetbankieren overlegd. Er zijn geen NAW-gegevens genoemd van [naam verkoper] . De politie heeft ook geen contact kunnen leggen met [naam verkoper] . De boot is door het Openbaar Ministerie teruggegeven aan [belanghebbende] . Op 24 januari 2020 wilde de politie Water/Havens nader ultraviolet onderzoek doen aan de boot op te kijken of de oude naam van het schip nog zichtbaar is door de huidige verflaag. [belanghebbende] heeft niet kenbaar gemaakt waar de boot gestald lag.
Ingevolge artikel 3:86 lid 1 BW kan de overdracht van een beschikkingsonbevoegde vervreemder van een roerende zaak de verkrijger, die niet als te goeder trouw kan worden aangemerkt, niet als geldig worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande menen klagers dat [belanghebbende] niet kan worden aangemerkt als een verkrijger te goeder trouw. Derhalve geniet hij geen derdenbescherming van art. 3:86 lid 1 BW.
Onderzoeksplicht
[belanghebbende] heeft niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. [belanghebbende] heeft ten tijde van de verkrijging van de boot geen onderzoek gedaan op stolenboats.nl. Uit de verklaring van [belanghebbende] over [naam verkoper] bij de politie blijkt dat bij [belanghebbende] twijfels zijn gerezen. Uit onderzoek van de politie volgt dat de boot is voorzien van een nieuwe laklaag. Verder is een nieuwe stuurconsole aangebracht in de boot. Deze nieuwe laklaag en stuurconsole had tot extra bedachtzaamheid bij [belanghebbende] dienen te leiden en had aanleiding moeten zijn voor extra onderzoek.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave. De vraag is aan wie de boot moet worden teruggegeven: de klagers of beslagene [belanghebbende] .
De officier van justitie heeft verklaard dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard zou moeten worden en dat de boot, ondanks dat dit waarschijnlijk de boot is die in 2015 van klagers is gestolen, aan [belanghebbende] teruggegeven moet worden. Daartoe voert de officier van justitie het volgende aan.
Te goeder trouw
Onduidelijk blijft of [belanghebbende] ten tijde van de verkrijging van de boot onderzoek heeft gedaan op stolenboats.nl. Dit onderzoek heeft hij wel verricht nádat de boot in beslag is genomen. [belanghebbende] heeft wel een koopovereenkomst overlegd, een normaal prijs betaald en de naam en telefoonnummer van de verkoper ( [naam verkoper] ) aan de politie gegeven en hij heeft de gegevens van degene die de boot aan [naam verkoper] zou hebben verkocht overlegd. Dat maakt dat [belanghebbende] als koper te goeder trouw heeft gehandeld.
Consumentenkoop
[belanghebbende] stelt dat hij zijn boot van [naam verkoper] via Marktplaats heeft gekocht. Marktplaats is geen gevestigde winkel en indien er gehandeld wordt via Marktplaats dan dient men extra bedachtzaam te zijn, zeker als het om grotere bedragen gaat. Er is geen sprake van een consumentenkoop.
Eigendomsrechten
[belanghebbende] heeft een koopovereenkomst overlegd waaruit blijkt dat de boot in januari 2019 voor € 12.000 heeft gekocht van [naam verkoper] . Klagers hebben de boot in 2015 gekocht. In 2015 hebben zij aangifte gedaan van diefstal van hun boot. In 2019 heeft klaagster [klager 1] de boot van [belanghebbende] gezien en gesteld dat het haar boot was. Daarna is deze boot in beslag genomen.
Nu geen sprake is van consumentenkoop kan de eerste eigenaar zijn ‘eigendom’ drie jaar na de diefstal terugvorderen. Deze drie jaar is reeds voorbij, omdat de boot in 2015 is gestolen.
Dat betekent dat [belanghebbende] uiteindelijk gezien de derdenbescherming van artikel 3: 86 BW als eigenaar van de boot dient te worden beschouwd.

Standpunt van de belanghebbende

[belanghebbende] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en dat de gestolen boot van klagers niet de in beslag genomen boot is.
[belanghebbende] heeft zijn boot ( [naam boot belanghebbende] ) gekocht van [naam verkoper] . Deze man heeft de boot op zijn beurt weer gekocht van de werf [naam werf 1] . [belanghebbende] heeft een betalingsbewijs, een koopcontract en contactgegevens van de vorige eigena(a)r(en) overlegd.
De gestolen boot van klager ( [naam boot klager] ) is niet de in beslag genomen boot ( [naam boot belanghebbende] ) om de volgende redenen:
- [naam boot klager] is zwart en [naam boot belanghebbende] is lila. Onder dat lila zit alleen lichtblauw en oranje;
- [naam boot klager] is 7,5 meter en [naam boot belanghebbende] is 8 meter;
- [naam boot klager] heeft een motor van 10 pk en [naam boot belanghebbende] heeft een motor van 17 pk;
- [naam boot klager] heeft een 1 cilinder motor en [naam boot belanghebbende] heeft een 2 cilindermotor;
- [naam boot klager] heeft een zwart dashboard en [naam boot belanghebbende] heeft een mahonie-houten dashboard. Dat is hetzelfde hout als de rest van de aftimmering dus dat is niet later aangebracht.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechtbank niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel. Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven (Hoge Raad 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
De officier van justitie heeft aangegeven dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen teruggave. Nu uit het standpunt van [belanghebbende] , evenals dat van klagers, volgt dat hij stelt aanspraak te maken op de boot, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld aan wie de boot dient te worden geretourneerd.
Gelet op de stukken gaat de rechtbank ervan uit dat klagers in 2015 de boot [naam boot klager] hebben gekocht en dat deze van hen is gestolen. De boot wordt op 23 september 2019 op grond van artikel 94 Sv onder [belanghebbende] in beslag genomen. De boot die in 2019 onder [belanghebbende] in beslag is genomen ( [naam boot belanghebbende] ) is, gelet op de bevindingen van politieteam Water/Havens zeer waarschijnlijk de boot die in 2015 van klagers is gestolen. Nu nader onderzoek aan de boot, die in bewaring is gegeven aan [belanghebbende] , niet mogelijk is gemaakt, kan de stelling van [belanghebbende] dat het om een andere boot moet gaan (gelet op de door hem genoemde afwijkingen) niet worden uitgezocht.
Ervan uitgaande dat het dezelfde boot betreft kunnen klagers de boot die van hen gestolen is terugeisen, tenzij [belanghebbende] als redelijkerwijs rechthebbende is aan te merken.
In dat kader is het volgende van belang. De boot ‘ [naam boot belanghebbende] ’ staat geregistreerd op naam van [belanghebbende] . Uit een door hem overlegde koopovereenkomst volgt dat [belanghebbende] de boot op 31 januari 2019 heeft gekocht van [naam verkoper] (hierna: [naam verkoper] ) voor een bedrag van € 12.000,- via Marktplaats. De boot lag bij de werf [naam werf 2] in [plaats] .
Artikel 3:86, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek beschermt de verkrijger om baat die te goeder trouw is tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder.
Het derde lid van artikel 3:86 van het Burgerlijk Wetboek maakt hierop in zoverre een uitzondering, dat de oorspronkelijke eigenaar van een roerende zaak, die het bezit van die zaak door diefstal heeft verloren, binnen drie jaar zijn eigendom kan opeisen.
De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] moet worden aangemerkt als verkrijger te goeder trouw. Hij heeft de boot op een niet ongebruikelijke wijze tweedehands, via een advertentie op Marktplaats, aangekocht. De boot lag gestald op een scheepswerf. Hiervoor heeft hij een redelijke prijs (€ 12.000,-) betaald. Dit wordt ondersteund door de overlegde koopovereenkomst.
[belanghebbende] heeft contactgegevens gevraagd van de verkoper en de persoon van wie de verkoper de boot heeft verkregen. Dat hij geen onderzoek heeft gedaan op stolenboats.nl maakt niet dat hij niet te goeder trouw kan zijn. De situatie rondom de verkoop maakte niet dat bij [belanghebbende] twijfel over de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper hoefde te ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] te goeder trouw heeft gehandeld.
Nu [belanghebbende] moet worden aangemerkt als verkrijger te goeder trouw, geniet hij de bescherming als bedoeld in artikel 3:86, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. De uitzondering op die bescherming, zoals geregeld in artikel 3:86 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek vindt in dit geval geen toepassing meer, nu de oorspronkelijke eigenaren, klagers [klager 1] en [klager 2] , het bezit langer dan drie jaar geleden door diefstal hebben verloren.
Op grond van het bovenstaande kan dan ook geen teruggave van de boot aan klagers volgen.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard en de boot dient aan [belanghebbende] te worden teruggeven omdat hij buiten redelijke twijfel als rechthebbende moet worden aangemerkt.

Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
ongegronden gelast de
teruggavevan de in beslag genomen boot aan
[belanghebbende].
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klagers beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.