ECLI:NL:RBAMS:2020:3585

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20/1015
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen toepassing vervangende hechtenis in verband met taakstraf en bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 april 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen. De veroordeelde, geboren in 1964, had een gevangenisstraf van 1 dag en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken opgelegd gekregen, naast een taakstraf van 80 uren. De veroordeelde had echter niet met de taakstraf kunnen beginnen en was sinds 17 maart 2020 gedetineerd. Vanwege de coronamaatregelen had hij afgezien van zijn recht op aanwezigheid bij de zitting, en een poging om hem via videoverbinding te horen was mislukt door capaciteitsgebrek in de penitentiaire inrichting.

Het bezwaarschrift was gericht tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie en vroeg om wijziging van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis, zodat de veroordeelde alsnog zijn taakstraf kon uitvoeren. De politierechter heeft de omstandigheden van de veroordeelde, waaronder gezondheidsproblemen en financiële moeilijkheden, in overweging genomen. De raadsvrouw van de veroordeelde benadrukte zijn motivatie om de taakstraf alsnog uit te voeren, terwijl de officier van justitie stelde dat de vervangende hechtenis op juiste gronden was toegepast.

De politierechter oordeelde dat, hoewel de veroordeelde niet met de taakstraf was begonnen, er voldoende aanwijzingen waren dat hij alsnog in staat zou zijn om de taakstraf naar behoren te verrichten. De rechter verklaarde het bezwaarschrift gegrond en bepaalde dat de veroordeelde de taakstraf binnen drie maanden na herstart van de executie van taakstraffen door de reclassering moest voltooien, met aftrek van 60 uren voor de tijd die hij al in vervangende hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/140742-19
RK: 20/1015
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik,
[adres raadsvrouw]
hierna te noemen: veroordeelde.

1.Procesgang

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 16 juli 2019 veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk en een taakstraf van 80 uren, opgelegd en bevolen dat voor het geval veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 40 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 27 februari 2020 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan veroordeelde kennis gegeven.
De kennisgeving van deze beslissing is op 27 februari 2020 aan veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift is op 24 februari 2020 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
Veroordeelde is niet met de taakstraf aangevangen. Inmiddels zit hij ten gevolge van de omzettingsbeslissing vanaf 17 maart 2020 gedetineerd.
Vanwege de omstandigheden omtrent het coronavirus heeft de veroordeelde afgezien van het recht op (aanwezigheid bij) een behandeling ter zitting. Er is getracht veroordeelde door middel van een videoverbinding met de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ter zitting te horen, maar dat is niet gelukt vanwege capaciteitsgebrek in de PI.

2.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie en strekt ertoe dat de politierechter de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en veroordeelde in de gelegenheid stelt zijn taakstraf alsnog te verrichten.

3.Beoordeling

De politierechter heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland, ressort Noord-West, van 10 februari 2020, waarin het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaarschrift van veroordeelde;
  • de verklaring van de toezichthouder van veroordeelde van Reclassering Inforsa van 15 april 2020 en een bericht van de bewindvoerder.
De politierechter heeft op 14 april 2020 en 15 april 2020 per e-mail de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw van veroordeelde ontvangen.
De politierechter heeft op de openbare terechtzitting van 16 april 2020 de officier van justitie en gemachtigde raadsvrouw gehoord
.
Standpunt van veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw van veroordeelde heeft in het bezwaarschrift en haar e-mail van 15 april 2020 opgenomen dat het niet uitvoeren van de taakstraf gelegen is in omstandigheden van veroordeelde en dat veroordeelde bereid is om de taakstraf alsnog uit te voeren.
Veroordeelde heeft een slechte gezondheid. Hij lijdt aan astma en loopt mank. Op 29 januari 2020 kon hij zijn werkstraf niet doen vanwege zijn ziekte. Op 3 februari 2020 was hij genoodzaakt zich af te melden, omdat hij moest verschijnen bij Inforsa in het kader van de meldplicht. Daarnaast is de bankpas van veroordeelde geblokkeerd geweest en zijn bankrekening bevroren. De bewindvoerder heeft bevestigd dat veroordeelde geen beschikking had over geld. Hierdoor was het voor veroordeelde tijdelijk niet mogelijk om met het openbaar vervoer te reizen. Door zijn bewegingsbeperking kon hij niet op een andere wijze naar de werkplaats.
Veroordeelde staat op een wachtlijst voor een woning, staat onder bewind en begeleidt zijn partner bij haar psychische klachten. Door zijn detentie loopt zijn kans op een woning gevaar, krijgt hij geen uitkering en kan hij zijn partner niet helpen.
Tot slot behoort veroordeelde, vanwege zijn astma, tot de risicogroep van het coronavirus. De detentieomstandigheden zijn door het coronavirus zwaarder voor veroordeelde dan voor anderen.
Ter zitting heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat veroordeelde erg gemotiveerd is om de taakstraf uit te voeren. Ondanks de vervangende hechtenis, is veroordeelde bij wijze van spreken bereid de gehele taakstraf van tachtig uren uit te voeren, als hij maar wordt vrijgelaten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft per e-mail van 14 april 2020 en 16 april 2020 te kennen gegeven dat de taakstraf op de juiste gronden is omgezet.
De werkstrafunit van de reclassering heeft de regels goed uitgelegd aan veroordeelde. Onder meer is het zijn verplichting om zich op tijd af te melden. Hij heeft dat meerdere keren nagelaten. Verder blijkt dat er voldoende rekening is gehouden met zijn gezondheid door de reclassering, zoals ook staat beschreven in het rapport.
Het feit dat er geen geld is om op tijd op de werkplaats te komen, is geen argument om daarmee iemands eigen verplichting weg te nemen om er voor zorg te dragen dat een straf ten uitvoer kan worden gelegd.
Voor iedereen in de samenleving geldt dat het leven zwaarder is dan normaal vanwege het coronavirus. De coronacrisis is op zichzelf geen reden om de vervangende hechtenis niet uit te voeren. Zowel binnen als buiten de PI zijn er risico’s op besmetting.
Tot slot heeft de minister voor Rechtsbescherming heeft per brief van 1 april 2020 aan de Tweede Kamer laten weten dat PI’s er alles aan doen om besmettingen binnen de PI’s te voorkomen en de fundamentele rechten van de gedetineerde te waarborgen.
Oordeel van de politierechter
De politierechter heeft geconstateerd dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.
Uit de stukken blijkt dat veroordeelde, hoewel de redenen waarom hij meerdere afspraken heeft afgebeld veelal legitiem waren, regelmatig te laat contact heeft opgenomen met de reclassering. Hij leek zijn zaken niet goed op orde te hebben en daardoor kwam er niets van de grond.
De politierechter is op grond van de hierboven genoemde stukken, de standpunten en de behandeling ter zitting van oordeel dat, hoewel de veroordeelde niet met de taakstraf is aangevangen, aannemelijk geworden is dat de veroordeelde alsnog de opgelegde taakstraf naar behoren zal verrichten binnen de daarvoor bepaalde termijn en hem deze
laatstekans moet worden geboden. Met name het feit dat de toezichthouder van de reclassering veroordeelde beschrijft als gemotiveerd en vraagt om hem veroordeelde nog een kans te geven acht de politierechter van belang.
Op grond hiervan dient het bezwaarschrift gegrond te worden verklaard zodat de veroordeelde zijn bij voornoemd vonnis opgelegde taakstraf (alsnog) kan verrichten. Er zal aftrek plaatsvinden van 60 uren, vanwege het deel van de vervangende hechtenis (30 dagen) dat veroordeelde reeds heeft uitgezeten.
Gelet op de bijzondere omstandigheden omtrent het coronavirus merkt de politierechter het volgende op. Op dit moment ligt de executie van taakstraffen stil, dit zou niet in het nadeel van de veroordeelde mogen werken. De politierechter zal daarom besluiten dat de veroordeelde vanaf het moment dat Reclassering Nederland de executie van de taakstraffen oppakt, drie maanden de tijd heeft om de taakstraf te verrichten.

4.Beslissing

De politierechter
  • verklaart het bezwaarschrift gegrond;
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
  • bepaalt dat de taakstraf binnen drie maanden vanaf het moment dat het executeren van taakstraffen volgens de reclassering weer mogelijk is, moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2020.