ECLI:NL:RBAMS:2020:3596

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20/2104
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na inhouding wegens rijden onder invloed met persoonlijke omstandigheden

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 mei 2020, is het klaagschrift van klager behandeld, dat strekt tot teruggave van zijn rijbewijs, dat op 22 maart 2020 was ingevorderd na een verkeersongeval waarbij klager onder invloed van alcohol zou hebben gereden. Klager, geboren in 1985, heeft eerder drie keer een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd gekregen wegens rijden onder invloed. Hij heeft aangegeven dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft voor zijn werk als schilder, omdat hij zonder rijbewijs geen gereedschap kan vervoeren en daardoor geen inkomen kan genereren. Klager heeft ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd, waaronder het overlijden van een goede vriend en de ziekenhuisopname van de moeder van zijn vriendin, die hem emotioneel hebben beïnvloed.

De officier van justitie heeft zich verzet tegen de teruggave van het rijbewijs, gezien de ernst van de overtreding en het eerdere gedrag van klager. De rechtbank heeft echter overwogen dat, ondanks de ernst van de zaak, de persoonlijke omstandigheden van klager zwaar wegen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat de termijn van inhouding niet langer mag zijn dan tot 28 mei 2020. De rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en gelast dat het rijbewijs aan klager wordt teruggegeven met ingang van deze datum.

De beslissing is openbaar uitgesproken en klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/082367-20
RK: 20/2104
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
klager.

Procesgang

Het klaagschrift is op 28 april 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 29 april 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen heeft klager afstand gedaan van het recht op (aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling in raadkamer. In plaats daarvan heeft de rechtbank, na overleg met klager en de officier van justitie, op 25 mei 2020 buiten de raadkamerzitting op basis van de stukken op het klaagschrift besloten.
Klager heeft per e-mail van 16 mei 2020 een korte aanvulling gegeven op zijn klaagschrift. De officier van justitie heeft per e-mail van 18 mei 2020 hierop gereageerd. Klager heeft per e-mail van 20 mei 2020 gebruikt gemaakt van zijn tweede termijn.

Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat op 22 maart 2020 is ingevorderd en dat de officier van justitie sindsdien onder zich houdt.
Klager heeft aangegeven dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitoefening van zijn werkzaamheden als schilder.
Hij heeft recent aangegeven dat hij voor zes weken aan de slag kan, maar dat het daarvoor noodzakelijk is dat hij een rijbewijs heeft om zijn gereedschap te vervoeren. Ook bij sollicitaties in deze branche wordt vaak om een rijbewijs gevraagd. Zonder werk heeft hij geen inkomen en kan hij de huur niet betalen en andere financiële verplichtingen niet voldoen.
Klager had op 22 maart 2020 te horen gekregen dat een goede vriend was komen te overlijden. Twee dagen daarvoor was de moeder van zijn vriendin in Colombia in het ziekenhuis opgenomen. Deze omstandigheden gaven hem een gevoel van machteloosheid waardoor hij een eenmalige fout maakte. Hij heeft 15 jaar geleden gereden onder invloed, maar sindsdien heeft klager zijn leven verbeterd.
Klager heeft ter aanvulling op het klaagschrift bij e-mail van 16 en 20 mei 2020 het volgende aangevoerd.
Klager heeft een schilderklus aangeboden gekregen in Harderwijk, waarmee hij € 200,- per dag kan verdienen. Dat geld heeft hij hard nodig, omdat hij deze maand de deurwaarder niet kon betalen waardoor zijn huis wellicht in beslag wordt genomen.
Hij heeft een EMA-cursus gedaan en bij Jellinek een cursus ‘Hoe te leven met alcohol’ gevolgd. Hij heeft erg veel spijt en hoopt op een tweede kans. Hij heeft jaren gevochten voor zijn toekomst, en hoopt dat hij niet op straat kom te staan.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager.
Gelet op het ongeval dat heeft plaatsgevonden en het feit dat er al eerder sprake is geweest van alcohol in het verkeer, moet het rijbewijs ingehouden blijven.

Beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8, tweede lid, WVW 1994, gepleegd te Amsterdam op 22 maart 2020.
Het proces-verbaal houdt in dat na een melding van een verkeersongeval verbalisanten naar de plaats ongeval gingen en een rij stilstaande auto’s op de Ookmeerweg zagen staan, waarvan de voorste auto de auto van klager betrof.
Verbalisanten hadden het vermoeden dat klager had gereden na het gebruik van alcohol en hebben medewerking tot een ademanalyse bevolen. In verband met mogelijk opgelopen letsel is klager per ambulance naar het OLVG-West gebracht en is in het ziekenhuis een bloedonderzoek uitgevoerd. Uit het bloedonderzoek bleek het alcoholgehalte van het bloed van klager 1,72 milligram alcohol per milliliter bloed te zijn terwijl maximaal 0,5 is toegestaan.
Op 22 maart 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 26 maart 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs vier maanden, tot uiterlijk 27 juli 2020 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 mei 2020 blijkt onder meer dat aan klager, tussen 2002 en maart 2005, driemaal een ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) is opgelegd wegens rijden onder invloed.
Het is nog onbekend wanneer de onderhavige strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klager hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet –gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager– ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de rechter aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 28 mei 2020.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 28 mei 2020.
De rechtbank gelast de
teruggavevan het rijbewijs aan klager, met ingang van 28 mei 2020.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.