In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 25 mei 2020, is het verzoek van verzoeker om een vergoeding voor de kosten van zijn raadsman behandeld. Verzoeker, geboren in 1994, had een raadsman, mr. A. Çinar, die dezelfde culturele achtergrond heeft als hijzelf. Dit was van belang gezien de aard van de zaak, waarin verzoeker werd verdacht van stalking. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 18 december 2019, waarna het Openbaar Ministerie op 4 februari 2020 zijn standpunt kenbaar maakte. Vanwege coronamaatregelen vond er geen mondelinge behandeling plaats, maar de rechtbank besloot op basis van schriftelijke standpunten. Verzoeker vroeg een vergoeding van € 1.175,21 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De raadsman had 2 uren en 20 minuten aan de zaak gewerkt en het gehanteerde uurtarief van € 300,00 werd door de rechtbank als niet onredelijk beoordeeld, gezien de ervaring van de raadsman en de omstandigheden van de zaak. Het Openbaar Ministerie verzocht om matiging van het uurtarief, maar de rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde vergoeding toe te kennen. Uiteindelijk werd aan verzoeker een totale vergoeding van € 1.725,21 toegekend, bestaande uit € 1.175,21 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Deze beslissing werd genomen door rechter M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier G. Onnink, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.