ECLI:NL:RBAMS:2020:3597

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
19/7144
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten raadsman in strafzaak met culturele achtergrond en ervaring

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 25 mei 2020, is het verzoek van verzoeker om een vergoeding voor de kosten van zijn raadsman behandeld. Verzoeker, geboren in 1994, had een raadsman, mr. A. Çinar, die dezelfde culturele achtergrond heeft als hijzelf. Dit was van belang gezien de aard van de zaak, waarin verzoeker werd verdacht van stalking. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 18 december 2019, waarna het Openbaar Ministerie op 4 februari 2020 zijn standpunt kenbaar maakte. Vanwege coronamaatregelen vond er geen mondelinge behandeling plaats, maar de rechtbank besloot op basis van schriftelijke standpunten. Verzoeker vroeg een vergoeding van € 1.175,21 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De raadsman had 2 uren en 20 minuten aan de zaak gewerkt en het gehanteerde uurtarief van € 300,00 werd door de rechtbank als niet onredelijk beoordeeld, gezien de ervaring van de raadsman en de omstandigheden van de zaak. Het Openbaar Ministerie verzocht om matiging van het uurtarief, maar de rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde vergoeding toe te kennen. Uiteindelijk werd aan verzoeker een totale vergoeding van € 1.725,21 toegekend, bestaande uit € 1.175,21 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het verzoekschrift. Deze beslissing werd genomen door rechter M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier G. Onnink, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 19/7144
Beschikking op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] ,
woonplaats kiezend op het adres van zijn raadsman, mr, A. Çinar, [adres raadsman] ,
verzoeker.

Procesgang

Het verzoekschrift is op 18 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 4 februari 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen is de rekestenzitting op 19 mei 2020 niet doorgegaan. Verzoeker heeft afstand gedaan van het recht op (aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling van zijn verzoekschrift in raadkamer. De rechtbank heeft met instemming van de raadsman en het Openbaar Ministerie, na schriftelijke rondes, op 25 mei 2020 buiten de raadkamer om op het verzoekschrift besloten.
De raadsman heeft per e-mail van 19 mei 2020 zijn schriftelijke standpunt kenbaar gemaakt.
De officier van justitie heeft per e-mail van 20 mei 2020 laten weten te persisteren bij het eerdere ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie. De raadsman heeft per e-mail van 20 mei 2020 laten weten geen gebruik te maken van de tweede termijn.

Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 1.175,21 voor de kosten van de raadsvrouw en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In zijn schriftelijke reactie van 19 mei 2020 heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Voor verzoeker was het noodzakelijk om een raadsman te hebben met dezelfde achtergrond, gelet op de aard van het feit en de culturele achtergrond. Indien het feit tot een bewezenverklaring had geleid, zou de eer van het slachtoffer geschonden zijn met als gevolg een reactie vanuit de familie van het slachtoffer jegens de familie van verzoeker (eerwraak). In zo’n geval is deskundigheid en ervaring vereist. De raadsman heeft ruim 12 jaar ervaring in het strafrecht en dezelfde culturele achtergrond als verzoeker.
In onderhavige zaak heeft de raadsman 2 uren en 20 minuten gewerkt. De meeste uren die geschreven zijn, hebben betrekking op een gesprek met verzoeker van 30 minuten en dossierstudie van 30 minuten. De overige uren zijn besteed aan verzoeken gericht aan het Openbaar Ministerie. Na het bestuderen van het dossier is direct verzocht om een sepot en zijn geen onderzoekswensen ingediend. Er is snel en efficiënt gewerkt.
Daarnaast heeft de raadsman meer uren gewerkt dan gedeclareerd. De bespreking voor en na het verhoor op het politiebureau in Amsterdam heeft de raadsman niet doorbelast.
Er kan dus niet gesproken worden over een bovenmatigheid van de declaratie die in meer of mindere mate in het oog springt.
Het gehanteerde uurtarief van € 300,00 is niet ongewoon voor strafrechtadvocaten met meer dan een decennium aan ervaring binnen het strafrecht. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat zelfs uurtarieven van € 665 zijn toegewezen. Er zijn geen gronden van billijkheid aanwezig om tot een matiging over te gaan.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen uurtarief van de raadsman en verzoekt om matiging van de schadevergoeding.
Het is geen gecompliceerde zaak. Het uurtarief in niet-specialistische zaken is in alle redelijkheid te stellen op € 225,00. Gecorrigeerd tegen het voorgestelde tarief van €225,00 x 3 uur en 5 minuten, vermeerder met 5% kantoorkosten en 21% BTW is een bedrag van
€ 881,41 redelijk.

Beoordeling

Verzoeker is op 1 oktober 2019 verhoord op verdenking van stalking (artikel 285b Wetboek van Strafrecht).
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk geseponeerd en dat op 29 november 2019 aan de raadsman meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die zij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek is tijdig ingediend.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gehanteerde uurtarief van € 300,00 niet onredelijk hoog, gelet op de aard van het feit en de culturele achtergrond en de ervaring van de raadsman.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen en daarbij, gelet op de uitgebreide schriftelijke uitwisseling van standpunten nu wegens de uitbraak van het coronavirus is afgezien van een mondelinge behandeling, uitgaan van het bedrag dat wordt toegekend indien een zaak op raadkamer wordt behandeld, te weten € 550,00.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van
€ 1.175,21(elfhonderd vijfenzeventig euro en eenentwintig eurocent) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van
€ 550,00(vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
Tegen deze beslissing staat voor verzoekster en de officier van justitie hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 1.725,21(zeventienhonderd vijfentwintig euro en eenentwintig eurocent) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting [naam stichting] , onder vermelding van “ [verzoeker] 591a Sv“.
Aldus gedaan op 25 mei 2020
door mr. M.A.E. Somsen, rechter.