ECLI:NL:RBAMS:2020:3603

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20/2112
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na inhouding wegens snelheidsovertreding en eerdere veroordeling

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 mei 2020, is het klaagschrift van klager, een beroepschauffeur, behandeld. Klager had zijn rijbewijs verloren na een snelheidsovertreding van 87 km/u boven de toegestane snelheid van 100 km/u op de Rijksweg A1 in Muiden op 14 april 2020. Klager had eerder, in 2019, een veroordeling voor het doorrijden na een aanrijding. Het Openbaar Ministerie had het rijbewijs voor vier maanden ingehouden, tot 12 augustus 2020. Klager stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk en dat hij zonder rijbewijs geen inkomen had. De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de verkeersveiligheid en de recidive van klager.

De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de overtreding en de eerdere veroordeling van klager. Echter, de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van klager, die afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werk. De rechtbank besloot dat het beklag gegrond was voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurde na 14 juni 2020. Klager kreeg zijn rijbewijs terug met ingang van deze datum. De beslissing werd genomen door rechter M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier G. Onnink, en werd openbaar uitgesproken op 25 mei 2020. Klager heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/106322-20
RK: 20/2112
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:

[klager],

geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. M.C.A. Schulpen, [aders raadsvrouw]
klager.

Procesgang

Het klaagschrift is op 28 april 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 29 april 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen heeft klager afstand gedaan van het recht op (aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling in raadkamer. De rechtbank, met instemming van de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie, heeft na schriftelijke rondes op 25 mei 2020 op basis van de stukken op het verzoekschrift besloten.
De raadsvrouw heeft op 19 mei 2020 haar schriftelijke standpunt kenbaar gemaakt. De officier van justitie heeft op 20 mei 2020 laten weten te persisteren bij het eerder ingenomen standpunt.

Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft ter aanvulling op het klaagschrift bij e-mail van 19 mei 2020 het volgende aangevoerd.
Klager is vrachtwagenchauffeur en werkt als zelfstandige voor
[naam werkgever]. Hij heeft zijn rijbewijs nodig voor de uitoefening van zijn werk. Omdat zijn rijbewijs ingenomen is, heeft hij op dit moment geen inkomen en loopt hij het risico dat hij zijn opdrachtgever verliest.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het rijbewijs aan klager. Klager heeft 187 kilometer per uur gereden waar 100 kilometer per uur was toegestaan. Hij heeft meermalen recidive met betrekking tot verkeersovertredingen. Het belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven de persoonlijke belangen van klager.

Beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 22 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd op de Rijksweg A1 in Muiden op 14 april 2020.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 87 kilometer per uur, uitgaande van een maximum snelheid van 100 kilometer per uur.
Op 14 april 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 20 april 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs vier maanden, tot uiterlijk 12 augustus 2020 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 mei 2020 blijkt onder meer dat klager op 17 april 2020 een strafbeschikking van € 560 heeft gekregen voor een soortgelijk feit, gepleegd op 30 maart 2020.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 87 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank acht het zorgelijk dat klager, die zegt zijn brood te verdienen als beroepschauffeur en afhankelijk te zijn van zijn rijbewijs, in korte tijd voor de tweede keer wordt aangehouden in verband met een forse snelheidsovertreding. Het is in het belang van de verkeersveiligheid dat klager zich aan de snelheidsregels houdt, ook in privétijd. Uit het strafblad komt ook naar voren dat klager op 1 oktober 2019 is veroordeeld voor het doorrijden na een aanrijding. Alles bij elkaar redenen om het belang van de verkeersveiligheid bij het voortduren van de inhouding van het rijbewijs van klager zwaar te wegen.
Echter, ondanks deze ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht en zijn eerdere rijgedrag, moet gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest.
Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 14 juni 2020.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 14 juni 2020.
De rechtbank gelast de
teruggavevan het rijbewijs aan klager, met ingang van 14 juni 2020.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.