ECLI:NL:RBAMS:2020:3604

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
20/2071
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na overtreding van de maximumsnelheid tijdens wegwerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager die zijn rijbewijs had verloren na een snelheidsovertreding. Klager reed op 7 april 2020 143 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was, terwijl er aan de weg werd gewerkt. Het Openbaar Ministerie had het rijbewijs van klager ingevorderd en deze maatregel zou tot 4 oktober 2020 duren. Klager, die als technisch contractbeheerder werkt en ook een eigen onderneming heeft, stelde dat de invordering van zijn rijbewijs grote gevolgen had voor zijn werk en privéleven, vooral in het licht van de coronapandemie. Hij vreesde zijn baan te verliezen, aangezien hij afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werkzaamheden.

De rechtbank overwoog dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de overtreding en het recidivegevaar. Klager had eerder al een strafbeschikking voor een soortgelijke overtreding ontvangen. Desondanks hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van klager en de impact van de coronamaatregelen op zijn economische situatie. De rechtbank besloot dat de inhouding van het rijbewijs gegrond was, maar dat klager het rijbewijs terug zou krijgen op 7 juli 2020. De beslissing werd openbaar uitgesproken en klager had de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/098285-20
RK: 20/2071
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:

[klager],

geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres]
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. J.C.M. Groenestijn, [adres raadsvrouw]
klager.

Procesgang

Het klaagschrift is op 24 april 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 28 april 2020 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
In verband met de coronamaatregelen heeft klager afstand gedaan van het recht op (aanwezigheid bij) een mondelinge behandeling in raadkamer. De rechtbank, met instemming van de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie, heeft na schriftelijke rondes op 25 mei 2020 op basis van de schriftelijke stukken op het verzoekschrift besloten.
De raadsvrouw heeft op 14 mei 2020 haar schriftelijke standpunt kenbaar gemaakt. De officier van justitie heeft hier op 14 mei 2020 op gereageerd. De raadsvrouw heeft op 20 mei 2020 laten weten geen gebruik te maken van de tweede termijn.

Inhoud klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager is in loondienst als technisch contractbeheerder bij
[naam werkgever]. Hiervoor moet hij dagelijks leveranciers en opdrachtgevers door het hele land bezoeken. Het komt vaak voor dat klager meerdere leveranciers, opdrachtgevers en projecten op één dag dient te bezoeken.
Daarnaast heeft klager een eigen onderneming,
[naam maatschappij], waarmee hij bedrijven adviezen geeft over het aannemen en begeleiden van projecten. Hiervoor moet klager projectlocaties door het hele land bezoeken. Aangezien de bouwprojecten en de projectlocaties vaak moeilijk te bereiken zijn met het openbaar vervoer, is het openbaar vervoer voor klager geen optie.
De invordering van het rijbewijs heeft, naast de gevolgen voor zijn arbeidscontract en zijn eigen onderneming, ook een grote impact op het privéleven van klager. Zijn inkomsten zijn door de invordering van het rijbewijs aanzienlijk lager geworden. Omdat klager de grootste inkomstenbron is, loopt de financiering van hun koopwoning in gevaar.
Klager heeft in 2018 een snelheidsovertreding begaan, maar hiervoor heeft hij slechts een geldboete gekregen.
Klager heeft ter aanvulling op het klaagschrift bij e-mail van 14 mei 2020 het volgende aangevoerd.
Het Openbaar Ministerie stelt dat de door klager afgelegde verklaring bij de politie over de onderhavige overtreding duidt op een zeer groot recidivegevaar. Klager verbaast zich dat in het proces-verbaal is opgeschreven dat hij heeft gezegd dat het om "even dollen ging". Klager heeft bij de politie aangegeven dat de auto
áchterhem aan het dollen was en dat hij hierdoor werd opgejaagd. Klager acht het zeer vervelend dat dit niet juist is weergegeven in het proces-verbaal. Klager heeft de gevolgen van een invordering nu voor het eerst meegemaakt en heeft daar veel van geleerd.
Bovendien heeft klager inmiddels ook een brief van het CBR ontvangen dat hem een cursus is opgelegd. De cursussen en maatregelen van het CBR werken recidivebeperkend.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het rijbewijs aan klager.
Klager heeft 143 kilometer per uur gereden, waar de toegestane maximum snelheid 50 kilometer per uur was, op een weg met wegwerkzaamheden. Klager heeft in 2018 een strafbeschikking gekregen voor een snelheidsovertreding. Klager heeft een verklaring afgelegd bij politie over de onderhavige overtreding (“Even dollen, iedereen rijdt wel eens te hard”), die duidt op zeer groot recidivegevaar. Het belang van de verkeersveiligheid moet prevaleren boven de persoonlijke belangen van klager.
De officier heeft ter aanvulling op het standpunt van het Openbaar Ministerie bij e-mail van 14 mei 2020 laten weten dat zij zich ook kan vinden in een teruggave van het rijbewijs met ingang van 7 juli 2020.

Beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 22 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd op de Beneluxbaan in Amstelveen op 7 april 2020.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 93 kilometer per uur, uitgaande van een maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
Op 7 april 2020 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 10 april 2020 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs zes maanden, tot uiterlijk 4 oktober 2020 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 12 mei 2020 blijkt onder meer dat klager op 19 oktober 2018 een strafbeschikking heeft gekregen voor een soortgelijk feit.
De strafzaak tegen klager zal op 24 augustus 2020 behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 93 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De maximum toegestane snelheid werd door klager met 93 kilometer per uur overschreden, terwijl aan de weg werd gewerkt. Hierdoor heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Klager heeft in 2018 ook al een strafbeschikking gekregen voor een snelheidsovertreding. Ook indien klager zich simpelweg heeft laten opjagen en daardoor maar liefst 93 kilometer per uur harder is gaan rijden dan toegestaan, rechtvaardigt dit rijgedrag dat het rijbewijs blijft ingevorderd.
Gelet op de gevolgen van de coronapandemie is sprake van een kwetsbare economie met onzekere verwachtingen. Het risico dat klager door de invordering van zijn rijbewijs zijn baan kwijtraakt, en het feit dat zijn inkomsten afhankelijk zijn van zijn rijbewijs wegen zwaar mee.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet – gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager – ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest.
Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 7 juli 2020.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 7 juli 2020.
De rechtbank gelast de
teruggavevan het rijbewijs aan klager, met ingang van 7 juli 2020.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen rechter,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2020.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.