Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager die zijn in beslag genomen scooter terugvorderde. De scooter, een Peugeot Vivacity, was in beslag genomen in het kader van een onderzoek naar de handel in verdovende middelen, waarbij de klager werd verdacht van betrokkenheid. Het klaagschrift werd op 28 november 2019 ingediend, maar de zitting kon door coronamaatregelen niet doorgaan. De rechtbank ontving schriftelijke standpunten van zowel de raadsman van de klager als het Openbaar Ministerie. De raadsman betoogde dat de klager de rechtmatige eigenaar van de scooter was en dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid bij drugshandel. Het Openbaar Ministerie daarentegen stelde dat de scooter was gebruikt bij de aflevering van drugs en dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave aan de klager.
De rechtbank beoordeelde de zaak op basis van de ingediende stukken en de uitgewisselde standpunten. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de scooter was gebruikt bij drugshandel en dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot verbeurdverklaring van de scooter. Gezien deze omstandigheden verklaarde de rechtbank het beklag ongegrond, wat betekent dat de klager zijn scooter niet terugkreeg. De beslissing werd genomen door mr. L. Dolfing, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Tegen deze beslissing staat voor de klager beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.