Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.Beoordeling
5.Beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 12 juni 2020, wordt het klaagschrift van klager behandeld, dat is ingediend op 24 december 2019. Klager verzoekt om teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 400,-, dat volgens hem niet afkomstig is van een strafbaar feit. De rechtbank heeft de behandeling van het klaagschrift zonder zitting laten plaatsvinden, na instemming van zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van klager. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de teruggave, stellende dat het geld mogelijk afkomstig is van misdrijf en dat er conservatoir beslag op is gelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het geldbedrag op 29 december 2019 bij klager in beslag is genomen tijdens zijn aanhouding in verband met verdenkingen van betrokkenheid bij een overval en gijzeling. De rechtbank oordeelt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van het geld, omdat er een verdenking bestaat van een misdrijf waarvoor een geldboete kan worden opgelegd. De rechtbank concludeert dat het beklag ongegrond is en verklaart dit dan ook. Klager kan binnen veertien dagen na betekening van de beschikking beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.