Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zijn rijbewijs terugvorderde na invordering door de officier van justitie. Het klaagschrift was ingediend op 1 mei 2020, maar de zitting kon niet doorgaan vanwege de coronacrisis. De rechtbank heeft buiten de raadkamer besloten, na een schriftelijke ronde waarin de officier van justitie niet reageerde op de aanvullingen van de raadsvrouw van de klager. De klager stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk bij een coffeeshop in Amsterdam, waar hij personeel vervoert en boodschappen doet. Hij betoogde dat reizen met het openbaar vervoer geen alternatief was vanwege de coronamaatregelen en de lange reistijden voor zijn personeel.
De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, stellende dat de klager gevaarlijk had gereden en antecedenten had op het gebied van verkeer. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat de klager de verkeersveiligheid ernstig in gevaar had gebracht. De rechtbank weegt het belang van de klager tegen zijn rijgedrag en strafblad. Gezien de ernst van de overtredingen en het risico op een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond. De beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose.