ECLI:NL:RBAMS:2020:3641

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
RK 20/554 + 20/555
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 en 530 Sv na ondergane verzekering en kosten raadsman

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 juni 2020, is een verzoek behandeld van een verzoekster die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoekster, geboren in 1985, had op 9 november 2016 een aanhouding en inverzekeringstelling ondergaan, en vroeg een schadevergoeding van € 9.390,- voor de schade die zij als gevolg van de ondergane verzekering had geleden. Dit bedrag bestond uit kosten voor inverzekeringstelling, immateriële schade en kosten van haar raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in totaal twee dagen in verzekering heeft gezeten en heeft een schadevergoeding van € 260,- toegekend voor de ondergane verzekering. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een hogere immateriële schadevergoeding, omdat verzoekster niet voldoende had onderbouwd dat haar klachten het gevolg waren van de detentie. Daarnaast werd een vergoeding van € 436,- voor de kosten van de raadsman en € 550,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift toegewezen. De rechtbank wees de overige verzoeken af, waaronder de vergoeding voor kopieerkosten, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De beslissing is genomen door rechter M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier C.T. St Rose. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/665619-16
RK: 20/554 + 20/555
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman,
mr. M.A.I. Witlox,
[adres raadsman],
verzoekster.

1.De procesgang

Het verzoekschrift is op 3 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
In verband met de coronacrisis heeft de geplande zitting op 4 juni 2020 niet plaatsgevonden. Met instemming van de officier van justitie en de verdediging is op 25 juni 2020 –buiten raadkamer– op het verzoekschrift besloten. Dit na een (korte) extra schriftelijke ronde.

2.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek ten aanzien van art. 533 Sv
Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 9.390,- voor de schade die verzoekster ten gevolge van de ondergane verzekering stelt te hebben geleden. Deze schade bestaat uit € 105,- voor drie dagen inverzekeringstelling en drie dagen in beperkingen € 25,-, en € 9.000,- aan immateriële schade vanwege de ondergane detentie.
In zijn schriftelijke reactie van 10 juni 2020 heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie aangevoerd dat het dossier geen duidelijkheid verschaft over de datum van heenzending. Het staat vast dat verzoekster op 9 november 2016 is aangehouden en in verzekering is gesteld. Verzoekster heeft verder verklaard dat zij zeker weet dat zij twee nachten in beperkingen in een politiecel heeft doorgebracht en dat zij op een vrijdag is vrijgelaten, wat op 11 november 2016 viel.
Ter onderbouwing van het verzoek tot immateriële schadevergoeding heeft de raadsman in het rekest het volgende betoogd.
Verzoekster heeft in verzekering niet de medische zorg gehad, waarom zij gevraagd heeft en welke noodzakelijk was, gezien haar voorgeschiedenis. Verzoekster had in 2011 een donornier ontvangen, waarvoor medicatie noodzakelijk was. Pas na een halve dag is verzoekster door een arts geconsulteerd aan het bureau en heeft zij slechts een halve dosering van de medicijnen gekregen. Ook heeft verzoekster meermalen tevergeefs verzocht om meer water, hetgeen nodig was voor haar donornier.
Verzoekster heeft verder als gevolg van het verlies van haar sieraden, die in beslag waren genomen, en de inverzekeringstelling enorme psychische en fysieke schade ondervonden. Als gevolg daarvan heeft verzoekster zich onder behandeling gesteld van een fysiotherapeut en een GZ-psycholoog/orthopedagoog. Verzoekster heeft een verklaring van haar huisarts toegevoegd aan het verzoekschrift. Uit die informatie blijkt dat verzoekster zich bij de huisarts heeft gemeld met PTSS (posttraumatische stressstoornis)-klachten na de politie-inval in huis. Ze had onder meer last van flashbacks, herbelevingen, nachtmerries, woede en somberheid. Verder heeft verzoekster haar verzoekschrift onderbouwd met een verslag van de psycholoog/orthopedagoog en een verslag van haar fysiotherapeut.
In zijn aanvulling van 10 juni 2020 heeft de raadsman verder – kort gezegd – betoogd dat verzoekster van mening is dat er sprake was van een gebrek aan medische verzorging. Net zoals in de uitspraak van de Rechtbank Den Bosch d.d. 4 januari 2006 is verzoekster geruime tijd verstoken geweest van de benodigde medicatie en heeft ze te lang op medische hulp moeten wachten. Verzoekster heeft voor de ontstane stress niet alleen behandeling gehad voor PTSS, maar ook voor haar lichamelijke klachten als gevolg van deze stress.
Het verzoek ten aanzien van art. 530 Sv
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € € 436,- voor de kosten van de raadsman, bestaande uit de vergoeding eigen bijdrage rechtsbijstand, en van een vergoeding van € 85,60 voor kopieerkosten. Ook heeft de verzoekster verzocht om vergoeding van € 280,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Over de kopieerkosten heeft de raadsman in zijn aanvulling van 10 juni 2020 betoogd dat verzoekster deze kopieerkosten heeft gemaakt teneinde bankafschriften te kunnen kopiëren om op deze wijze aan te tonen dat de in beslag genomen goederen door haar legaal gekocht zijn.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het verzoek ten aanzien van art. 533 Sv
De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – op 11 juni 2020 betoogd zich te verzetten tegen de gehele toewijzing van de opgevoerde posten t.a.v. de ondergane inverzekeringstelling en de beperkingen (totaal € 390,-). Volgens de officier van justitie heeft verzoekster minder dagen in verzekering doorgebracht. Verzoekster is op 9 november 2016 aangehouden en in verzekering gesteld en reeds op 10 november 2016 heengezonden. Dit betreft dus twee dagen (2 x € 105,- + beperkingen 2 x € 25,- = € 260,-). Het bedrag van
€ 260,- is toewijsbaar.
Het Openbaar Ministerie verzet zich daarnaast tegen de toewijzing van de gevraagde immateriële schadevergoeding van € 9.000,-. In het proces-verbaal is in het tweede verhoor terug te lezen dat verzoekster zich beklaagt over de behandeling door de politie, maar van een gebrek aan medische verzorging is volgens de officier van justitie geen sprake. Verzoekster is na een halve dag door een arts bezocht. Verzoekster heeft verder niet onderbouwd waarom zij enorme psychische en fysieke schade heeft ondervonden omdat zij lange tijd haar sieraden kwijt is geweest. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat bij de huiszoeking zaken zijn beschadigd of vernield. Er blijkt niet ook niet van een bijzondere heftigheid bij de huiszoeking of aanhouding. De politie is binnengetreden nadat de deur was geopend door verzoekster. Kortom, het Openbaar Ministerie meent dat de klachten van verzoekster niet kunnen worden gekoppeld aan de inverzekeringstelling. Er was een verdenking tegen haar en de rechter-commissaris heeft de doorzoeking toegestaan. Uit het dossier blijkt verder ook niet dat daar iets onrechtmatigs of heel opmerkelijks is gebeurd. De gevraagde immateriële schadevergoeding dient te worden afgewezen.
Het verzoek ten aanzien van art. 530 Sv
Het openbaar Ministerie verzet zich verder niet tegen toewijzing van de vergoeding eigen bijdrage rechtsbijstand, is in totaal € 436,- en de kosten voor het opstellen met het verzoekschrift met inhoudelijke behandeling is € 540,-. Het Openbaar Ministerie verzet zich wel tegen toewijzing van de gevraagde kopieerkosten van € 85,60. Volgens de officier van justitie is niet onderbouwd wie de opdracht heeft gegeven aan verzoekster om deze bankafschriften te overleggen en waarom deze kosten toen moesten worden gemaakt.

4.De beoordeling

Verzoekster is op 9 november 2016 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van witwassen, strafbaar gesteld bij artikel 420bis Wetboek van Strafrecht.
Op 19 november 2019 is het verzoek tot beëindiging van de strafzaak ex artikel 36 Sv toegewezen. Daarmee is de zaak beëindigd.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden en op grond van artikel 530 lid 2 Sv, kan aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding toekennen voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. Op 19 november 2019 is het verzoek tot beëindiging van de strafzaak ex artikel 36 Sv toegewezen. Daarmee is de zaak beëindigd. Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
Ondergane verzekering
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoekster, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoekster gedurende haar voorarrest in een politiecel heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Uit het dossier blijkt dat verzoekster in elk geval in totaal twee dagen op een politiebureau heeft doorgebracht. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij drie dagen in verzekering heeft gezeten. Uit het dossier is echter niet gebleken dat zij langer vast zat dan 10 november 2016 en verzoekster heeft dit verder ook niet met stukken onderbouwd, zij heeft enkel haar herinnering dat zij op een vrijdag zou zijn vrijgelaten. De rechtbank stelt vast dat op grond van het dossier is vast te komen staan dat verzoekster twee dagen in verzekering heeft gezeten en kent een standaardvergoeding toe van € 105,- per dag die op het politiebureau is doorgebracht en € 25,- extra voor elke dag waarop sprake was van beperkingen.
Immateriële schadevergoeding
Ten aanzien van de gevraagde hogere vergoeding overweegt de rechtbank dat het standaardbedrag dat in het kader van een verzoek ex artikel 533 Sv wordt toegekend, feitelijk een vergoeding is voor de materiële en immateriële schade ten gevolge van detentie.
Daarnaast kan ingevolge artikel 533 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra-immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzonder geval aanwezig te achten waarin boven het forfaitaire bedrag uit zou moeten worden gegaan. Verzoekster heeft na een halve dag medische zorg gekregen en is niet verstoken geweest van medicatie.
Uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt dat zij al lang voor haar aanhouding gezondheidsproblemen had en ook al eerder voor PTSS is behandeld en dat zij na haar aanhouding PTSS-klachten, trichotillomanie en OCD-symptomen heeft gekregen, waarvan zij aan de behandelaars heeft aangegeven dat die zijn ontstaan als gevolg van de (stress na) de inval van de politie. Ook heeft zij 20 behandelingen van de fysiotherapeut gekregen.
Niet kan op basis van de stukken worden geconcludeerd dat de klachten zijn veroorzaakt door lichtvaardige aanhouding, onbehoorlijk of disproportioneel politieoptreden tijdens het binnentreden van de woning -nadat verzoekster de deur had open gedaan-, de doorzoeking of aanhouding, noch door onvoldoende zorg tijdens het verblijf op het politiebureau.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde declaraties. De gevraagde vergoeding van € 436,- zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal de gevraagde vergoeding voor de kopieerkosten van € 85,60,- niet toewijzen. Deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen en daarbij, gelet op de uitgebreide schriftelijke uitwisseling van standpunten nu wegens de uitbraak van het coronavirus is afgezien van een mondelinge behandeling, uitgaan van het bedrag van € 550,-.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 260,- (tweehonderdzestig euro) voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 436,- (vierhonderdzesendertig euro) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven op 25 juni 2020 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker en de officier van justitie hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.246,- (duizend tweehonderdzesenveertig euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden AVES advocaten, onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoekster]/OM 200006 MW
Aldus gedaan op 25 juni 2020,
door mr. M.A.E. Somsen, rechter.