ECLI:NL:RBAMS:2020:3643

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
RK 19/7317
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten raadsman en kosten reistijd in het kader van strafrechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 juni 2020, wordt een verzoek behandeld op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoekster, geboren in 1955, heeft een verzoek ingediend voor vergoeding van kosten van haar raadsman en kosten van reistijd, na vrijspraak op 11 november 2019. Het verzoekschrift is op 31 december 2019 ingediend, maar de zitting op 4 juni 2020 kon niet doorgaan vanwege de coronacrisis. De rechtbank heeft op 25 juni 2020, buiten de raadkamer, besloten na een schriftelijke ronde. Verzoekster vraagt een vergoeding van € 4.785,45 voor de kosten van de raadsman en € 280,- voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelt dat het uurtarief van € 300,- redelijk is, maar matigt de vergoeding voor de kosten van de raadsman tot € 2.541,84, gebaseerd op een uurtarief van € 238,- en 10.68 uur aan werkzaamheden. Daarnaast wordt een vergoeding van € 550,- toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af. De beslissing is genomen door rechter M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier C.T. St Rose. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open binnen een maand na betekening.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/117455-19
RK: 19/7317
Beschikking op het verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[naam verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsman, mr. S. Arts,
[kantooradres] ,
verzoekster.

1.De procesgang

Het verzoekschrift is op 31 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
In verband met de coronacrisis heeft de geplande zitting op 4 juni 2020 niet plaatsgevonden. Met instemming van de officier van justitie en de verdediging is op 25 juni 2020 –buiten raadkamer– op het verzoekschrift besloten. Dit na een (korte) extra schriftelijke ronde.

2.De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 4.785,45 voor de kosten van de raadsman en € 280,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Uurtarief
Verzoekster heeft zich gezien de aard- en ernst van de feiten waarvan zij werd verdacht gewend tot deze raadsman. Het in rekening gebracht uurtarief van € 300,- ex. 6% kantoorkosten en BTW is marktconform en redelijk te achten.
In zijn schriftelijke reactie van 5 juni 2020 heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het voorheen ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie een Wob-verzoek ingediend bij de overheid, om aan te kunnen tonen wat het uurtarief is dat door de landsadvocaat in rekening wordt gebracht bij de Staat en dat derhalve het door de raadsman gehanteerde tarief redelijk is, in tegenstelling tot het eerder ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie. Het uurtarief is niet ongebruikelijk voor advocaten met meer dan 20 jaren ervaring en opleiding.
In rekening gebrachte uren
De werkzaamheden die zijn verricht zijn onder meer de volgende: bijstand tijdens de zitting, bespreking en voorbereiding daarvan, overleg met verzoekster per e-mail en telefoon en overige werkzaamheden. Ter onderbouwing is een urenspecificatie aan het verzoekschrift toegevoegd.
In zijn schriftelijke reactie van 5 juni 2020 heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie aangevoerd dat de gewerkte uren volledig gespecificeerd en redelijk zijn. De toelichting van de raadsman was verder ter zitting feitelijk wat complex, nu een tweede incident (aanrijding) van belang was, tezamen met de stukken van de verzekering. Dit is ter zitting uitvoerig aan de orde geweest en de politierechter heeft ook dit tweede incident dan ook tijdens de behandeling en in de vraagstelling ter zitting betrokken.
File
Er was op de terugreis een onverwachte en extreme filevertraging, welke niet voor rekening van verzoekster dient te komen.
In zijn schriftelijke reactie van 5 juni 2020 heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie aangevoerd dat de file, een situatie van overmacht, niet ten laste van een gewezen verdachte mag komen. Indien het Openbaar Ministerie niet had gedagvaard, had verzoekster ook deze kosten niet hoeven maken. Het zijn dan ook geen kosten die door haar toedoen zijn veroorzaakt.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – per e-mail van 11 juni 2020 betoogd dat het uurtarief van
€ 300,- een bijzonder hoog tarief is, maar dat zij zich niet zal verzetten tegen toekenning van dit uurtarief. Ze heeft gevorderd de vergoeding voor het aantal uren te matigen tot een als redelijk te achten aantal uren namelijk 8 uren. Het Openbaar Ministerie is akkoord met de toewijzing van 8 uur tegen een uurtarief van € 300,- = , derhalve € 2.400,-. De kantoorkosten en BTW kunnen ook worden toegewezen. De officier van justitie laat de beslissing over de kosten voor de vergoeding van het behandelen van het verzoek aan de rechtbank.
In rekening gebrachte uren
Het dossier bestaat uit 20 pagina’s inclusief fotopagina’s. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit dossier, gelet op de geringe omvang van het dossier, de hoeveelheid dossierbewegingen, dossierstudie en besprekingen niet zouden behoeven te vergen als geclaimd. De dossiercontacten en overleggen dienen in redelijkheid te passen bij de omvang en complexiteit van het strafgeschil dat speelt. Dat dwingt des te meer naarmate het uurtarief verhoogde professionaliteit en ervaring aangeeft.
File
Er is voor ruim 2 uur in de file het volle tarief berekend. Dat is niet redelijk. Lange fileperioden behoeven niet in de file te worden doorgebracht. Buiten de file zijn er plekken om anderszins werk te verrichten. De hele reis had overigens op een andere manier gekund en dan was er zorgvuldig omgesprongen met tijd en geld. Om redenen van billijkheid is het gerechtvaardigd om het in de file staan niet ten laste van de belastingbetaler te brengen.

4.De beoordeling

Verzoekster is op 11 november 2019 door de politierechter van deze rechtbank vrijgesproken.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. Het verzoek is tijdig ingediend.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Kosten raadsman
De rechtbank stelt voorop dat de declaratie van een raadsman een uitgangspunt is, dat door de rechtbank wordt betrokken in haar oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen gronden van billijkheid zijn om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman en, zo ja, tot welk bedrag. De rechtbank slaat daarbij onder meer acht op de omvang en de complexiteit van de onderliggende strafzaak. In het geval de rechtbank de gevraagde vergoeding gelet op alle omstandigheden bovenmatig acht, kan dat een grond zijn om de gevraagde vergoeding te matigen, dan wel af te wijzen.
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman. De opgegeven kosten worden gestaafd door de overgelegde urenspecificaties en declaraties.
Uurtarief
Het in het verzoekschrift gehanteerde uurtarief van € 300,- is hoog, nu op de website van Singel Advocaten, waar naast mr. Arts nog één advocaat wordt genoemd, valt te lezen:
“Voor uw strafzaak kunt u praktisch altijd met ons een vaste prijs afspreken. Zo spreken wij voor een strafzaak bij de Politierechter of Meervoudige Strafkamer vaak een vaste prijs af zodat de kosten voor uw strafrechtadvocaat laag zijn. (…) Als u niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking komt én een vaste prijs niet mogelijk is in uw zaak (wat niet vaak het geval is) dan geldt bij Singel Advocaten in beginsel een concurrerend uurtarief van € 238,-. Dit tarief is laag in de markt, helemaal als u weet dat uw zaak bij ons advocatenkantoor door een ervaren (strafrecht) advocaatzelf
wordt behandeld, niet door een beginnende advocaat.”
Niet is aangegeven waarom in dit geval, een relatief eenvoudige en in omvang zeer geringe PR-zaak, in afwijking van het in beginsel geldende uurtarief een fors hoger uurtarief van € 300,- wordt gehanteerd. De rechtbank acht vergoeding van de advocatenkosten tegen een tarief van € 238,- billijk.
In rekening gebrachte uren
De rechtbank gaat er van uit dat de raadsman zijn cliënte niet meer uren in rekening heeft gebracht dan hij daadwerkelijk aan de zaak heeft besteed. De vraag die de rechtbank echter moet beantwoorden is in welke mate het billijk is die uren voor rekening van de Staat te laten komen. In dat kader acht de rechtbank de gevorderde 7.68 uur (over de reistijd van 4,5 uur overweegt de rechtbank apart) niet onredelijk. Wel valt op dat zowel juridische als administratieve handelingen tegen hetzelfde (hoge) deskundigentarief worden gedeclareerd. Daarin ziet de rechtbank echter geen aanleiding tot matiging.
De rechtbank acht het billijk om 7.68 uur voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
File
De normale reistijd van de rechtbank Amsterdam naar Breda is ruim een uur. De door de raadsman genoemde filevertraging van 3 uur op een dergelijk afstand is extreem. Anders dan bij een ander verzoekschrift dat door dezelfde raadsman is ingediend (en heden door de rechtbank is beoordeeld) met betrekking tot een politierechterzaak die op 01 november 2019 op de zitting werd behandeld, is uit openbare bronnen niet gebleken dat ook op 11 november 2019 sprake was van extreme filevorming en grote vertragingen. De rechtbank zal daarom uitgaan van in totaal 3 uur voor de heen- en terugreis Amsterdam-Breda.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen en daarbij, gelet op de uitgebreide schriftelijke uitwisseling van standpunten nu wegens de uitbraak van het coronavirus is afgezien van een mondelinge behandeling, uitgaan van het bedrag van € 550,-.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 2.541,84 (€ 238 x 10.68 uur) (tweeduizend vijfhonderdeenenveertig euro en vierentachtig eurocent) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven op 25 juni 2020 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoekster en de officier van justitie hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 3.091,84 (drieduizend eenennegentig euro en vierentachtig eurocent) op IBAN-nummer [IBAN-nummer] ten name van [advocatenkantoor] te Breda, onder vermelding van [naam verzoekster] /OM.
Aldus gedaan op 25 juni 2020,
door mr. M.A.E. Somsen, rechter.