ECLI:NL:RBAMS:2020:3644

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
RK 20/301
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift teruggave in beslag genomen motor in verband met recidive en verkeersdelicten

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager die de teruggave van zijn in beslag genomen motor, een Piaggio met kenteken [kentekennummer], verzocht. Het klaagschrift werd op 20 januari 2020 ter griffie ontvangen, maar de zitting op 4 juni 2020 kon vanwege de coronacrisis niet doorgaan. In plaats daarvan werd op 25 juni 2020, buiten de raadkamer, besloten na een korte schriftelijke ronde.

De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. Z. Nahar, stelde dat er geen valide argumenten zijn voor de stelling dat de motor van misdrijf afkomstig is en dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave. De raadsman voerde aan dat klager niet op de motor was aangetroffen en dat er geen bewijs is dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Het Openbaar Ministerie verzet zich echter tegen de teruggave, wijzend op de recidive van klager en eerdere inbeslagnames.

De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de motor, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de motor zal verbeurd verklaren. De rechtbank concludeerde dat er sprake is van recidivegevaar en dat de klager, ondanks zijn eigendom van de motor, niet kan rekenen op teruggave. De beslissing van de rechtbank was dan ook om het beklag ongegrond te verklaren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 20/301
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[naam klager] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres klager] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. Z. Nahar,
[kantooradres] ,
klager, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 20 januari 2020 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
In verband met de coronacrisis heeft de geplande zitting op 4 juni 2020 niet plaatsgevonden. Met instemming van de officier van justitie en de verdediging is op 25 juni 2020 –buiten raadkamer– op het verzoekschrift besloten. Dit na een (korte) extra schriftelijke ronde.

2.Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van de in beslag genomen motor van het merk Piaggio, model M57, met kenteken [kentekennummer] (goednummer: 5732274).
In het klaagschrift heeft de raadsman naar voren gebracht dat klager meent dat er geen valide argumenten zijn voor de stelling dat de motor van misdrijf afkomstig is, dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave en dat er voorts geen andere gronden zijn die zich tegen teruggave verzetten.
De raadsman heeft per e-mail van 10 juni 2020 ter aanvulling van het klaagschrift betoogd dat klager rechthebbende is van de in beslag genomen motor en dat uit het procesdossier volgt dat klager niet op de motor is aangetroffen. Ook volgt uit het dossier dat de verbalisant die de bestuurder van de motor heeft staande gehouden deze bestuurder uit het oog is verloren. De stelling van klager is dat een ander op de motor moet hebben gereden. Hij was enkel de eigenaar van de motor. Ten slotte zijn er geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat klager zich in deze zaak schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) met deze motor. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de in beslag genomen motor aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager heeft recidive ten aanzien van artikel 107 lid 1 WVW. Bovendien is de motor eerder in beslag genomen, omdat klager werd verdacht van het rijden zonder rijbewijs op 22 mei 2019. De motor was destijds echter nog van een andere kentekenhouder en is derhalve teruggegeven aan deze rechthebbende. Verder is klager op 14 november 2019 (de dag waarop de motor in beslag is genomen) proces-verbaal aangezegd voor het veroorzaken van gevaar of hinder voor andere weggebruikers (art. 5 WVW). Klager heeft meerdere keren het rode verkeerslicht geneerd. Klager leert, gelet op het voorgaande, kennelijk niet van eerder opgelegde sancties, processen-verbaal dan wel eerdere inbeslagnames. Klager lijkt zich weinig aan te trekken van de in het Nederlandse verkeer geldende regels. Nu klager kentekenhouder is van het voertuig, kan hij ongehinderd van het voertuig gebruikmaken. Het recidivegevaar is daarom aanwezig. Het is, gelet op het voorgaande, niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de motor verbeurd zal verklaren.
De officier van justitie heeft per e-mail van 11 juni 2020 ter aanvulling op het schriftelijk standpunt verklaard dat het proces-verbaal van bevindingen duidelijk is. Volgens de officier van justitie is klager degene geweest die de motor heeft bestuurd en is gevlucht voor de politie. Klager is bovendien gerechtigd tot het voertuig en daarom persisteert de officier van justitie bij het schriftelijk standpunt.

4.De beoordeling

Uit de stukken is het volgende gebleken.
Op 14 november 2019 is op de voet van artikel 94 Sv de motor in beslag genomen.
Klager wordt – kort gezegd – verdacht van het veroorzaken van gevaar of hinder voor andere weggebruikers door als bestuurder van een motor onder meer het rode verkeerslicht te negeren en van het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs. Klager is de eigenaar van dit voertuig.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt.
In het onderhavig geval is sprake van een motor dat volgens het Openbaar Ministerie vatbaar is voor verbeurdverklaring.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de motor zal uitspreken.
In het proces-verbaal van de politie is het volgende gerelateerd. Verbalisanten zagen dat de bestuurder van een motorfiets meerdere malen het rode verkeerslicht negeerde. De motorfiets bleek op naam van klager te staan.
Zij hadden de motor achtervolgd en toen zij de bestuurder staande wilden houden was hij weggerend. De bestuurder had een helm op en droeg onder meer een zwarte jas tot op de heup, een grijze joggingbroek en donkere sportschoenen. Een verbalisant zette korte tijd later op een fiets de achtervolging in, in de richting waar de bestuurder heen was gerend. Klager is vervolgens kort daarna, met bezweet voorhoofd, op de vluchtroute aangetroffen.
Klager droeg, verklaarde hij, een zwarte jas tot ongeveer op zijn heupen, een grijze joggingbroek en donkerblauw/lichtblauw/rood/beige runners.
Een stuk eerder op de vluchtroute wordt een helm aangetroffen.
Niet is gebleken dat een ander dan klager de bestuurder van de motorfiets was.
Klager is eigenaar van de motor en heeft bij de politie verklaard dat hij niet in het bezit is van een rijbewijs. Uit de Justitiële Documentatie van 28 mei 2020 van klager blijkt verder dat hij drie keer is veroordeeld wegens het besturen van een voertuig zonder dat hij in het bezit van een geldig rijbewijs was. Er is gelet op het voorgaande sprake van recidivegevaar.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en de schriftelijk uitgewisselde standpunten is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de in beslag genomen motor zal verbeurd verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag dient daarom ongegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 25 juni 2020 door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.