Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud klaagschrift
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
4.Beoordeling
5.Beslissing
niet-ontvankelijkin zijn beklag.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2020 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager die de teruggave van zijn in beslag genomen snorfiets, een Piaggio Vespa Sprint, verzocht. Het klaagschrift werd op 24 januari 2020 ter griffie ontvangen, maar de zitting die op 4 juni 2020 gepland stond, kon vanwege de coronacrisis niet doorgaan. Met instemming van de officier van justitie en de verdediging is op 7 juli 2020 buiten de raadkamer besloten op het verzoekschrift, na een korte schriftelijke ronde waarin de officier van justitie de gelegenheid kreeg om te reageren op de aanvullingen van de raadsvrouw, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt.
De klager stelde dat hij eigenaar was van de snorfiets, die eerder in beslag was genomen. Na de teruggave had hij de snorfiets naar een vriend gebracht voor reparatie, maar deze vriend werd aangehouden en de snorfiets werd opnieuw in beslag genomen. Klager betoogde dat hij de snorfiets nodig had voor zijn werkzaamheden en dat de voortzetting van het beslag onredelijk was. De raadsvrouw had in een e-mail laten weten dat zij geen contact meer had gehad met klager om te verifiëren of hij de snorfiets had teruggekregen.
Het Openbaar Ministerie meldde dat de snorfiets in januari 2020 aan klager was geretourneerd en dat er op dat moment geen beslag meer op de snorfiets rustte. De rechtbank concludeerde dat de snorfiets na de inbeslagname op 13 januari 2020 was teruggegeven aan klager, waardoor er geen sprake meer was van beslag. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn beklag, aangezien de snorfiets al was geretourneerd.