ECLI:NL:RBAMS:2020:3719

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
C/13/685578 / KG ZA 20-534 MvW/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreuk en handelsnaamrechten in kort geding tussen advieskantoor en student

In deze zaak, die op 29 juli 2020 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde de naamloze vennootschap Just Another Naamloze Vennootschap (hierna: JAN) in kort geding dat de gedaagde, een student fiscaal recht, zou worden verboden om inbreuk te maken op de merkrechten en handelsnaamrechten van JAN. De gedaagde had de domeinnaam 'jandebelastingman.nl' geregistreerd en het woordmerk 'Jan de Belastingman' gedeponeerd. JAN stelde dat de gedaagde met zijn activiteiten verwarring kon veroorzaken bij het publiek, omdat hij soortgelijke fiscale diensten aanbood. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juli 2020 heeft JAN zijn vorderingen toegelicht, terwijl de gedaagde verweer voerde en zijn standpunt uiteenzette. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van JAN beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Benelux Verdrag Intellectuele Eigendom (BVIE) en de Handelsnaamwet. De rechter concludeerde dat er onvoldoende overeenstemming was tussen de merken en dat er geen gevaar voor verwarring bestond. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde JAN in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/685578 / KG ZA 20-534 MvW/MV
Vonnis in kort geding van 29 juli 2020
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
JUST ANOTHER NAAMLOZE VENNOOTSCHAP,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAN© ACCOUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS B.V.,
beide gevestigd te Purmerend,
eiseressen bij dagvaarding van 1 juli 2020,
advocaat mr. J. Sprey te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk JAN (in enkelvoud) worden genoemd. Gedaagde zal hierna [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 15 juli 2020 heeft JAN de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
JAN heeft producties en een pleitnota in het geding gebracht. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord met producties in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig A.F. van der Weiden (kantoormanager van JAN ), mr. M. Teunissen (kantoorgenoot van mr. Sprey) en [gedaagde] .
Na verder debat is vonnis bepaald op 29 juli 2020.

2.De feiten

2.1.
JAN is een middelgroot advieskantoor dat sinds 1997 werkzaam is op het gebied van accountancy en belastingadvisering. JAN verleent daarnaast juridische diensten en diensten op het gebied van herstructurering en financieringen, selectie van personeel en salarisadministratie. JAN richt zich op ondernemers. JAN heeft 165 medewerkers in dienst, verspreid over vier vestigingen (Purmerend, Schiphol Rijk, Weesp en Valkenburg (ZH)).
2.2.
Sinds 2012 beschikt JAN over de domeinnaam
www.jan.nl. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voert JAN onder meer de volgende handelsnamen:
- JAN ©
- Jan ©
- JAN © Accountants & Belastingadviseurs
- JAN © Accountants & Belastingadviseurs B.V.
2.3.
JAN beschikt over de volgende twee Benelux-woordmerken:
- het woordmerk JAN uit 2005 voor de klassen 35, 36 en 42;
- het woordmerk JAN uit 2018 voor de klassen 35, 36, 41 en 45.
2.4.
JAN beschikt over het volgende in 2005 gedeponeerde Benelux- beeldmerk voor de klassen 35, 36 en 42:
2.5.
JAN beschikt over het volgende in 2014 gedeponeerde Benelux- beeldmerk voor de klassen 35, 36 en 45:
2.6.
JAN heeft het onder 2.5 afgebeelde beeldmerk in 2018 opnieuw gedeponeerd voor de klassen 35, 41 en 45.
2.7.
[gedaagde] is student fiscaal recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Op dit moment volgt hij de master
Tax and Technology. Sinds 2017 is [gedaagde] vrijwilliger bij de belastingwinkel te Rotterdam. De belastingwinkel helpt mensen die minder vermogend zijn of de Nederlandse taal niet goed beheersen met hun aangifte inkomstenbelasting.
2.8.
[gedaagde] is sinds oktober 2019 houder van de domeinnaam
www.jandebelastingman.nl .Onder deze naam biedt hij een website aan met een digitale
chatbot. De
chatbotkan worden gebruikt door particulieren en geeft informatie over aftrekposten bij de aangifte inkomstenbelasting.
2.9.
Op 25 februari 2020 heeft [gedaagde] het Benelux-woordmerk Jan de Belastingman gedeponeerd in de klassen 9, 36 en 45.
2.10. Op de website
www.jandebelastingman.nlen op Facebook maakt [gedaagde] gebruik van het onderstaande logo:
2.11.
Op 19 maart 2020 heeft de merkengemachtigde van JAN [gedaagde] – kort gezegd – gesommeerd het merkendepot ( Jan de Belastingman ) vrijwillig in te trekken en de domeinnaam
www.jandebelastingman.nlaan JAN over te dragen. Ook is [gedaagde] gesommeerd de kosten voor juridische bijstand (€ 1.127,50) binnen één week te voldoen. [gedaagde] heeft niet aan deze sommaties voldaan.
2.12.
Op 31 maart 2020 heeft JAN oppositie ingesteld bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) tegen het woordmerk Jan de Belastingman .
2.13.
Bij brief van 9 juni 2020 heeft de raadsman van JAN [gedaagde] drie dagen gegeven om vrijwillig te voldoen aan hetgeen blijkens de bij die brief gevoegde conceptdagvaarding in dit kort geding van hem werd gevorderd. Ook diende [gedaagde] volgens die brief € 3.627,50 aan juridische kosten te volden.
2.14.
Op 12 juni 2020 heeft [gedaagde] per e-mail medegedeeld dat hij niet aan de door JAN gestelde eisen zal voldoen.
2.15.
Op 1 juli 2020 heeft de merkengemachtigde van JAN bij het BBIE de gronden ingediend voor de onder 2.10 genoemde oppositie, alsmede stukken ter onderbouwing daarvan.

3.Het geschil

3.1.
JAN vordert – kort gezegd – het volgende:
I. [gedaagde] te bevelen elke inbreuk op de woord- en beeldmerken van JAN en op de handelsnamen van JAN te staken en gestaakt te houden;
II. [gedaagde] te bevelen de domeinnaam
www.jandebelastingman.nlaan JAN over te dragen;
III. [gedaagde] te bevelen een dwangsom te voldoen indien hij de onder I. en II. genoemde bevelen niet opvolgt;
IV. [gedaagde] op grond van artikel 1019h Rv te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten (die volgens productie 17 bij de dagvaarding € 3.165,97 bedragen, doch volgens een op 14 juli 2020 nagezonden productie € 8.995,39);
V. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv vast te stellen op zes maanden.
3.2.
JAN stelt hiertoe – samengevat weergegeven – dat sprake is van merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 aanhef en onder b van het Benelux Verdrag Intellectuele Eigendom (BVIE). [gedaagde] gebruikt het teken Jan de Belastingman en zijn logo (zie onder 2.8) in het economisch verkeer voor (soort)gelijke fiscale diensten. Er is sprake van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming tussen merk en teken (zowel ten aanzien van de woord- als de beeldmerken van JAN ), waaruit (indirect) verwarringsgevaar volgt. Daarnaast is JAN van mening dat [gedaagde] inbreuk maakt als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 aanhef en onder d BVIE door het teken Jan de Belastingman te gebruiken als handelsnaam, in zijn domeinnaam en op Facebook. Tot slot is sprake van inbreuk op de handelsnaamrechten als bedoeld in artikel 5 van de Handelsnaamwet, aldus JAN .
JAN heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. Ondanks meerdere sommaties stopt de inbreuk door [gedaagde] op de rechten van JAN niet.
In de bij de dagvaarding als productie 17 overgelegde kostenspecificatie (van
€ 3.165,97) is een fout geslopen. Het bedrag dat JAN vordert (€ 8.995,39) op grond van artikel 1019i Rv volgt uit de op 14 juli 2020 nagezonden productie.
3.3.
[gedaagde] heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat hij in oktober 2019 in het kader van zijn afstudeerscriptie is gestart met het project Jan de Belastingman . Het idee was om een
chatbotte maken die eenvoudige vragen van particulieren snel en gebruiksvriendelijk kan beantwoorden. Uiteindelijk is het de gebruiker zelf die de aangifte doet bij de belastingdienst. De
chatbotstelt alleen vragen over persoonsgebonden aftrek (onder meer over specifieke zorgkosten, giften en scholingsuitgaven). Het doel van de
chatbotis om te voorkomen dat mindervermogende mensen geld laten liggen bij hun aangifte inkomstenbelasting. Jan de Belastingman is een fictief personage. De gebruiker van de
chatbotkomt niet in contact met een natuurlijk persoon. De dienst die [gedaagde] aanbiedt is gratis en hij verdient er niets aan. Er staan geen advertenties op de website. [gedaagde] verwacht niet dat hij in de toekomst iets aan Jan de Belastingman gaat verdienen.
bestrijdt dat overeenstemming bestaat tussen de woord- en beeldmerken van JAN enerzijds en zijn merk en logo anderzijds. [gedaagde] gebruikt het merk Jan de Belastingman steeds in zijn geheel; nergens gebruikt hij het onderdeel ‘ Jan ’ los. De totaalindrukken zijn hierdoor anders. Verder is geen sprake van gelijke waren of diensten en hebben partijen niet dezelfde klantenkring. Er is dus geen verwarringsgevaar. Om dezelfde redenen is geen sprake van inbreuk op de handelsnaamrechten van JAN .
Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij student is (en dus een laag inkomen heeft) en dat hij door JAN iedere keer wordt gesommeerd een hoog bedrag aan kosten te voldoen. Hierdoor wordt hij ten onrechte onder druk gezet om maar toe te geven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
JAN heeft zich in haar dagvaarding beroepen op artikel 2.20 lid 1 aanhef en onder b en d BVIE. De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat JAN zich heeft beroepen op artikel 2.20 lid 2 aanhef en onder b en d van het (inmiddels gewijzigde) BVIE.
4.2.
Artikel 2.20 lid 2 aanhef en onder b BVIE geeft een merkhouder – kort gezegd – het recht iedere derde te verhinderen gebruik te maken van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk en in het economisch verkeer gebruikt wordt voor gelijke of overeenstemmende waren of diensten, indien daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring bestaat. Artikel 2.20 lid 2 aanhef en onder d BVIE geeft een merkhouder – kort gezegd – het recht iedere derde te verhinderen gebruik te maken van een teken dat gebruikt wordt, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien daardoor zonder geldige reden ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.
4.3.
In dit kort geding kunnen de vorderingen van JAN , voor zover gebaseerd op artikel 2.20 lid 2 onder b en d BVIE, alleen worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde] op die gronden merkinbreuk pleegt. Dit is niet zodanig aannemelijk dat hiervoor het treffen van een voorlopige voorziening gerechtvaardigd wordt geacht. Redengevend hiervoor is het volgende.
(1) Het woordmerk JAN en het teken Jan de Belastingman stemmen slechts in beperkte mate overeen. Weliswaar stemt het meer onderscheidende element ‘ Jan ’ in het teken overeen met het woordmerk JAN , maar het (beschrijvende) element ‘de Belastingman’ beperkt de visuele en auditieve overeenstemming tussen merk en teken aanmerkelijk.
(2) De beeldmerken van JAN en het logo van [gedaagde] stemmen nauwelijks overeen. JAN heeft zich in dit verband beroepen op de kenmerkende kleur oranje van haar beeldmerken, maar die kleur is in het logo van [gedaagde] ondergeschikt.
(3) Ook de mate waarin partijen dezelfde diensten aanbieden is slechts zeer beperkt. JAN biedt ondernemers tal van betaalde diensten aan, waaronder fiscale diensten; [gedaagde] biedt particulieren slechts één gratis dienst aan, welke dienst is beperkt tot het geven van informatie over bepaalde aftrekposten in het kader van de inkomstenbelasting.
(4) Gevaar voor verwarring is niet door JAN (aan de hand van concrete voorbeelden) aannemelijk gemaakt. Dit gevaar zal hoe dan ook zeer beperkt zijn, gezien de verschillende werkwijze van partijen en gezien de verschillende doelgroepen. JAN is een onderneming die haar cliënten (ondernemers) op traditionele wijze bedient, waarbij de nadruk ligt op persoonlijk advies en contact in de ‘fysieke wereld’. Jan de Belastingman is een
chatbot(dus niet persoonlijk en alleen actief op het internet) die zich richt op mindervermogende particulieren.
(5) Niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] met zijn handelsnaam of domeinnaam voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk JAN . Niet aannemelijk is dat het in aanmerking komende publiek veronderstelt dat sprake is van een commerciële band of andere relatie tussen JAN en [gedaagde] . Evenmin is in dit kort geding aangetoond of aannemelijk geworden dat [gedaagde] zou profiteren van de inspanningen van JAN en/of dat het merk JAN zou verwateren door gebruik van het teken Jan de Belastingman .
4.4.
Ingevolge artikel 5 van de Handelsnaamwet is het verboden een handelsnaam te voeren, die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard der beide ondernemingen en de plaats waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
4.5.
Ook hier geldt, onder verwijzing naar 4.3 van dit vonnis, dat geen
verwarring te duchten is, gezien de beperkte overeenkomsten in de handelsnamen en gezien de verschillen in de aard en werkwijze van de ondernemingen.
4.6.
In dit kort geding luidt de slotsom dat er onvoldoende aanleiding is om de vorderingen toe te wijzen. JAN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 83,- aan griffierecht en € 50,- aan andere kosten zoals bedoeld in artikel 1019h Rv.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt JAN in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 133,-,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MV