ECLI:NL:RBAMS:2020:3757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
30 juli 2020
Zaaknummer
C/13/684813
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in een jeugdzaak met zorgen over de ontwikkeling en communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een jeugdzaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2005. De Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en Jeugdbescherming Regio Amsterdam aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door de problematische scheiding van de ouders en de communicatieproblemen tussen hen. De minderjarige verblijft sinds januari 2020 bij zijn moeder, terwijl het ouderlijk gezag gezamenlijk door beide ouders wordt uitgeoefend. De Raad heeft zorgen geuit over de impact van de problemen tussen de ouders op de minderjarige, die zich ook op school uiten. De ouders hebben verschillende opvoedstijlen en communiceren niet goed, wat leidt tot onrust en onzekerheid voor de minderjarige.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan en heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden opgelegd. Gedurende deze periode zal Jeugdbescherming Regio Amsterdam onderzoeken hoe de ontwikkelingsbedreiging kan worden weggenomen en zal er gewerkt worden aan stabiliteit en structuur voor de minderjarige. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Jeugd
Zaaknummer: C/13/684813 / JE RK 20-481
Datum uitspraak: 25 juni 2020

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM,

regio Amsterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te: [woonplaats] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te: [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan: de minderjarige en de ouders
De kinderrechter merkt als informant aan: Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van 3 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 3 juni 2020;
- de schriftelijke reactie van de vader op het verzoek.
Op 25 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] ;
- de moeder;
- de vader;
- mevrouw [medewerkster de Raad] , namens de Raad;
- de heer [medewerker JBRA] , namens JBRA.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Hoewel de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij zijn vader bepaald, verblijft hij sinds januari 2020 bij zijn moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad heeft gepersisteerd bij het verzoek. Er bestaan zorgen over [minderjarige] omdat hij al langere tijd wordt belast met de problemen tussen zijn ouders. Dit wordt ook op school gezien, omdat hij zich daar lijkt af te reageren. De dynamiek tussen de ouders op zitting laat zien dat [minderjarige] echt klem zit.
JBRA sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. In het belang van [minderjarige] zal moeten worden geprobeerd om – het eerder gestagneerde -
Ouderschap Blijftweer op te starten.
De moeder vindt een ondertoezichtstelling maar niets. Zij heeft door eerdere ervaringen uit het verleden weinig vertrouwen in JBRA. Zij wil graag met vader praten over de zorg voor [minderjarige] , maar de vader negeert haar.
De vader is van mening dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat JBRA werkt vanuit een tunnelvisie. Hij denkt dat de bemoeienis van JBRA voor meer stress en spanning zal zorgen, ook tussen hem en de moeder. Eerdere bemiddeling tussen de ouders is op niets uitgelopen omdat de moeder een verdeling van de zorg wilde van 50% en vader niet. De moeder verheft in de communicatie haar stem en maakt verwijten. Hij heeft een kort geding aangespannen in verband met de omgang, dat komende woensdag zal dienen.
[minderjarige] heeft gezegd dat zijn ouders vaak botsen en verschillend kijken naar dingen. Hij heeft niemand om daar over te praten. Hij wil graag bij zijn moeder blijven omdat het daar fijn is. Zijn vader ziet hij een paar keer per week.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Gebleken is dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. Het ontbreekt hem aan stabiliteit en duidelijkheid over waar hij kan en mag opgroeien. De ouders hebben een problematische scheiding gehad en [minderjarige] ondervindt daarvan nog steeds last. De ouders communiceren niet (goed), hebben een enorm verschil in opvoedstijl en belasten [minderjarige] . De school ziet ook dat [minderjarige] daar mee worstelt. Ten tijde van het raadsonderzoek bleek dat [minderjarige] clownesk gedrag laat zien op school, zijn cijfers omlaag zijn gegaan en zijn concentratie is verslechterd. Van belang is dat JBRA gedurende de ondertoezichtstelling gaat onderzoeken hoe de ontwikkelingsbedreiging kan worden weggenomen.
Gelet op de complexiteit van de langdurige problematiek tussen de ouders zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Tijdens deze periode kan worden gewerkt aan de doelen, zoals in het verzoek van de Raad genoemd:
- [minderjarige] groeit op in een omgeving met stabiliteit en structuur;
- [minderjarige] heeft duidelijkheid over waar/bij wie hij wanneer verblijft;
-er is meer zicht op ouders opvoeders handelen en in hoeverre zij daarin één lijn trekken;
-ouders communiceren met elkaar;
-ouders stellen zich open richting hulpverlening en geven inzicht in de thuissituatie indien nodig;
-vader volgt opvoedondersteuning ten behoeve van het verbeteren van de communicatie tussen hem en [minderjarige] en vader leert op welke manier hij kan aansluiten bij [minderjarige] ;
- [minderjarige] en vader hebben prettig contact;
- [minderjarige] ontvangt ondersteuning ten behoeve van het volgen van onderwijs;
-het is voor [minderjarige] , ouders en school duidelijk welke factoren een rol spelen in het ontstaan van het onrustige gedrag van [minderjarige] op school.
De kinderrechter begrijpt dat woensdag 1 juli 2020 om 9:30 uur een kort geding zal dienen waarbij de vader verzoekt om nakoming van de afspraken in het eerder gemaakte ouderschapsplan. Omwille van de informatievoorziening en in belang van [minderjarige] , zal de kinderrechter ambtshalve een afschrift van deze beschikking aan de rechter in kort geding doen toekomen.

De beslissing

De kinderrechter:
- stelt [minderjarige] onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van
25 juni 2020 tot
25 juni 2021;
- draagt de griffier op om een afschrift van deze beschikking te verstrekken aan de rechter in kort geding;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020 door mr. H.P.E. Has, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 juni 2020
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.