ECLI:NL:RBAMS:2020:3932
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van zes objecten door vennootschap ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een vennootschap tegen de vastgestelde WOZ-waarden van zes woningen voor het kalenderjaar 2017. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had op 22 januari 2019 de WOZ-waarden vastgesteld, waarna het bezwaar van de vennootschap op 16 februari 2018 ongegrond werd verklaard. De vennootschap heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank de zaak op 15 januari 2020 en opnieuw op 29 juni 2020 heeft behandeld. Tijdens de zittingen zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden en zijn taxatierapporten ingediend ter onderbouwing van hun standpunten.
De rechtbank heeft de ingediende taxatierapporten van de vennootschap beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende zijn om de waarderingen van de heffingsambtenaar te betwisten. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woningen aannemelijk heeft gemaakt door te verwijzen naar verkooptransacties van vergelijkbare woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woningen van de vennootschap, die als huurwoningen worden aangemerkt, matig zijn onderhouden en dat de vennootschap niet voldoende feitelijke informatie heeft over het onderhoud en de kwaliteit van de woningen kan overleggen.
De rechtbank heeft het beroep van de vennootschap ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De vennootschap heeft op de zitting aangegeven geen aanspraak te maken op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van haar bezwaar en beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.