ECLI:NL:RBAMS:2020:3932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
AMS 18/2405
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van zes objecten door vennootschap ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een vennootschap tegen de vastgestelde WOZ-waarden van zes woningen voor het kalenderjaar 2017. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had op 22 januari 2019 de WOZ-waarden vastgesteld, waarna het bezwaar van de vennootschap op 16 februari 2018 ongegrond werd verklaard. De vennootschap heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank de zaak op 15 januari 2020 en opnieuw op 29 juni 2020 heeft behandeld. Tijdens de zittingen zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden en zijn taxatierapporten ingediend ter onderbouwing van hun standpunten.

De rechtbank heeft de ingediende taxatierapporten van de vennootschap beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende zijn om de waarderingen van de heffingsambtenaar te betwisten. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van de woningen aannemelijk heeft gemaakt door te verwijzen naar verkooptransacties van vergelijkbare woningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woningen van de vennootschap, die als huurwoningen worden aangemerkt, matig zijn onderhouden en dat de vennootschap niet voldoende feitelijke informatie heeft over het onderhoud en de kwaliteit van de woningen kan overleggen.

De rechtbank heeft het beroep van de vennootschap ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor vergoeding van proceskosten of griffierecht. De vennootschap heeft op de zitting aangegeven geen aanspraak te maken op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van haar bezwaar en beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/2405

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] [eiseres 2] en [eiseres 3] te [vestigingsplaats] , eiseres(gemachtigde: [naam] ),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

Procesverloop

Op 22 januari 2019 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet woz) de waarde van de hierna genoemde woningen van de vennootschap voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld.
Op 16 februari 2018 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van de vennootschap ongegrond verklaard.
De vennootschap heeft daartegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 januari 2020. De vennootschap heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] . De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [naam] , vergezeld door de taxateur [naam] . De rechtbank heeft het onderzoek geschorst.
De rechtbank heeft het onderzoek hervat op de zitting van 29 juni 2020. De vennootschap heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] . De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van [naam] , vergezeld door de taxateur [naam] .

Overwegingen

1. De adressen van de woningen van de vennootschap, de daaraan toegekende woz-waarden en de door de vennootschap verdedigde waarden zijn als volgt. Beide partijen hebben ter onderbouwing van hun standpunt taxatierapporten ingediend. De vennootschap wijst erop dat haar woningen huurwoningen zijn, die matig zijn onderhouden en een matige kwaliteit hebben. Daarnaast vindt de vennootschap dat de woningen op [adres 1] een gelijke woz-waarde moeten hebben omdat ze identiek zijn.
adres
woz-waarde
standpunt vennootschap
[adres 2]
€ 264.500
€ 225.000
[adres 3]
€ 251.500
€ 225.000
[adres 4]
€ 260.500
€ 225.000
[adres 5]
€ 282.500
€ 257.000
[adres 6]
€ 260.500
€ 220.000
[adres 7]
€ 272.500
€ 243.000
2. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de woningen niet te hoog heeft vastgesteld. Hiervoor heeft hij in beroep verwezen naar verkooptransacties van vergelijkbare woningen binnen een jaar voor of na de waardepeildatum.
3. De rechtbank oordeelt dat deze vergelijkingsobjecten goed bruikbaar zijn om de waardering van de woningen van de vennootschap op te baseren. Het gaat steeds om woningen van een verdieping in dezelfde straat, met ongeveer dezelfde oppervlakte en ongeveer hetzelfde bouwjaar. Voor de [adres 8] heeft de heffingsambtenaar daarnaast vergeleken met twee woningen in de nabij gelegen [adres 9] , en ook deze vindt de rechtbank goed vergelijkbaar. De door de heffingsambtenaar getoonde cijfers onderbouwen de aan de woningen van de vennootschap toegekende woz-waarden.
4. De rechtbank oordeelt dat de door de vennootschap overgelegde taxatierapporten onvoldoende zijn om twijfel te wekken aan de waarderingen door de heffingsambtenaar. Deze zijn eveneens gebaseerd op verkooptransacties in dezelfde straten, maar uit niets blijkt dat ze een betere weergave van de marktwaarde zouden vormen. Anders dan de heffingsambtenaar wil de vennootschap bovendien de waardering van de benedenwoning op [adres 5] baseren op transactieprijzen van bovenwoningen.
5. Wel heeft de vennootschap voor de [adres 8] gewezen op twee woningverkopen in hetzelfde pand als de woning van de vennootschap. De woningen zijn even groot en zeer goed vergelijkbaar. Deze twee transactieprijzen wijken na indexatie echter nauwelijks af van de waardering door de heffingsambtenaar.
6. De rechtbank verwerpt de stelling van de vennootschap dat haar woningen matig zijn onderhouden en een matige kwaliteit hebben. Deze stelling is alleen gebaseerd op het feit dat dit huurwoningen zijn. De vennootschap heeft de woningen niet van binnen opgenomen en heeft geen feitelijke informatie over onderhoud en kwaliteit over kunnen leggen. Zij baseert zich alleen op een ongemotiveerde betwisting van de gegevens van de heffingsambtenaar. Omdat de vennootschap zelf eigenaar is van de woningen vindt de rechtbank dat te weinig.
7. De rechtbank verwerpt ten slotte het beroep op het gelijkheidsbeginsel voor de woningen op [adres 1] . Daarvoor is nodig dat de vennootschap aannemelijk maakt dat de onderlinge verschillen tussen de woningen verwaarloosbaar zijn. De heffingsambtenaar heeft gezegd dat de staat van onderhoud verschilt. De vennootschap heeft geen feitelijke informatie kunnen geven die tot een andere conclusie leidt.
8. De andere klachten die de vennootschap naar voren heeft gebracht leiden niet tot een wezenlijk verschil in waardering.
9. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Er is geen reden voor een vergoeding van proceskosten of van het griffierecht.
10. De vennootschap heeft op de zitting gezegd dat zij geen aanspraak maakt op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van haar bezwaar en beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?