ECLI:NL:RBAMS:2020:399

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
13/247013-19 (+ gevoegde zaken)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte wegens meerdere diefstallen en overlastgevende feiten

Op 23 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en overlastgevende feiten. De rechtbank heeft de verdachte een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, met een tussentijds toetsmoment. De zaak is op tegenspraak behandeld en de rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen bij verschillende winkels, waaronder Etos en Kruidvat, en heeft zich ook schuldig gemaakt aan belediging van ambtenaren tijdens hun werkzaamheden.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, gevolgd en heeft geoordeeld dat de bewezen feiten strafbaar zijn. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen in overweging genomen en heeft vastgesteld dat de verdachte, vaak onder invloed van alcohol, zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van strafbare feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat de verdachte al jarenlang kampt met een alcoholverslaving, wat bijdraagt aan zijn delictgedrag.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen alternatieven zijn voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, gezien de ernst van de feiten en het recidivepatroon van de verdachte. De rechtbank heeft de maatregel opgelegd om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en om de verdachte de kans te geven om zijn verslavingsproblematiek aan te pakken. De beslissing is genomen met inachtneming van de wettelijke voorschriften en de noodzaak van behandeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Promis
Parketnummers: 13/247013-19 (zaak A), 13-022648-19 (TUL)
13/133482-18 (zaak B)
13/226695-19 (zaak C)
13/296562-19 (zaak D)
13/147595-19 (zaak E), 13-058813-19 (TUL)
13/185597-19 (zaak F)
13/203321-19 (zaak G)
Datum uitspraak: 23 januari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 januari 2020.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaken A, B, C, D, E, F en G aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.I. L'Ghdas naar voren hebben gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A (13/247013-19)
Diefstal van Bacardi Cola en wijn bij Kiosk op [adres Kiosk] op 14 oktober 2019;
Zaak B (13/133482-18)
Opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel in Amsterdam op 9 juli 2018;
Zaak C (13/226695-19)
Lokaalvredebreuk bij Albert Heijn in Amsterdam op 20 september 2019;
Zaak D (13/296562-19)
- primair: diefstal van parfum en lipglosses bij Etos in Lunteren op 11 december 2019;
- subsidiair: poging diefstal van parfum en lipglosses;
Zaak E (13/147595-19)
- feit 1: poging tot oplichting van Kruidvat in Amsterdam op 20 juni 2019;
- feit 2: diefstal van tandpasta bij Kruidvat in Amsterdam op 20 juni 2019;
Zaak F (13/185597-19)
Belediging van twee verbalisanten in Amsterdam op 2 augustus 2019;
Zaak G (13/203321-19)
Diefstal van bier bij Albert Heijn in Amsterdam op 22 augustus 2019.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen staat in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht. Deze tekst geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de zaken A, B, C, E, F en G heeft zij onder meer verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van zaak D heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte heeft verklaard dat hij de parfum en lipglosses in zijn zak had en er op weg naar de kassa achter kwam dat hij de producten niet kon betalen. Uit de aangifte blijkt echter dat de goederen al in zijn jaszak zaten op het moment dat verdachte bij de geuren stond. Hij heeft dus als heer en meester over de spullen beschikt, zodat ook dit feit bewezen kan worden verklaard.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de zaken A, B, C, E, F en G bewezen kunnen worden op basis van de bekennende verklaring die verdachte op de zitting heeft afgelegd en de overige in bijlage II genoemde bewijsmiddelen.
Met betrekking tot zaak D overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal van aangifte van de vervangend bedrijfsleidster blijkt dat zij op 11 december 2019 werkzaam was bij de Etos in Lunteren, toen zij een man ter hoogte van de geuren zag staan. Zij zag in zijn jaszak een goudkleurig product zitten dat zij direct herkende als een geur; ‘Lady Million’ van Paco Rabanne. Nadat zij de man had gezegd zijn andere zakken leeg te halen, bleek dat hij nog twee lipglosses van het merk Essence in zijn zak had zitten.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte ook de in zaak D ten laste gelegde diefstal van parfum en lipglosses heeft gepleegd. Zij baseert haar oordeel op de verklaring van aangeefster en de verklaring van verdachte dat hij op de pleegdatum inderdaad in de Etos in Lunteren was en daar parfum en twee lipglosses in zijn zakken heeft gedaan.
De verklaring van verdachte, dat hij van plan was om de goederen af te rekenen maar er pas op weg naar de kassa achter kwam dat hij niet voldoende geld bij zich had, acht de rechtbank niet aannemelijk. Bovendien geldt dat al sprake was van een voltooide diefstal op het moment dat verdachte de parfum en de lipglosses in zijn zakken deed, waarmee deze producten aan de beschikkingsmacht van de winkel werden onttrokken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Zaak A (13/247013-19)
op 14 oktober 2019 te Amsterdam, een blik Bacardi Cola en een petfles wijn, toebehorende aan Kiosk aan [adres Kiosk] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak B (13/133482-18)
op 9 juli 2018 te 2:35 uur te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende – zakelijk weergegeven – om zich uit het overlastgebied 2 Oost te verwijderen en zich daar gedurende 24 uur niet meer te bevinden.
Zaak C (13/226695-19)
op 20 september 2019 te Amsterdam, in het besloten lokaal [adres Albert Heijn] bij een filiaal van winkelbedrijf Albert Heijn, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 8 september 2019 schriftelijk de toegang tot de winkel van Albert Heijn ontzegd voor de duur van 1 jaar.
Zaak D (13/296562-19)
op 11 december 2019 te Lunteren, gemeente Ede, een flesje parfum van het merk Paco Rabanne, type Lady Million en lipglosses van het merk Essence, toebehorende aan de Etos aan [adres Etos] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak E (13/147595-19)
1.op 20 juni 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, Kruidvat te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten het geven van geld, met een gevonden bon Kruidvat is ingegaan en daar de goederen heeft gepakt die op de bon stonden en bij de kassa de bon heeft ingeleverd en heeft gezegd dat hij de goederen wilde retourneren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.op 20 juni 2019 te Amsterdam tubes tandpasta, toebehorende aan Kruidvat, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Zaak F (13/185597-19)
op 2 augustus 2019 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [naam 1] en [naam 2] , gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: “hi niggers, jullie maken mij toch niks” en “ik heb schijt aan jullie” en “jullie zijn racisten” en “focking dikke bitch, kanker bitch, ik heb schijt aan jullie”, en door zijn tong naar deze [naam 2] uit te steken.
Zaak G ( 3/203321-19)
op 22 augustus 2019 te Amsterdam blikken bier, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke ISD-maatregel passend is, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich laat opnemen in een kliniek met een beveiligingsniveau gelijk aan dat van de [instelling] . Vanwege het lagere beveiligingsniveau in kliniek [instelling 2] – waar verdachte heeft verbleven – heeft hij een terugval gehad.
Subsidiair, in het geval de rechtbank een onvoorwaardelijke ISD-maatregel passend acht, heeft de raadsman verzocht om de duur van de maatregel te beperken tot één jaar – met aftrek van voorarrest – en om in het vonnis een tussentijdse toets te bepalen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zo snel mogelijk naar een kliniek wil om behandeld te worden. Hij is gemotiveerd om van zijn alcoholverslaving af te komen, maar wil liever niet dat aan hem een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en van de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte – zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft zich – meestal onder invloed van alcohol – schuldig gemaakt aan verschillende overlastgevende feiten, waaronder meerdere winkeldiefstallen. Hij heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij door zijn handelen heeft veroorzaakt. Dit is verdachte aan te rekenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Inforsa van 23 december 2019, opgemaakt door K. van der Heijden. Uit dit advies blijkt dat bij verdachte al jarenlang sprake is van een alcoholverslaving. Deze verslaving lijkt de belangrijkste crimogene factor te zijn en ten grondslag te liggen aan allerlei sociaal-maatschappelijke problemen. Verdachte heeft een ambivalente houding ten aanzien van begeleiding en behandeling. Hij kan enig inzicht tonen in zijn problematiek en zich tijdelijk meewerkend opstellen, maar aangeboden trajecten zijn vaak stroef verlopen omdat verdachte afspraken matig nakomt, zich zorgmijdend opstelt en niet altijd gemotiveerd is voor de geïndiceerde zorg. Eerdere reclasseringstoezichten zijn vaak vroegtijdig en negatief beëindigd. Ook zeer recent, in december 2019, is een opname in verslavingskliniek [instelling 2] voortijdig beëindigd vanwege terugval in alcoholgebruik en delictgedrag. Volgens de reclassering speelt persoonlijkheidsproblematiek waarschijnlijk een rol bij het mislukken van diverse trajecten. Verder diagnostisch onderzoek is geïndiceerd om vast te stellen dan wel uit te sluiten dat er, naast verslavingsproblematiek, nog andere psychische problemen zijn die een rol spelen bij het persisteren in het verslavings- en delictgedrag. Het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert de rechtbank om, in het geval van een veroordeling, aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen de ISD-maatregel kan diagnostiek plaatsvinden en kan opnieuw worden gezocht naar het meest optimale behandeltraject. De reclassering denkt hierbij voor de extramurale fase aan een klinische opname in de Forensische Verslavingskliniek [instelling] te [plaats] , of een gelijkwaardig geïndiceerde forensische kliniek. Het moet in elk geval een kliniek zijn met een hoog beveiligingsniveau, met de mogelijkheid om ook behandeling te bieden voor persoonlijkheidsproblematiek en een uitstroomtraject. Gezien de problematiek moet er volgens de reclassering rekening mee gehouden worden dat verdachte zich opnieuw aan behandelafspraken zal onttrekken.
De rechtbank heeft mevrouw P.M. van Doleweerd op de zitting als deskundige gehoord. Zij heeft het advies om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, bevestigd. Ook heeft zij uitgelegd dat een voordeel van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is dat verdachte bij een eventuele terugval direct kan worden teruggeplaatst in de ISD-instelling.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 december 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde periode meer dan drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Uit het voormelde Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt ook dat is voldaan aan de eisen die de ‘Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt, te weten: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien de ernst en het aantal van door verdachte begane soortgelijke feiten.
Met de reclassering en de officier van justitie ziet de rechtbank geen alternatieven voor een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Het plegen van strafbare feiten door verdachte lijkt in sterke mate samen te hangen met zijn alcoholverslaving. Uit het voorgaande volgt dat het recidivepatroon van verdachte hardnekkig is en dat eerdere hulpverleningstrajecten niet hebben voorkomen dat verdachte zich wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij zeer gemotiveerd is om van zijn alcoholverslaving af te komen, maar dat heeft hij ook verklaard voordat hij – in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 13/247013-19 – op 4 november 2019 in verslavingskliniek [instelling 2] werd opgenomen. Verdachte heeft die kliniek vervolgens voortijdig verlaten en heeft op 11 december 2019 opnieuw een winkeldiefstal gepleegd. De rechtbank acht daarom een verplicht en gedwongen kader aangewezen en noodzakelijk om de hardnekkige verslavingsproblematiek van de verdachte te kunnen behandelen en daarmee het plegen van strafbare feiten te beëindigen.
Het is van belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De maatschappij dient optimaal te worden beschermd, de recidive van verdachte moet worden beëindigd en er moet worden bijgedragen aan een oplossing voor de problematiek die bij verdachte speelt. Daarom zal de rechtbank de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen, zonder aftrek van voorarrest.
Wel ziet de rechtbank, met de raadsman, aanleiding om zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. Met een tussentijdse toetsing kan onder meer de voortvarendheid van de diagnostiek in de gaten worden gehouden.

8.Afwijzing vorderingen tot tenuitvoerlegging

De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 13/022648-19 en 13/058813-19 afwijzen omdat verdachte de ISD-maatregel opgelegd krijgt. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen zou een snelle start in de weg staan en is daarom niet opportuun.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 45, 56, 57, 138, 184, 266, 267, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
diefstal.
Zaak B:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan namens een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Zaak C:
het in een besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Zaak D:
diefstal.
Zaak E:
de voortgezette handeling van diefstal en poging tot oplichting.
Zaak F:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Zaak G:
diefstal.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie 6 (zes) maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/022648-19.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/058813-19.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2020.