ECLI:NL:RBAMS:2020:4005

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
14 augustus 2020
Zaaknummer
8365697 / CV EXPL 20-3987
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van samenwerkingsovereenkomst tussen Vixy B.V. en Cinemember B.V.

In deze zaak vorderde Vixy B.V. betaling van een factuur van € 15.000,00 van Cinemember B.V. in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de ontwikkeling van een online platform. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Cinemember de factuur niet had betaald, ondanks eerdere betalingen voor andere termijnen. Vixy stelde dat de verplichting tot betaling opeisbaar was geworden bij de oplevering van het platform, wat volgens Vixy begin april 2018 had plaatsgevonden. Cinemember betwistte de oplevering en voerde aan dat er tekortkomingen waren in het platform. De kantonrechter oordeelde dat de verplichting tot betaling wel degelijk bestond en dat de vordering van Vixy dus gerechtvaardigd was. Beroepen op dwaling, bedrog en redelijkheid en billijkheid door Cinemember werden verworpen, evenals het beroep op opschorting. De kantonrechter veroordeelde Cinemember tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 8365697 / CV EXPL 20-3987
Uitspraak: 21 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Vixy B.V.,
gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
Cinemember B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.J. Bos.
Partijen worden hierna aangeduid als Vixy en Cinemember.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 29 mei 2020, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen.
1.2. Op 24 juli 2020 heeft de bijeenkomst van partijen plaatsgevonden. Namens Vixy is verschenen [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ), [functie] , tezamen met mr. E. de Lange, gemachtigde. Namens Cinemember is verschenen [werknemer gedaagde] (hierna: [werknemer gedaagde] ), [functie] , tezamen met de gemachtigde.
1.3. De kantonrechter heeft beslist dat van de op 14 juli 2020 door Vixy toegezonden akte overlegging aanvullende producties (11 t/m 17) uitsluitend de producties 11 en 15, zonder de daarop gegeven toelichting in de akte, aan het dossier worden toegevoegd. De overige producties en de toelichting in de akte zijn geweigerd in verband met strijd met de goede procesorde.
1.4. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De zittingsaantekeningen van de bijeenkomst van partijen zijn in het dossier gevoegd. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
2.2.
Vixy is een videosoftware bedrijf. Zij biedt een online platform aan waarmee uitgevers en eigenaren van videocontent op een professionele manier video kunnen beheren, publiceren en analyseren.
2.3.
Cinemember biedt een
video on demanddienst aan die zich richt op arthouse films.
2.4.
Op 5 juli 2017 zijn Vixy, Cinemember en People’s Playground B.V. (hierna: People’s Playground) een overeenkomst aangegaan voor de realisatie van een online platform voor Cinemember inclusief hosting en streaming (hierna: de overeenkomst). Peoples’s Playground is een samenwerkingspartner van Vixy en zij zou ook een deel van de werkzaamheden uitvoeren.
2.5.
In de overeenkomst is onder het kopje ‘Functionaliteiten’ een lijst met functionaliteiten van het te ontwikkelen platform opgenomen (hierna: de features).
2.6.
In de overeenkomst is op respectievelijk de tweede pagina onder ‘1a Tarieven’ en op de achtste pagina onder ‘5 Leveringsvoorwaarden’ opgenomen, voor zover van belang:
“Setup fee
■ Setup Cinemember Video Platform
Setup backend en design & development frontend (Web │ iOs & Android) € 95.000,-”
en
“Facturatie (…)
Setupkosten (€ 90.000) worden gefactureerd in 4 termijnen:
€ 35.000 bij aanvang, € 30.000 halverwege september 2017, € 15.000 half oktober 2017, € 15.000 bij oplevering.”
2.7.
Cinemember heeft de aan haar gefactureerde eerste en tweede termijn betaald aan Vixy op respectievelijk 15 september 2017 en 13 november 2017.
2.8.
Vixy heeft op 31 oktober 2017 een factuur voor de derde termijn ten bedrage van € 15.000,00 (exclusief BTW) verzonden aan Cinemember. Cinemember heeft deze factuur niet betaald.
2.9.
Halverwege januari 2018 hebben Vixy en Cinemember afgesproken dat Vixy uit de samenwerking zou stappen en dat People’s Playground de realisatie van het platform geheel op zich zou nemen.
2.10.
Per e-mail van 16 januari 2018 heeft People’s Playground aan [werknemer gedaagde] en [betrokkene] het volgende geschreven, voor zover van belang:
“- PP [People’s Playground, toevoeging kantonrechter] start vandaag met het oppakken van de eerste development taken.
- Ter aanvulling op het bestaanden contract stuurt [werknemer gedaagde] , toevoeging kantonrechter] een voorstel waarin de besproken contractuele wijzigingen staan vermeld, Belangrijk is dat vermeld wordt dat zowel Vixy als Cinemember geen verplichtingen meer naar elkaar toe hebben.
- [betrokkene] , toevoeging kantonrechter] stuurt de gemaakte meta data sheet, art work files, afspraken aanlevering video OD media en andere relevante input naar [medewerkers] [People’s Playground, toevoeging kantonrechter].
- PP stuurt 1 februari een factuur naar Cinemember waarin het laatste deel van de setup fee is opgenomen.”
2.11.
[werknemer gedaagde] heeft een concept-beëindigingsovereenkomst opgesteld, waarin was opgenomen, voor zover relevant:
“Zoals mondeling besproken en overeengekomen zal de overeenkomst tussen Vixy, People’s Playground en CineMember volledig worden over genomen door People’s Playground en hebben Vixy en CineMember onderling geen verplichtingen meer naar elkaar.
Over de reeds betaalde bedragen aan Vixy door Cinemember voor de verrichte werkzaamheden hebben Vixy en People’s Playground onderling afspraken gemaakt.
Voor de faktuur van Vixy betreffende de derde termijn van de set up kosten ad € 15.000,- excl. BTW ontvangen wij graag een credit nota.”
2.12.
[werknemer gedaagde] heeft de concept-beëindigingsovereenkomst op 6 februari 2018 per e-mail aan [betrokkene] verstuurd. [betrokkene] heeft hierop telefonisch contact opgenomen met [werknemer gedaagde] en aangegeven dat Cinemember de factuur voor de derde termijn nog aan Vixy diende te betalen. Vervolgens heeft [werknemer gedaagde] een aangepaste beëindigingsovereenkomst aan [betrokkene] gestuurd. Daarin is de zinsnede “Voor de faktuur van Vixy betreffende de derde termijn van de set up kosten ad € 15.000,- excl. BTW ontvangen wij graag een credit nota” verwijderd. [werknemer gedaagde] en [betrokkene] hebben de aangepaste versie van de beëindigingsovereenkomst beiden ondertekend.
2.13.
Per e-mail van 3 april 2018 heeft Vixy de factuur voor de derde termijn wederom aan Cinemember verstuurd met het verzoek om te betalen. Cinemember heeft niet betaald.
2.14.
Begin april 2018 is het Cinemember videoplatform gelanceerd.
2.15.
Cinemember heeft de factuur voor de vierde termijn betaald aan People’s Playground.
2.16.
Bij brief van 7 juni 2019 heeft de gemachtigde van Vixy Cinemember gesommeerd de factuur van de derde termijn te betalen. Betaling heeft ook hierna niet plaatsgevonden.

3.Vordering en verweer

3.1.
Vixy vordert - kort samengevat - dat Cinemember, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 15.000,00 (exclusief BTW) aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vanaf 3 mei 2018, althans met ingang van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
b. € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 7 juni 2019, althans met ingang van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
c. de proces- en nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Vixy stelt - kort weergegeven - dat Cinemember uit hoofde van de overeenkomst van 5 juli 2017 en de in het kader van de beëindiging van de samenwerking gemaakte afspraken verplicht is de factuur van de derde termijn aan Vixy te betalen.
3.3.
Cinemember voert verweer tegen de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
De kantonrechter ziet zich gesteld voor de vraag of Cinemember jegens Vixy een betalingsverplichting heeft en zo ja, of deze verplichting opeisbaar is geworden.
4.2.
Cinemember heeft aanvankelijk het verweer gevoerd dat zij geen betalingsverplichting jegens Vixy meer heeft, omdat People’s Playground alle rechten en verplichtingen van Vixy heeft overgenomen. Op de zitting heeft [werknemer gedaagde] echter bevestigd dat bij de beëindiging mondeling óók is besproken dat Cinemember de derde termijn alsnog aan Vixy zou betalen. De reden dat Cinemember aanvankelijk creditering van de factuur voor de derde termijn van Vixy had gevraagd, was dat Cinemember deze factuur zowel van Vixy als van People’s Playground had ontvangen. Besproken is toen dat de door People’s Playground gestuurde factuur voor de derde termijn zou worden gecrediteerd (hetgeen ook is gebeurd) en dat Cinemember de derde termijn nog aan Vixy zou betalen. Hiermee staat vast dat Cinemember zich heeft verplicht om de betreffende factuur alsnog aan Vixy te betalen.
4.3.
Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de verplichting tot betaling van de factuur voor de derde termijn opeisbaar wordt bij het opleveren van het platform aan Cinemember. Volgens Vixy is het platform begin april 2018 door People’s Playground aan Cinemember opgeleverd. Cinemember betwist dat er is opgeleverd, aangezien er volgens haar tot op heden nog steeds missende features zijn.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat partijen niet uitdrukkelijk hebben afgesproken wat onder oplevering van het videoplatform moet worden verstaan. Vastgesteld kan worden dat het videoplatform begin april 2018 aan Cinemember ter beschikking is gesteld, door haar in gebruik is genomen en toen ook is gelanceerd voor het publiek. Cinemember heeft erkend dat het platform op dat moment exploitabel was. Een redelijke uitleg brengt daarom naar het oordeel van de kantonrechter mee dat het platform begin april is opgeleverd. Dat er volgens Cinemember nog steeds bepaalde features ontbreken en dat er daardoor mogelijk sprake is van tekortkomingen, neemt niet weg dat het platform als zodanig is opgeleverd. Dit betekent dat de vordering van Vixy op Cinemember tot betaling van de factuur van de derde termijn dan ook opeisbaar is.
4.5.
Meer subsidiair heeft Cinemember een beroep gedaan op dwaling (artikel 6:228 BW), bedrog (artikel 3:44 lid 3 BW) en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). Cinemember heeft ter onderbouwing hiervan aangevoerd dat zij de beëindigingsovereenkomst heeft gesloten, omdat haar is voorgehouden dat People’s Playground bij het overnemen van de opdracht zou voortbouwen op door Vixy ontwikkelde features en software. Cinemember kwam er daarentegen later achter dat People’s Playground het platform geheel vanaf scratch heeft moeten opbouwen en niet kon voortborduren op een halffabricaat van Vixy. Ook stelt Cinemember inmiddels bekend te zijn geraakt met de financiële afspraken tussen Vixy en People’s Playground. Als Cinemember had geweten dat People’s Playground het platform toch helemaal opnieuw moest opzetten en dat Vixy € 45.000,- zou ontvangen zonder dat zij werk heeft verricht dat daartoe in verhouding staat, dan had Cinemember de beëindigingsovereenkomst nooit ondertekend. Vixy heeft deze feiten opzettelijk verzwegen, althans niet medegedeeld aan Cinemember, aldus Cinemember. Cinemember verzoekt de kantonrechter niet de vernietiging uit te spreken, maar de gevolgen van de beëindigingsovereenkomst te wijzigen, in die zin dat het nadeel van Cinemember (het moeten betalen van € 15.000,-) wordt opgeheven.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van Cinemember op dwaling en bedrog niet slaagt. Duidelijk is dat Vixy na de beëindiging van de samenwerking met Cinemember bepaalde gegevens aan People’s Playground zou verstrekken, maar niet gebleken is dat aan Cinemember ook is voorgehouden dat People’s Playground zou voortbouwen op door Vixy ontwikkelde features en software. Cinemember heeft haar stelling op dit punt onvoldoende geconcretiseerd. De enkele toelichting “dat die indruk is gewekt” is in dit verband onvoldoende. Voor de stelling van Cinemember op dit punt is ook geen steun te vinden in de beëindigingsovereenkomst of andere stukken in het dossier.
Verder geldt dat de inhoud van de onderlinge financiële afspraken tussen Vixy en People’s Playground Cinemember niet aangaat en dat de inhoud van die afspraken op zichzelf beschouwd niet een omstandigheid is waarvan Vixy verplicht was om daar voorafgaand aan het sluiten van de beëindigingsovereenkomst aan Cinemember mededeling over te doen. Dat (al dan niet opzettelijk) onjuiste mededelingen zijn gedaan of relevante informatie is verzwegen, is zodoende niet komen vast te staan.
4.7.
Gelet op het hiervoor onder r.o. 4.6 gegeven oordeel en gegeven de hoge eisen die aan een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW worden gesteld, kan evenmin worden gezegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Vixy nakoming van de betalingsverplichting vordert van Cinemember.
4.8.
Meest subsidiair heeft Cinemember tot slot een beroep gedaan op opschorting. Cinemember voert aan dat zij pas verplicht is tot betaling als het platform conform de overeenkomst, met inbegrip van alle overeengekomen features, wordt opgeleverd.
4.9.
Cinemember miskent hiermee dat een recht op opschorting alleen bestaat tegenover haar contractuele wederpartij jegens wie een opeisbare tegenvordering bestaat. Door het sluiten van de beëindigingsovereenkomst heeft Vixy geen verplichtingen meer jegens Cinemember. Deze verplichtingen zijn immers overgedragen aan People’s Playground. Cinemember kan zich tegenover Vixy dus niet beroepen op opschorting. Voor eventuele tekortkomingen dient Cinemember zich te wenden tot People’s Playground.
4.10.
Het voorgaande betekent dat Cinemember zal worden veroordeeld tot betaling van € 15.000,00 (exclusief BTW). Vixy heeft over dit bedrag de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 3 mei 2018 gevorderd. Cinemember heeft de verschuldigdheid van de handelsrente betwist, maar deze betwisting verder niet onderbouwd. Aangezien de betaling van de geldsom voortvloeit uit een handelsovereenkomst, ziet de kantonrechter geen reden waarom artikel 6:119a BW niet van toepassing zou zijn. Het argument van Cinemember dat geen oplevering heeft plaatsgevonden en daarom de rente niet is gaan lopen, houdt geen stand gelet op hetgeen is overwogen onder r.o. 4.4. De kantonrechter zal de wettelijke handelsrente toewijzen als gevorderd vanaf 3 mei 2018, aangezien deze ingangsdatum niet is weersproken.
4.11.
Vixy vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 925,00. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Vixy heeft met verwijzing naar en onder overlegging van de brief van 7 juni 2019 voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal eveneens worden toegewezen, nu deze niet afzonderlijk is betwist door Cinemember.
4.12.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt Cinemember als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Vixy. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
  • explootkosten € 83,38
  • griffierecht € 996,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.799,38
4.13.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De over de proces- en nakosten gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar, op de wijze zoals hierna onder de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt Cinemember om aan Vixy te betalen een bedrag van € 15.000,00 (exclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 3 mei 2018 tot de dag van volledige betaling,
II. veroordeelt Cinemember om aan Vixy te betalen een bedrag van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 7 juni 2019 tot de dag van volledige betaling,
III. veroordeelt Cinemember in de proceskosten, aan de zijde van Vixy tot op heden begroot op € 1.799,38, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de voldoening,
IV. veroordeelt Cinemember in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Cinemember niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
V. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.T. Kruis, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2020.
De griffier De kantonrechter