Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[bedrijf],
1.De procedure
2.De feiten
Betreft: INGEBREKE STELLING
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
onduidelijkof van een dergelijke mededeling sprake was en IBH deze mededeling als zodanig mocht begrijpen. Daarbij geldt dat het in dit geval gaat om een transactie van ruim € 75.000,- tussen een internationale handelspartij en een eenmanszaak. Het behoeft geen betoog dat met name voor een eenmanszaak zowel een transactie van een dergelijke omvang als de mogelijkheid dat een situatie ontstaat die verzuim doet intreden, met alle mogelijke verstrekkende gevolgen van dien, van groot belang is. Onder deze omstandigheden mocht, indachtig het genoemde arrest van de Hoge Raad, van IBH worden verwacht om zorgvuldig na te gaan of [eiser] zijn mededeling daadwerkelijk zo had bedoeld als IBH deze kennelijk opvatte, en of [eiser] zich van de implicaties daarvan bewust was. Daarmee had IBH onduidelijkheid daarover weg kunnen nemen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een schriftelijk verzoek om de mededeling en de strekking daarvan te bevestigen. Dit heeft IBH nagelaten.
€ 2.148,00
€ 543,00