In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van een man en een vrouw om erkenning van hun twee minderjarige kinderen. De ambtenaar van de burgerlijke stand van Amsterdam had op 29 augustus 2019 geweigerd om akten van erkenning op te maken, omdat hij twijfels had over de motieven van de verzoekers. De rechtbank oordeelde dat de weigering niet gerechtvaardigd was. De vrouw, van Nigeriaanse afkomst, en de man, van Togolese afkomst, hadden een verzoek ingediend om erkenning van hun kinderen, die in Italië waren geboren. De rechtbank stelde vast dat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet had aangetoond dat de erkenning in strijd was met de openbare orde of dat er sprake was van een schijnerkenning. De rechtbank oordeelde dat de erkenning door een niet-biologische ouder in Nederland mogelijk is, mits het doel van de erkenning legitiem is. De rechtbank vernietigde het weigeringsbesluit en gelastte de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akten van erkenning op te maken. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de erkenning niet verder vertraagd zou worden. De rechtbank veroordeelde de ambtenaar van de burgerlijke stand in de proceskosten.