1.2.Namens eiseres ( [eiseres] ) heeft G. [de persoon] bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht de parkeervergunning voor kenteken [kenteken] over te zetten op [bedrijf 2] Het kenteken stond volgens eiseres op naam van [bedrijf 1] , wat inmiddels is overgegaan in [bedrijf 2] Eiseres voegt een uittreksel KvK bij, waar dit uit blijkt.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar is volgens verweerder niet-ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang, omdat de intrekking in deze procedure niet ongedaan kan worden gemaakt nu de rechtspersoon [bedrijf 1] is opgehouden te bestaan per 9 juni 2017. Verweerder wijst erop dat voor de overdracht van een bedrijfsparkeervergunning een afzonderlijke aanvraagprocedure bestaat.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de bedrijfsauto’s sinds de fusie en oprichting van de [bedrijf 2] op naam van dit bedrijf staan en dat zij recht heeft op één parkeervergunning. De parkeervergunning stond op [bedrijf 1] en moet nu worden overgezet op de [bedrijf 2]
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet‑ontvankelijk heeft verklaard. Niet in geschil is dat [bedrijf 1] per 9 juni 2017 is opgehouden te bestaan. De parkeervergunning van [bedrijf 1] voldeed daarom niet meer aan de voorwaarden. Dat betekent dat verweerder op grond van artikel 37, eerste lid, onder c, van de Parkeerverordening de vergunning moest intrekken. Met het bezwaar kon eiseres niet bereiken dat de intrekking van de vergunning opgeheven zou worden, omdat het bedrijf nog steeds is opgeheven. Verweerder heeft daarom het bezwaar terecht niet‑ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
5. Eiseres heeft op de zitting nog aangevoerd dat de gemeente haar tijdig op de hoogte had moeten stellen dat de parkeervergunning zou worden ingetrokken en dat er een 0-plafond voor parkeervergunningen zou worden ingevoerd per of omstreeks 1 januari 2019, zodat zij tijdig voorafgaand aan de invoering van het 0-plafond een nieuwe aanvraag had kunnen indienen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de regelgeving omtrent parkeervergunningen en de invoering van het 0-plafond openbaar is. Het ligt op de weg van eiseres om zich daarover tijdig te laten informeren. De rechtbank merkt daarbij op dat deze informatie ook openbaar gemaakt wordt via huis-aan-huisbladen.
6. Tot slot merkt de rechtbank geheel ten overvloede nog op dat ook in het geval verweerder het bezwaar zou hebben opgevat als aanvraag voor een parkeervergunning voor de [bedrijf 2] , dit niet tot vergunningverlening zou hebben geleid omdat
- zoals verweerder op de zitting heeft toegelicht - in het gebied waar het bedrijf van eiseres gevestigd is reeds een 0-plafond was ingesteld.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse‑Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden aan partijen op: