Uitspraak
1.De beoordeling
2.De beslissing
wijst afde machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Rechtbank Amsterdam
Op 15 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven betreffende een verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had op 13 december 2019 dit verzoek ingediend voor betrokkene, geboren in 1964 en verblijvende in een psychiatrische instelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 januari 2020 zijn betrokkene, haar raadsvrouw mr. C. Stroobach, en de behandelend arts dhr. L. van Helvert gehoord. Betrokkene gaf aan dat het goed met haar gaat en dat zij nog nooit eerder was opgenomen. Ze wacht al twee jaar op een woning en staat hoog op de wachtlijst. Betrokkene is akkoord om in het vrijwillig kader in de kliniek te blijven, maar wil verhuizen zodra zij een woning toegewezen krijgt.
De raadsvrouw pleitte voor afwijzing van de vordering, omdat betrokkene in het vrijwillig kader behandeld wil worden en zij haar medicatie neemt. De behandelend arts meldde dat het beter gaat met betrokkene, hoewel de stoornis en psychose nog aanwezig zijn. De rechtbank concludeerde dat betrokkene gevaar veroorzaakt door haar geestelijke stoornis, maar dat er een alternatief is voor gedwongen opname, namelijk vrijwillige behandeling. Gezien de bereidheid van betrokkene om deze behandeling te ondergaan, heeft de rechtbank het verzoek tot machtiging tot voortgezet verblijf afgewezen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).