Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
Op 15 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1939, die verblijft in een zorginstelling te Amsterdam. Deze beschikking is naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en is gebaseerd op artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De burgemeester van Amsterdam had op 10 januari 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, waarna de rechtbank de zaak op 15 januari 2020 heeft behandeld.
Tijdens de zitting heeft de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, zijn verzet tegen de voortzetting van de inbewaringstelling geuit. De raadsman heeft aangegeven dat de betrokkene zich niet op zijn plek voelt in de huidige accommodatie en heeft de hoop uitgesproken dat hij naar een geschiktere plek kan worden overgeplaatst. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige materiële schade, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt.
De rechtbank oordeelt dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 27 februari 2020. De beschikking is openbaar uitgesproken op 15 januari 2020, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.