ECLI:NL:RBAMS:2020:4351

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3941
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoek met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiseres, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres heeft op 13 juli 2020 beroep ingesteld, nadat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van vier weken had beslist op haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 8 april 2020 verstreken was en dat eiseres verweerder op 14 april 2020 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist.

De rechtbank draagt verweerder op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 250,50, omdat de zaak van licht gewicht is en enkel de overschrijding van de beslistermijn betreft.

De uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3941

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en

de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Eiseres heeft verzocht om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Eiseres heeft op 13 juli 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie.
Verweerder heeft een schriftelijke reactie gegeven.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft verweerder op 12 februari 2020 verzocht een overzicht ter beschikking te stellen van alle rapporten en bevindingen die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft opgemaakt naar aanleiding van dierenwelzijnsinspecties van Nederlandse stallen met vleeskalveren, opgemaakt in het jaar 2019. Het bestuursorgaan beslist op een Wob-verzoek binnen vier weken. [3] Verweerder heeft de beslistermijn met vier weken verdaagd. Verweerder had dus uiterlijk op 8 april 2020 moeten beslissen.
4. De rechtbank stelt met partijen vast dat deze termijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 14 april 2020 in gebreke heeft gesteld en dat eiseres meer dan twee weken later, namelijk op 10 juli 2020, in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb).
7. In het verweerschrift van 28 juli 2020 heeft verweerder verklaard dat de verzochte documenten nog worden verzameld en geïnventariseerd. Daarna worden derden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. De zienswijzen moeten vervolgens worden beoordeeld en verwerkt. Verweerder heeft verklaard dat hij geen concrete datum voor een nieuw besluit kan geven. De rechtbank is van oordeel dat een termijn van 8 weken voldoende ruimte biedt ter afronding van het onderzoek van verweerder. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verweerder al zes maanden de tijd heeft gehad om een aanvang te maken met het benodigd onderzoek. Het voorgaande betekent dat verweerder uiterlijk 8 weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 250,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 250,50
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.