ECLI:NL:RBAMS:2020:4397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
C/13/689398 / KG ZA 20-793
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op vertoning documentaire en schending van portret- en auteursrechten

In deze zaak vorderden de eisers, onder leiding van de vennootschap Advaita Publishers LLC en 76 natuurlijke personen, een verbod op de vertoning van de documentaire "The Ashram Children: I Am No Body, I Have No Body" tijdens het Humans of Filmfestival. De eisers stelden dat de vertoning inbreuk maakte op hun portret- en auteursrechten. De stichting Humans of Film, gedaagde in deze procedure, voerde verweer en betwistte de claims van de eisers. Tijdens de zitting op 4 september 2020 werden de vorderingen toegelicht en werd de film vertoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de film een serieuze documentaire is die respectvol omgaat met de betrokkenen en dat de bezwaren van de eisers niet opgingen. De rechter concludeerde dat de vertoning van de film geen inbreuk op de portretrechten opleverde, omdat de eisers niet herkenbaar waren in de film. Daarnaast werd vastgesteld dat het gebruik van beeld- en geluidsmateriaal in de film geoorloofd was op basis van de Auteurswet, aangezien het materiaal slechts een klein deel van de film uitmaakte en de persoonlijkheidsrechten van de makers gerespecteerd waren. De vorderingen van de eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/689398 / KG ZA 20-793
Vonnis in kort geding van 4 september 2020
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
ADVAITA PUBLISHERS LLC,
gevestigd te Soquel, Californië, Verenigde Staten van Amerika,
en de 76 natuurlijke personen vermeld in de kop van de aangehechte dagvaarding,
eisers bij dagvaarding op verkorte termijn van 3 september 2020,
advocaten mr. B.A.J. Spiegeler en mr. E.J. van Knobelsdorff te 's-Gravenhage,
tegen
de stichting
STICHTING HUMANS OF FILM,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook wel Advaita c.s. en de stichting worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 4 september 2020 hebben Advaita c.s. de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en de akte houdende eiswijziging toegelicht.
De stichting heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. Vonnis is bepaald op heden.
Ter zitting waren namens Advaita c.s. aanwezig mr. Spiegeler en mr. Van Knobelsdorff. Aan de zijde van de stichting waren aanwezig [betrokkene gedaagde 1] , [betrokkene gedaagde 2] , [betrokkene gedaagde 3] en [betrokkene gedaagde 4] ( [functie] ).

2.Het geschil

2.1.
Advaita c.s. vorderen na wijziging van eis, kort gezegd, primair de stichting te verbieden om morgen tijdens het door haar georganiseerde Humans of Filmfestival de “The Ashram Children: I Am No Body, I Have No Body” van Jonathan Ofek openbaar te maken en de stichting te gebieden de trailer van de film offline te halen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Daarnaast vorderen zij de stichting te veroordelen het vonnis te publiceren in de vakbladen gericht op bioscopen en showbizz. Subsidiair vorderen Advaita c.s. de stichting te bevelen hen onherkenbaar te maken in beeld en geluid. In alle gevallen vorderen zij de stichting te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv en de overige kosten die zij voor dit kort geding hebben moeten maken, te vermeerderen met rente daarover.
2.2.
Aan hun vorderingen leggen Advaita c.s. ten grondslag dat de stichting inbreuk op hun portret- en auteursrechten maakt als zij de film uitzendt. Zij hebben in dat verband een aantal specifieke punten genoemd, waarop bij de beoordeling zal worden ingegaan.
2.3.
De stichting voert verweer.

3.De beoordeling

3.1.
In de film worstelt maker Jonathan Ofek met zijn verblijf als kind in India, in de ashram van de goeroe [naam goeroe] , ook wel [naam goeroe] genoemd, waar zijn ouders hem tot zijn 19e jaarlijks een aantal maanden mee naar toe namen. Hij bezoekt na twintig jaar lotgenoten die inmiddels meer of minder afstand hebben genomen van de leer van [naam goeroe] . Sommigen zijn zeer kritisch over [naam goeroe] en hun verblijf als kind in de ashram, maar de goeroe wordt nergens belachelijk gemaakt en over hem of zijn aanhangers wordt ook niet spottend of minachtend gedaan. Integendeel, het is een serieuze, gewetensvolle, documentaire met respect voor alle betrokkenen. In deze context zullen de bezwaren van Advaita c.s. tegen de film worden beoordeeld.
3.2.
Advaita c.s. stellen dat hun portretten in de film worden gebruikt zonder dat zij daarvoor toestemming hebben gegeven. Zij verzetten zich daartegen omdat volgens hen in de film een onjuist, misleidend en schokkend beeld wordt geschetst van de leer van Advaita Vedanta en de goeroe [naam goeroe] .
Ter zitting is de film vertoond. Onduidelijk is gebleven wie van de (76) eisers in de film te zien zijn. Hoe zij eruit zien is niet bekend. In ieder geval komen in de hele film geen 76 mensen voor. De film bevat foto’s en video-opnamen van zeker twintig jaar geleden. Van de meeste mensen die daarop te zien zijn, is het gezicht ‘geblurred’ of is alleen de rug zichtbaar. Als bepaalde eisers al in de film voorkomen, dan is niet aannemelijk dat zij op deze oude, geblurrde foto’s herkenbaar zullen zijn voor mensen buiten de leefgemeenschap in India waartoe zij behoren of behoorden. In het geval dat een enkele eiser toch zou worden herkend, heeft hij of zij, mede gelet op het hiervoor onder 3.1. beschreven karakter van de film, geen redelijk belang om zich te verzetten tegen openbaarmaking van zijn of haar portret. Voorshands is dan ook niet aannemelijk dat vertoning van de film een inbreuk op de portretrechten van eisers oplevert.
3.3.
Advaita c.s. stellen verder dat in de film zonder toestemming gebruik is gemaakt van beeld- en geluidsmateriaal waarop enkelen van hen de auteursrechten hebben. Het gaat om foto’s uit een boek over de goeroe, waarop Advaita Publishers de auteursrechten zou hebben, foto’s gemaakt door een zekere [naam maker foto's] en door eiser [naam eiser 1] , waarop deze twee de auteursrechten zouden hebben, en ten slotte geluidopnames waarop te horen is dat de goeroe twee zinnen uitspreekt, die in 1983 door eiser [naam eiser 2] zouden zijn gemaakt.
3.4.
De stichting betwist dat de rechten op dit materiaal bij Advaita c.s. liggen. Dit verweer is in zoverre terecht dat in het colofon van het boek waaruit foto’s zijn getoond staat vermeld dat [naam goeroe] auteursrechthebbende is en dat de lezer voor informatie terecht kan bij de uitgever Sri Vidya Samiti. Eisers zijn het antwoord op de vraag hoe de auteursrechten dan bij Advaita Publishers terecht zijn gekomen, schuldig gebleven.
De stichting heeft gemotiveerd betwist dat [naam maker foto's] de maker van gebruikte foto’s is. Wie de maker is kan hier in het midden blijven, omdat [naam maker foto's] helemaal geen eiseres is.
3.5.
Eisers [naam eiser 1] en [naam eiser 2] stellen auteursrechten te hebben op een aantal foto’s en de geluidsopname die in de film te zien zijn en te horen. De stichting betwist dat. Zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor het kort geding zich niet leent, is niet vast te stellen of [naam eiser 2] en [naam eiser 1] auteursrechthebbenden zijn.
3.6.
Wat er ook zij van het antwoord op de vraag wie de auteursrechten heeft op het gebruikte materiaal, is het gebruik van het materiaal geoorloofd op grond van het bepaalde in de artikelen 15a en 18a van de Auteurswet. Het materiaal maakt slechts een klein deel van de film uit, is van ondergeschikte betekenis afgezet tegen de hele film en gaat niet verder dan noodzakelijk om het doel van de film te bereiken. Het geluidsfragment dient de innerlijke dialoog die de filmmaker voert met de leer van de leefgemeenschap. De getoonde portretten van de goeroe dienen ter illustratie en zijn ook van ondergeschikt belang. Het is bovendien redelijkerwijs niet mogelijk in de film de bron en de naam van de makers van de foto’s en de geluidsopname te vermelden. Ten slotte zijn de persoonlijkheidsrechten van de makers gerespecteerd.
3.7.
De stelling dat de filmmaker een telefoongesprek met één van eisers heeft gemanipuleerd is gemotiveerd betwist. Voor zover deze eiseres al auteursrecht heeft op haar woorden in dat gesprek, geldt hetzelfde als overwogen in 3.6.
3.8.
Van het gebruik van een verborgen camera is niet gebleken. De desbetreffende opnamen lijken te zijn gemaakt door de filmmaker als kind. Vanaf zijn bar mitswa liep hij met een camera rond, zoals hij in de film vertelt en te zien is. Bovendien is op de desbetreffende beelden iedereen op de rug gefilmd, op de goeroe na.
3.9.
Nu niet aannemelijk is dat vertoning van de film inbreuk maakt op enig recht van Advaita c.s. of om andere redenen onrechtmatig jegens hen is, zullen de vorderingen worden afgewezen.
3.10.
Advaita c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat drie kwart van het verweer betrekking heeft op de gestelde auteursrechten en een kwart op de portretrechten, zal drie kwart van het indicatietarief voor een eenvoudig kort geding worden toegekend en een kwart van het toepasselijke liquidatietarief. De kosten aan de zijde van de stichting worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat indicatietarief 4.500,00 (3/4 van € 6.000,00)
- salaris advocaat liquidatietarief
245,00(1/4 van € 980,00)
Totaal € 5.401,00 inclusief BTW
3.11.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
4.2.
veroordeelt Advaita c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de stichting tot op heden begroot op € 5.401,00 inclusief BTW,
4.3.
veroordeelt Advaita c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 157,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
4.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2020. [1]

Voetnoten

1.type: eB