Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Procesgang
2.Inhoud van het klaagschrift en standpunt van de verdediging
3.Standpunt van het Openbaar Ministerie
5.Beslissing
ongegrond.
Rechtbank Amsterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 augustus 2020, is het klaagschrift van klager, die tevens beslagene is, behandeld. Klager had verzocht om teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 1.105,-. Dit bedrag zou volgens klager toebehoren aan zijn dochter, die uit het buitenland komt en nog geen bankrekening heeft. Klager stelde dat hij het geld in zijn woning bewaarde om te voorkomen dat zijn dochter met veel contant geld op straat zou lopen.
Het Openbaar Ministerie verzet zich echter tegen de teruggave, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat het geld daadwerkelijk aan de dochter van klager toebehoort en omdat het geld mogelijk afkomstig is uit illegale activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager verdacht wordt van het voorhanden hebben en dealen van harddrugs en witwassen. Het geld werd aangetroffen tijdens een doorzoeking van klagers woning, waar het verspreid over verschillende jaszakken was aangetroffen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat het niet de bedoeling is om vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele hoofdzaak. Gezien de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen en de verklaring van klager dat hij niet van zijn uitkering kan rondkomen, is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter het geld later verbeurd zal verklaren. De rechtbank heeft daarom het beklag ongegrond verklaard en de teruggave van het geld aan klager geweigerd.